Aspectibus


Bouwspecificatie encyclopedie versie 2025

Meer dan 900 alfabetisch gerangschikt termen. Met name juridische en daaraan verwante (inkoop)technische zaken.

Primair als naslagwerk voor moderne Bouwspecificatiedeskundigen alsmede voor  de klassieke bestekschrijvers.

Ook handig en leerzaam voor aanpalende beroepsgroepen in de bouwsector in het algemeen en de B&U-sector specifiek.

Verzameld en bewerkt door ing. H.H.M (Henny) Miltenburg, eigenaar ASPECTIBUS, Academie voor specificeren en trainingen in de B&U-sector

2ba

Hét centrale artikelbestand, voor en door de branche! Bij 2BA zitten miljoenen technische producten binnen één centrale artikeldatabase. Hierdoor is de gehele installatieketen verzekerd van actuele product- én handelsinformatie. 2BA beheert sinds 2004 de neutrale datapool voor het gecontroleerd en digitaal uitwisselen van productgegevens tussen leverancier en afnemer op basis van de internationale ETIM standaarden. De productgegevens van de fabrikant, importeur en/of agent worden hierin dan ook gecontroleerd en geclassificeerd opgenomen. Waar van toepassing worden deze gegevens gekoppeld met aanvullende handelsinformatie, zoals aangeleverd door de groothandel. Denk hierbij onder andere aan prijsinformatie, verpakkingseenheden en logistieke data zoals verpakkingsvorm, gewicht en afmetingen. Binnen de 2BA datapool worden hierdoor dus zowel de product- als de hier bij behorende handelsgegevens voor de gehele keten continu compleet en actueel gehouden en beschikbaar gesteld aan de data-afnemers. Reeds 2.994 installatie- en montagebedrijven maken dankbaar gebruik maken van product- en prijsinformatie uit de 2BA datapool!


Product- en gerelateerde groothandelsgegevens kunnen door installatie- en montagebedrijven vanuit de 2BA datapool worden ingelezen in het eigen software pakket. Dit kan bijvoorbeeld op basis van een vooraf bij 2BA ingesteld selectieprofiel. Daarnaast ondersteunt een groeiend aantal softwarepartijen de door 2BA ontwikkelde Unifeed zoekmachine. Hiermee heeft u de mogelijkheid om vanuit uw eigen software online te zoeken in de 2BA datapool en de geselecteerde artikelen hieruit direct over te nemen naar uw eigen applicatie. Ook hier biedt de filtermogelijkheid op ETIM productklassen en/of kenmerken een belangrijk handvat om steeds snel tot het juiste product te komen. 2BA heeft met een (nog steeds groeiend) aantal toonaangevende softwarehuizen van onder meer ERP en projectmanagement applicaties een partnerschap gesloten omtrent de ETIM Classificatie en (semi-)geautomatiseerde bestandsuitwisseling met de datapool.


Indien gewenst biedt 2BA via de Online Conditie Server de mogelijkheid om ook netto inkoopprijzen van artikelen bij groothandels én eventueel de actueel beschikbare voorraad bij de leverancier zichtbaar te maken. Voor de berekening van de nettoprijs wordt dan automatisch rekening gehouden met de onderling overeengekomen inkoopcondities (kortingen). Dit echter onder voorbehoud dat de betreffende leverancier op deze service is aangesloten.


24-uurszorg (Bbl)

Vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg voor professionele zorgverlening aan de bewoners gedurende 24 uur per dag.

 

2 fasen contract

Twee-fasen-contracten komen steeds vaker voor in Nederland. In de afgelopen jaren is er elk jaar opnieuw een forse toename te zien in het aantal aanbestedingen dat op deze wijze gegund wordt. Simpel gezegd is een twee-fasen-contract een aanbesteding waarbij de ontwerpfase en de realisatiefase van elkaar gescheiden zijn. In de ontwerpfase bundel je je krachten met de opdrachtgever, vaak in de vorm van een ontwerpteam waarin expertises maximaal ingezet kunnen worden doordat er intensief samen wordt gewerkt waarbij de opdrachtgever volledig betrokken wordt. Er wordt ruimte gemaakt om gezamenlijk oplossingen en ideeën te bespreken en er is openheid en transparantie over beheersing van de begroting en risico’s.

 

Pas als de gezamenlijke ontwerpfase succesvol is afgerond wordt:

  1. er een overeenkomst gesloten voor de realisatiefase (rest engineering plus realisatie) – of
  2. wordt er afgezien van een verdere samenwerking.

 

Dat laatste is niet uniek want in een regulier proces conform de DNR dan wel de UAV-GC kan men ook tussentijds van elkaar, de zgn. zachte knip.

 

 

In artikel 11, lid 7 van de DNR staat:

 

De adviseur vangt eerst aan met een volgende fase, bijvoorbeeld van VO naar DO, nadat de opdrachtgever daartoe schriftelijk zijn toestemming heeft verleend. In deze toestemming wordt de goedkeuring van de werkzaamheden verricht in de voorafgaande fasen geacht te zijn begrepen, behalve voor zover de opdrachtgever zijn goedkeuring aan onderdelen van de werkzaamheden uitdrukkelijk heeft onthouden.

 

In paragraaf 20 lid 1 van de UAV-GC staat:

 

1De Opdrachtgever is bevoegd om te toetsen of:

  1. de uit Ontwerpwerkzaamheden voortkomende Ontwerpdocumenten,

voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Overeenkomst. Deze toetsing vindt plaats op basis van het toetsingsplan Ontwerpwerkzaamheden. De Opdrachtgever is slechts bevoegd tot toetsing van de in deze paragraaf bedoelde kwalificaties van hulppersonen en Ontwerpdocumenten, voorzover het toetsingsplan daarin uitdrukkelijk voorziet, behoudens het bepaalde in lid 2

4 De Opdrachtgever is niet verplicht gebruik te maken van zijn toetsingsbevoegdheid uit hoofde van deze paragraaf. Het is aan hem te bepalen of en hoe hij die toetsingsbevoegdheid gedurende de Ontwerpwerkzaamheden uitoefent. Niettemin rust op de Opdrachtgever de verplichting de Opdrachtnemer schriftelijk en binnen bekwame tijd te informeren, indien hij een tekortkoming van de Opdrachtnemer daadwerkelijk heeft opgemerkt.

 

Wanneer de Opdrachtgever gebruik wilt maken van deze bevoegdheid, moet hij de ontwerpdocumenten die hij wenst te toetsen, specificeren in een ‘toetsingsplan ontwerpwerkzaamheden’, dit is Annex IV. De engineering in een UAV-GC kan gaan over de het PvE, VO, DO (en helaas UO, waarom geen TO)

 

 

De Handreiking Aanbesteden van twee fasen contracten van CROW beschrijft hoe een aanbesteding zo ingericht kan worden, dat er gestuurd wordt op een succesvolle samenwerking. (november 2023)

 

Met de toepassing van een 2-fasen aanpak wordt een tweetal doelen nagestreefd, namelijk:

  1. Allereerst wordt beoogd de risico’s van projecten te reduceren zodat projecten een betere prijs krijgen en beter beheersbaar en voorspelbaar zijn voor zowel Rijkswaterstaat als de markt.
  2. Daarnaast wordt beoogt de transactiekosten te verlagen om daarmee bij te dragen aan een financieel gezonde en productieve sector (p. 12 Handreiking).

 

De aanleiding voor het toepassen van de 2-fasen aanpak bij onder meer Rijkswaterstaat vormt de bevinding van Rijkswaterstaat dat door de marktdynamiek en de manier waarop met risico’s in grote projecten wordt omgegaan, marktwerking verloren dreigt te gaan. In Jip en Janneketaal, inschrijvers blijven weg van GC contracten vanwege de risico’s. Meer hierover is te lezen in het rapport ‘Toekomstige Opgave Rijkswaterstaat’ van Rijkswaterstaat uit 2019. Marktpartijen zijn kritischer over hun deelname aan met name grote risicovolle projecten. In het rapport wordt een marktbrede transitie voorgesteld naar een financieel gezonde, concurrerende en innovatieve sector. De benodigde transitie wordt door Rijkswaterstaat en de markt gezamenlijk ingezet vanuit het programma ‘Op weg naar een vitale infrasector’. De 2-fasen aanpak wordt als één van de verbetermaatregelen binnen dit programma opgepakt.

 

Een 2-fasen aanpak kenmerkt zich doordat na de fasen van voorbereiding en aanbesteding, het contract in twee opeenvolgende fasen wordt uitgevoerd. In fase I werken marktpartijen en Rijkswaterstaat intensief samen aan nadere onderzoeken en ontwerpwerkzaamheden, gericht op het verkrijgen van meer informatie over onder andere de risico’s en kansen. Een van de resultaten van deze fase is een reële en marktconforme vaste prijs waar de marktpartij in fase II de werkzaamheden voor uitvoert. Een goede samenwerking en onderling vertrouwen tussen Rijkswaterstaat en marktpartijen is essentieel om de 2-fasen aanpak gezamenlijk te doorlopen.

 

In de handreiking 2-fasen aanpak leggen Rijkswaterstaat en de markt gezamenlijk vast op welke wijze een 2-fasen aanpak bij Rijkswaterstaat projecten wordt toegepast. Daarmee biedt de handreiking helderheid aan projectteams. Daarnaast stelt de handreiking Rijkswaterstaat in staat om toe te werken naar een uniforme wijze waarop een 2-fasen aanpak wordt vormgegeven. Rijkswaterstaat neemt de handreiking op in de Werkwijzer RWS.

 

De handreiking 2-fasen aanpak is in april 2023 door Rijkswaterstaat vastgesteld en gepubliceerd op de website van het programma ‘Op weg naar een vitale infrasector’. Klik hier om de handreiking te openen.

 

In dat document staat:

 

Bij een 2-fasen aanpak wordt voor de contractvorm een keuze gemaakt uit één van de twee hoofdvormen:

  1. Contract o.b.v. de UAV-GC voorwaarden voor fase I en fase II
  2. Bouwteamovereenkomst voor fase I en contract o.b.v. de UAV-GC voorwaarden voor fase II

Eerder is al gesteld dat de uitvoering van de opdracht in fase II overeen komt met de uitvoering in reguliere projecten. Dit betekent dat voor fase II een contractvorm wordt gehanteerd die ook voor reguliere projecten wordt toegepast. Bij projecten van Rijkswaterstaat (en andere overheidsorganisaties) wordt veelvuldig gebruik gemaakt van contracten op basis van de UAV-GC voorwaarden, zoals een D&C-contract of E&C-contract. Daarom wordt de UAV-GC voor fase II in deze handreiking als uitgangspunt gehanteerd. Dit laatste is vreemd want fase 2 in de huidige Model Bouwteamovereenkomsten gaan uit van een UAV 2012 contract. In de versie van KBN staat:

 

 

Als het bouwteam een volledig uitgewerkt Ontwerp maakt, wordt de vervolgovereenkomst met de Aannemer beheerst door de UAV. Is het product van het bouwteam daarentegen niet een volledig uitgewerkt Ontwerp, dan zijn op het vervolg de UAV-GC van toepassing. Omdat het model ook in de infra zal worden toegepast, zal vaker sprake zijn van aanbestedingsplichtige opdrachten. De opdrachtgever (aanbestedende dienst) moet dan rekening houden met de eisen die voortvloeien uit de Aanbestedingswet.

De gekozen opzet veronderstelt dat in dat geval zowel het bouwteam als aansluitend de uitvoering als één werkpakket wordt aanbesteed. Gunningscriteria en vaststelling van de aanneemsom in relatie tot (niet toegestane) wezenlijke wijzigingen verdienen daarbij aandacht.

 

Verschil Bouwteam en 2 fasen contract

  1. Binnen een bouwteam is de aannemer in fase 1 een adviseur en wordt gecontracteerd obv de DNR
  2. Binnen een 2 fasen contract is de aannemer in fase 1 een opdrachtnemer en wordt gecontracteerd obv van de UAV-GC. Dit impliceert dan het geen dienst is maar aanneming van werk zoals opgenomen in de MBO en dat is onlogisch;
  3. Binnen een bouwteam is de aannemer in fase 2 een aannemer mits het ontwerp in fase 1 uitgewerkt is op TO niveau, de uitvoering is derhalve gebaseerd op de UAV 2012;
  4. Binnen een 2 fasen contract is de aannemer in fase 2 een opdrachtnemer ongeacht de uitwerking van fase 1, de rest-engineering en uitvoering is derhalve gebaseerd op de UAV-GC

 

In het modelbouwteam van KBN staat echter het volgende

 

Het Ontwerp voor het Werk dat in het bouwteam tot stand zal worden gebracht zal bestaan uit de volgende documenten:

  1. ………………………………………………………………..
  2. ………………………………………………………………..
  3. ………………………………………………………………..
  4. ………………………………………………………………..
  5. ………………………………………………………………..

(invullen VO/DO/UO etc.)

 

Het vreemde hierin dan de TO, de TS, niet op TO niveau (conform de DNR) zou kunnen worden uitgewerkt, dus niet op middelenniveau.

 

06 Technisch Ontwerp (TO)

Het doel van deze fase is:

  • het zodanig – in technische zin – uitwerken en specificeren van het bouwwerk in al zijn facetten, dat op basis daarvan definitieve prijsvorming voor de uitvoering kan plaatsvinden.

 

08 Uitvoering – Uitvoeringsgereed Ontwerp (UO)

Het doel van deze fase is:

  • het zodanig uitwerken van het ontwerp, dat aan de hand daarvan de productie van bouw- en installatiecomponenten, alsook de daadwerkelijke uitvoering en assemblage op de bouwplaats kan plaatsvinden.

 

Je kunt je afvragen of de contractuele knip naar fase 2 achter het UO zou moeten zitten, want dat is niet gebruikelijk. Bovendien is een uitwerking van enkel een VO ook wel erg karig want dan krijg je nog veel discussie over de vervolgengineering.

 

Bovendien staat in de versie van KBN:

 

Artikel 14

  1. Indien de prijsaanbieding van de Aannemer past binnen het Taakstellend Budget, komt een aannemingsovereenkomst tot stand, een en ander met inachtneming van artikel 17 lid 2 en 3.

 

In artikel 14 had beter kunnen staan:

  1. Indien de prijsaanbieding van de Aannemer aan het einde van fase 1 past binnen het Taakstellend Budget, komt een aannemingsovereenkomst tot stand, een en ander met inachtneming van artikel 17 lid 2 en 3, op basis van:
    1. De UAV 2012, indien de output van fase 1 een technisch ontwerp is conform fase TO (DNR/STB)
    2. De UAV-GC 2025 indien de output van fase 1 een VO, DO ontwerp is. (de UAV gc kent namelijk geen SO)

 

In artikel 17.3 staat:

 

Op de aannemingsovereenkomst zijn van toepassing: (toepasselijke keuze aankruisen):

 de UAV 2012;

 de UAV-GC 2005, met inbegrip van de Basisovereenkomst

 

In artikel 17.3 had beter kunnen staan:

 de UAV 2012; met inbegrip van de kernbedingen van hoofdstuk 01 uit een STABU bestek en/of een soortgelijke MBO

 de UAV-GC 2005, met inbegrip van de kernbedingen van de bij de GC behorende Basisovereenkomst

 

Conclusie

Het verschil lijkt te zitten in de rol van de opdrachtgever in fase 1.

  1. Bij een bouwteam is de aannemer de leidende adviseur in het ontwerpteam
  2. Bij 2 fasen is de opdrachtgever de leidend persoon in het ontwerpteam

 

In het geval van een twee-fasen-contract gaat de opdrachtgever op zoek naar de beste partner om samen tot een formulering van het ontwerp te komen, fase 1

 

 

 

Een aanbesteding (van wat, een dienst of werk?) wordt gegund op basis van kwalitatieve criteria, en niet de prijs in euro’s onder de streep. Die criteria bestaan vaak uit de volgende elementen: een kansendossier, een risicodossier, een document waarin je uiteenzet hoe je zult samenwerken met de opdrachtgever en de samenstelling van je team. 

 

Eigenlijk is een 2 fasencontract een afgeleide van een klassiek contract, wat sommigen al afserveren als traditioneel, waar ontwerp (fase 1) en uitvoering (fase 2) al een feit was. Probleem daarbij echter is dat als je een aannemer opneemt in het ontwerpteam van fase 1 hij niet meer kan meedingen naar de opdracht.

Immers, betrokkenheid van marktpartijen bij de voorbereiding kan echter leiden tot ontoelaatbare belangenverstrengeling door voorkennis ten opzichte van de concurrentie. Ook het inzetten van marktpartijen om de inschrijvingen te beoordelen kan leiden tot concurrentievervalsing, waardoor een aanbesteding kan mislukken. Zaak is dus om de aannemer die zitting heeft gehad in het ontwerpteam niet te betrekken bij de (voorbereiding van de) aanbesteding van het werk, fase 2, zodat deze wel een (mede)inschrijver kan zijn.

Omdat het aandeel werk in een bouwteamovereenkomst groter is dan het aandeel dienst dient het als een werk te worden aanbesteed. Voor het bepalen van de GOW dienen zowel fase 1 als 2 gekapitaliseerd te worden.

 

3D model versus BIM model

Volgens sommige opvattingen is het 3D-model enkel een draadmodel wat een architect of adviseur maakt in het SO of VO. Een BIM model zou volgens deze opvatting een 3D model zijn met wat doch zeer beperkte data erin.

Volgens de auteur van deze Lexicon is het BIM model al een feit in pre-ontwerpfase, met daarin opgenomen middels specificaties (veelal functioneel en zoveel mogelijk oplossingsvrij), van de KES en/of PvE+W. Deze zijn de onderleggers voor de architect en adviseurs om de 1e 3D modellen te maken. Systems Engineering is immers een  iteratief proces van specificeren en ontwerpen.

Kort gezegd kun je derhalve hebben:

  1. Een BIM model zonder 3D maar met een KES/PvE+W, de Technsiche Specificatie welke je ook zou kunnen aanbesteden als een aanbestedingsdocument bij een Turn-key overeenkomst;
  2. Een BIM model met grofmazige 3D, in het SO en VO;
  3. Een BIM model met fijnmazige 3D, in het DO en TO;
  4. Een BIM model met zeer fijnmazige 3D, het as build BIM model. As Build gaat dus niet enkel over de grafische kant maar zeker ook over de data kant.


7-deling

De standaard technische bepalingen in zowel de RAW standaard als de STABU standaard worden in ieder techniek beschrijvend hoofdstuk, een werkcategorie, verdeeld in 7 paragrafen, het derde getal in de notatie:

  1. Begrippen: Een afbakening c.q. beschrijving van in het bestek gebruikte termen, die niet eenduidig zijn;
  2. Eisen en uitvoering: Randvoorwaarden die gesteld worden aan de uitvoering en kwaliteitseisen aan het verlangde resultaat;
  3. Informatieoverdracht: Een beschrijving van de informatie, die opdrachtgever en aannemer elkaar tenminste behoren te verstrekken;
  4. Risicoverdeling en garanties: Een nadere afbakening van verantwoordelijkheden tijdens (en in bepaalde gevallen aansluitend op) de uitvoering.
  5. Bijbehorende verplichtingen: Een beschrijving van werkzaamheden, die tot de verplichtingen van de aannemer behoren; deze werkzaamheden zijn van zodanige aard dat zij niet door middel van besteksposten verwoord worden, maar door middel van bepalingen.
  6. Bouwstoffen: Kwaliteitseisen te stellen aan bouwstoffen, voor zover deze niet zijn opgenomen in technische normvoorschriften waarnaar in de B-rubriek van de bestekpost verwezen kan worden;
  7. Meet- en verrekenmethoden: Wijze van meting en verrekening van resultaat, activiteiten en bouwstoffen, voor zover deze niet zijn opgenomen in technische normvoorschriften waarnaar in de R-rubriek van de bestekpost verwezen kan worden.

 

In een STABU bestekboek kan, eender in hoofdstuk 01 ten opzichte van de UAV 2012, hierop geanticipeerd worden, bijvoorbeeld door toevoegingen en (uitdrukkelijke) afwijkingen op de standaard technische bepalingen uit de STABU standaard. Om te voorkomen dat het 6-cijferige artikelnummer, 3 maal 2 getallenparen, in het bestekboek ook identiek zou terugkomen in de STABU standaard, heeft men ervoor gekozen om de subparagraaf weg te laten in de standaard, het 2e cijfer van het 2e getallenpaar.

A1-verklaring (WKA)

Is een internationale detacheringverklaring waarin staat dat de werknemer die tijdelijk in het buitenland werkt, voor die werkzaamheden ook in zijn woonland is verzekerd voor de sociale verzekeringen. Hierin staat onder meer de termijn waarvoor deze afspraak geldt en de plaats waar de werknemer gaat werken. Nadere informatie is te verkrijgen bij de Sociale verzekeringsbank, afdeling Internationale Detachering (020- 6565277) of www.svb.nl. De A1-verklaring is de nieuwe versie van de E101-verklaring, ingevoerd na het in werking treden van de nieuwe Europese regels voor de sociale verzekeringen Verordening (EG) nr. 883/2004. Behalve voor de landen in de EU, de EER en Zwitserland, heeft Nederland ook socialeverzekeringsverdragen gesloten met een aantal landen buiten de EU, de EER en Zwitserland. Dit zijn momenteel: Australië, Bosnië- Herzegovina, Canada, Canada-Quebec, Chili, Egypte, India, Israël, Japan, Kaapverdië, Kanaaleilanden, Macedonië, Man, Marokko, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Servië, Tunesië, Turkije, Uruguay, Verenigde Staten, Zuid-Korea.


Aanbesteden

Inkoop is het vakgebied dat zich bezighoudt met alle inkoopwerkzaamheden, van de behoefte bepalen tot en met de daadwerkelijke (op)levering, narooiwerk en evaluatie. Aanbesteden is een specifieke methode om in te kopen. Een andere manieren van inkopen is het doen van offerteverzoeken. Volgens de Gids Proportionaliteit is aanbesteden: “specificeren, selecteren en contracteren”. Hoewel er geen gunningplicht bestaat is men wel van mening dat die intentie er wel moet zijn, mede omdat daar er bij de inschrijvers aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt, de zogenaamde tenderkosten, om mee te kunnen dingen naar een opdracht, kosten die niet zomaar, zeker niet bij een vruchteloze inschrijving, terugverdient kunnen worden.

Aanbesteder (ARW 2016)

Degene die voornemens is een opdracht te verlenen.

Aanbesteder (ARW 2016)

Degene die voornemens is een opdracht te verlenen (ARW 2016);

Aanbestedende dienst (aanbestedingswet 2012)

De staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen.


Aanbesteding (ARN 2016)

De formele vaststelling van de tijdig ontvangen inschrijvingen.

Aanbestedingsstukken (ARW 2016)

Alle stukken die door de aanbesteder worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure.

Aanbestedingsbesluit

Het aanbestedingsbesluit is een wat meer praktische uitwerking van de Aanbestedingswet. Belangrijk in dit besluit, welke overigens enkel van toepassing is voor aanbesteding plichtige partijen, is de aanwijzing van:

  1. In artikel 10; "Als richtsnoer, bedoeld in deartikelen 1.10, derde lid,13, derde lid, enartikel 1.16, derde lid, van de wetwordt aangewezen: de Gids proportionaliteit."
  2. In artikel 11, "Als richtsnoer bedoeld inartikel 1.22, eerste lid, van de wetwordt aangewezen het Aanbestedingsreglement Werken 2016."


Aanbestedingsstukken (ARW 2016)

Alle stukken die door de aanbesteder worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure;

Aanbestedingsplicht

De aanbestedingsplicht geldt in principe alleen voor opdrachten van zogenaamde aanbestedende diensten, dus niet voor private partijen. Onder het begrip 'aanbestedende dienst' wordt verstaan (art 1.1 Aanbestedingswet 2012): “de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen”.


Voor aanbestedingen boven de Europese drempel zijn er Europese regels vastgelegd in 3Europese richtlijnen. Nederland heeft deze 3 richtlijnen, net binnen de verplichte termijn van 2 jaar, omgezet in de Aanbestedingswet 2012, wat overigens ook andere lidstaten hebben moeten doen.

Aanbestedende diensten van een lidstaat moeten een opdracht Europees aanbesteden als de geraamde waarde van de opdracht de Europese drempelbedragen overschrijdt. Deze drempelbedragen worden om de 2 jaar aangepast en zijn vastgesteld voor o.a. werken, diensten en leveringen in artikel 4van Inkooprichtlijn2014/24.


We kennen grofweg de volgende 4 soorten aanbesteders:

  1. Aanbestedingsplichtig en professioneel, bijvoorbeeld RVB, ProRail, RWS, Een academisch ziekenhuis (Universitair Medisch Centrum);
  2. Aanbestedingsplichtig en niet professioneel, bijvoorbeeld ….
  3. Niet aanbestedingsplichtig, professioneel, bijvoorbeeld een woningcorporatie of projectontwikkelaar;
  4. Niet aanbestedingsplichtig, niet professioneel, bijvoorbeeld een schoolbestuur.


Aanbieding (ABAA DNR 2011)

Contractdocument waarmee de adviseur te kennen heeft gegeven de opdracht te willen vervullen conform het bepaalde in de overeenkomst.

Aankleding (Bbl)

Op of aan een constructieonderdeel bevestigd materiaal.

Aanbestedingsprocedure voor overheidsopdrachten

De geschatte opdrachtwaarde (GOW) bepaalt conform De Gids Proportionaliteit grotendeels welke aanbestedingsprocedure gevolgd moet worden. Is deze gelijk aan of hoger dan de Europese drempelwaarde, een bedrag wat om de 2 jaar wordt vastgesteld, moet een Europese aanbestedingsprocedure worden gevolgd. Blijft men onder dit drempelbedrag dan moet een doelmatige nationale aanbesteding worden gevolgd, conform de Gids, als in het Aanbestedingsbesluit aangewezen richtsnoer. Inkopers gebruiken vaak een gedifferentieerde versie van getoonde diagrammen in de Gids Proportionaliteit als onderlegger voor de inkoop van een Werk, met toevoegingen, gekoppeld aan de GOW, als:

  1. Social return, sociaal bestek;
  2. Duurzaamheid;
  3. Samenmwerkingsvorm en Contractvorm:
    1. Klassiek gecoördineerd;
    2. Geïntegreerd;
  4. Algemene voorwaarden:
    1. Van de aannemer/opdrachtnemer
    2. Inkoopvoorwaarden;
    3. Verkorte voorwaarden (CEW)
    4. Paritaire voorwaarden:
      1. UAV 2012;
      2. UAV-gc 2025
    5. Technische Specificatie:
      1. Beschrijving van het werk op middelenniveau (STABU/RAW)
      2. Technische omschrijving:
        1. Werksoortgericht;
        2. Elementgericht
      3. Vraagspecificatie (GC)
      4. Outputspecificatie (PPS)

Uit een dergelijke inkoopmatrix voor een werk, welke vaak een beleidsstuk is, kan men vervolgens bepalen:

  1. De aanbestedingsprocedure;
  2. Contractopzet:

 

 

Aanbestedingsstukken (Aanbestedingswet 2012)

Alle stukken die door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure;

 

Aanbetalingsgarantie

Een middel, zoals een garantiefonds, om als een bedrijf failliet gaat, de aanbetaling terug te krijgen. Ook wel vooruitbetalingsgarantie genoemd.



Aanbestedingswet

Europese richtlijnen hebben, in tegenstelling tot Europese verordeningen geen rechtstreekse werking in de lidstaten. Dit betekent dat ze moeten worden omgezet, binnen 2 jaar, in nationale wetgeving van ieder lidstaat. Zo zijn de drie aanbestedingsrichtlijnen 2014/23, 2014/24 en 2014/25 omgezet in een deel van de Aanbestedingswet 2012. Naast de Europese Richtlijnenbevat de Aanbestedingswet 2012 ook aanvullende, nationale aanbestedingsregels, voor onder de drempel. De wettekst van de Aanbestedingswet 2012 is leidend voor aanbestedende diensten, niet de Europese richtlijnen.

In de Aanbestedingswet 2012 staan zogezegd regels en procedures voor het aanbesteden van opdrachten, van aanbestedende diensten, zowel onder (Nationaal aanbesteden) als boven (Europees aanbesteden) de drempelbedragen. Aanbesteden diensten in deze zijn onder meer gemeenten, provincies en waterschappen; publiekrechtelijke instellingen (zoals universiteiten en scholen); speciale-sectorbedrijven (zoals drinkwaterbedrijven, energiebedrijven en vervoersdiensten als Schiphol en de NS).


Aanbieding(UAV-gc)

contractdocumentwaarmee de Opdrachtnemer te kennen heeft gegeven het Werk en, eventueel, hetMeerjarig Onderhoud te willen realiseren conform het bepaalde in deOvereenkomst tegen betaling van de in de Basisovereenkomst vastgelegde prijs.


Aanbod en aanvaarding

Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht

Artikel 213 (6:213 BW)

Overeenkomst

  1. Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.
  2. Op overeenkomsten tussen meer dan twee partijen zijn de wettelijke bepalingen betreffende overeenkomsten niet toepasselijk, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de overeenkomst zich daartegen verzet.


Artikel 214 (6:214 BW)

Wettelijke bepaling en standaardregeling

  1. Een overeenkomst door een der partijen gesloten in de uitoefening van haar bedrijf of beroep, is behalve aan de wettelijke bepalingen ook onderworpen aan eenstandaardregeling, wanneer voor de bedrijfstakwaartoe het bedrijf behoort, of voor het beroep ten aanzien van zodanige overeenkomst een standaardregeling geldt. De bijzondere soorten van overeenkomsten waarvoor standaardregelingen kunnen worden vastgesteld en de bedrijfstak of het beroep, waarvoor elk dezer regelingen bestemd is te gelden, worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.
  2. Een standaardregeling wordt vastgesteld, gewijzigd en ingetrokken door een daartoe door Onze Minister van Justitie te benoemen commissie. Bij de wet worden nadere regelen gesteld omtrent de wijze van samenstelling en de werkwijze van de commissies.
  3. De vaststelling, wijziging of intrekking van een standaardregeling wordt niet van kracht voordat zij door Ons is goedgekeurd en met Ons goedkeuringsbesluit in de Nederlandse Staatscourant is afgekondigd.
  4. Bij een standaardregeling kan worden afgeweken van wettelijke bepalingen, voor zover daarvan ook afwijking bij overeenkomst, al of niet met inachtneming van een bepaalde vorm, is toegelaten. De vorige zin lijdt uitzondering, wanneer uit een wettelijke bepaling iets anders voortvloeit.
  5. Partijen kunnen in hun overeenkomst van een standaardregeling afwijken. Een standaardregeling kan echter voor afwijking een bepaalde vorm voorschrijven.


Toelichting

Paritaire voorwaarden zoalsde UAV 2012 en de UAV-gc 2022 alsmede andere Algemene (standaard) voorwaarden zijn nadrukkelijk GEEN standaardregelingen zoals hier bedoeld.Zo ver bij de auteur bekend zijn er geen standaardregeling operationeel in de bouwsector.


Artikel 215 (6:215 BW)

Gemengde overeenkomst

Voldoet een overeenkomst aan de omschrijving van twee of meer door de wet geregelde bijzondere soorten van overeenkomsten, dan zijn de voor elk van die soorten gegeven bepalingen naast elkaar op de overeenkomst van toepassing, behoudens voor zover deze bepalingen niet wel verenigbaar zijn of de strekking daarvan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet.


Toelichting

Feitelijk zijn de UAV-gc 2022 voorwaarden een combinatie van

  1. Een overeenkomst van opdracht en
  2. Aanneming van werk.


Om discussies hierover in beginsel in de kiem te smoren staat expliciet in de bijbehorende MBO in artikel 1, lid 1 dat: “Partijen verklaren deze Overeenkomst te beschouwen als een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van Boek 7 Titel 12 Afdeling 1 Burgerlijk Wetboek”.


Artikel 216 (6:216 BW)

Schakelbepaling

Hetgeen in deze en de volgende vijf afdelingen is bepaald, vindt overeenkomstige toepassing op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de rechtshandeling zich daartegen niet verzet.


Artikel 217 (6:217 BW)

Aanbod en aanvaarding

  1. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
  2. Deartikelen219-225zijn van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit het aanbod, uit een andere rechtshandeling of uit een gewoonte.


Toelichting

Wanneer is er sprake van aanbod en aanvaarding?

Een overeenkomst komt tot stand door middel van aanbod en aanvaarding.Een aanbod kan vormvrij geschieden. Op grond van artikel 3:37 BW geldtgeen vormvereiste. Niet iedere uitlating kan worden gezien als een aanbod. Er is enige bepaalbaarheid vereist. In de literatuur wordt duidelijk dat pas sprake is van een aanbod indien desbetreffende uitlating de voornaamste elementen van de inhoud van de te sluiten overeenkomst bevat. Indien de wederpartij dan alleen nog ‘ja’ hoeft te antwoorden om een overeenkomst tot stand te laten komen, kan worden gesproken van een aanbod. Een advertentie waarin een product wordt aangeboden voor een bepaalde prijs kan nog niet worden gezien als een aanbod. Indien er sprake is van een advertentie waarin een product voor een bepaalde prijs wordt aangeboden, is er slechts sprake van een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Het indienen van een inschrijvingsbiljet, als vormvereiste conform model G in het ARW 2016, kan worden gezien als een aanbod.


Terugkomen op je aanbod?

Als een aanbod eenmaal is gedaan, kan deze op grond van artikel 6:219 BW nog wordenherroepen. Iemand kan alleen zijn aanbod nog herroepen voordat het aanbod is aanvaard of voordat de aanvaarding is verzonden. Als je een aanbod hebt gedaan en diegene heeft deze nog niet aanvaard, kan je diegene nog opbellen om te zeggen dat je je aanbod wil herroepen. Als de wederpartij nog geen e-mail of brief verstuurd heeft waarin hij het aanbod aanvaard, is er sprake van een rechtsgeldige herroeping van het aanbod. Bij een aanbesteding conform het ARW 2016 moeten de inschrijvers hun afgegeven inschrijving gestand doen gedurende een aantal dagen, een termijn die afhankelijk is van de vorm van aanbesteden.

Een aanbod kan ook zijn kracht verliezen, namelijk als het aanbod vervalt. Wordt een schriftelijk aanbod niet binnen redelijke tijd aanvaardt, dan vervalt deze. Bij een mondeling aanbod is dit anders. Als een aanbod mondeling wordt gedaan, dan moet die terstond worden aanvaard. Onmiddellijk dus. Als je een mondeling aanbod niet meteen daarna aanvaardt, dan vervalt het aanbod ook meteen.


Wat is aanvaarding?

Een aanvaarding moet worden gezien als een gerichte wilsverklaring. Je uit je wil gericht naar de ander, namelijk de aanbieder. Ook dit kan vormvrij geschieden en is niet gebonden aan enig vormvereiste op grond vanartikel 3:37 BW. De aanvaarding moet op grond vanartikel 6:225 BWwel in overeenstemming zijn met het aanbod. Als iemand jou een rode fiets aanbiedt, kan je niet de groene fiets aanvaarden. Voor zowel het aanbod als de aanvaarding geldt dat beide pas werking hebben indien het de ander heeft bereikt, zo volgt uitartikel 3:37 lid 3 BW. Er is dus pas sprake van een rechtsgeldige overeenkomst indien de aanvaarding van het aanbod de ander heeft bereikt. Bij een schriftelijk aanbod moet dit binnen redelijke tijd. Als een aanvaarding de aanbieder te laat bereikt, dan kan de aanbieder alsnog stellen dat hij de aanvaarding als tijdig beschouwd. Dit kan de aanbieder doen indien hij veel baat heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst op grond vanartikel 6:223 lid 1 BW.

Conform het ARW 2016 vindt de aanvaarding door de aanbesteder plaats middels een opdrachtbrief, in sommige aanbestedingsvormen een aantal dagen na de gunningsintentie brief, de zogenaamde Alcatel termijn. Indien de aanbesteder de opdracht gunt doet hij dit door middel van een ondertekende schriftelijke mededeling. De datum van opdracht is die van de verzending van deze mededeling. Omdat de contractuele datum van aanvang vaak aan deze datum gekoppeld is, zoals in paragraaf 7 lid 1 van de UAV 2012, is het raadzaam om de opdrachtbrief aangetekend en met zogenaamde spoedservice te versturen. Na deze handeling is het de bedoeling dat de Basisovereenkomst zo snel mogelijk door partijen wordt geactualiseerd op het resultaat van de “winnende” inschrijving en ondertekend, waardoor er een aantoonbare overeenkomst van aanneming van werk ontstaat. Het is niet de bedoeling dat in de opdrachtbrief dan wel de Basis overeenkomst eenzijdig door aanbesteder wijzigingen worden aangebracht zoals een ver in de toekomst liggende “datum van aanvang”.


Artikel 218 (6:218 BW)

Aanbod is geldig, nietig of vernietigbaar

Een aanbod is geldig, nietig of vernietigbaar overeenkomstig de regels voor meerzijdige rechtshandelingen.


Conform het ARW 2016 is het aanbod ongeldig en dient terzijde te worden gelegd door de aanbesteder als er onder voorwaarden wordt ingeschreven zoals het:

  1. Verwijzen naar de leveringsvoorwaarden van de inschrijver;
  2. Ongevraagd opvoeren van alternatieven/varianten.


Artikel 219 (6:219 BW)

Herroepen en vrijblijvend aanbod

  1. Een aanbod kan worden herroepen, tenzij het een termijn voor de aanvaarding inhoudt of de onherroepelijkheid ervan op andere wijze uit het aanbod volgt.
  2. De herroeping kan slechts geschieden, zolang het aanbod niet is aanvaard en evenmin een mededeling, houdende de aanvaarding is verzonden. Bevat het aanbod de mededeling dat het vrijblijvend wordt gedaan, dan kan de herroeping nog onverwijld na de aanvaarding geschieden.
  3. Een beding waarbij één der partijen zich verbindt om, indien de wederpartij dit wenst, met haar een bepaalde overeenkomst te sluiten, geldt als een onherroepelijk aanbod.


Toelichting

Indien iemand een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst heeft gedaan, kan hij hier nog op terugkomen door middel van herroeping. Een aanbod kan worden herroepen. Hier gelden echter wel een paar uitzonderingen op.

Een aanbod kan niet worden herroepen indien het aanbod een termijn inhield voor de aanvaarding ervan. Als iemand aan zijn aanbod een termijn voor aanvaarding heeft toegevoegd, kan deze niet worden herroepen. Daarnaast kan de onherroepelijkheid van het aanbod op een andere manier hieruit voortvloeien. Ook dan kan het aanbod niet worden herroepen.

Daarnaast kan een aanbod niet worden herroepen als de aanvaarding al verzonden is. Als de wederpartij zijn aanvaarding al verzonden heeft en ervan uitgaat dat er een overeenkomst tot stand komt, dan kan iemand zijn aanbod ook niet meer herroepen.

Op basis van lid 3 kennen we de zogenaamde optie. Iemand kan een de optie tot het sluiten van een overeenkomst bedingen. Dit wordt niet gezien als een vrijblijvend aanbod, maar als een onherroepelijk aanbod. Ook in zo’n geval kan het aanbod dus niet meer worden herroepen.

Zoals hiervoor al is gezegd geldt bij een aanbesteding conform het ARW 2016 een gestanddoeningstermijn waarin de inschrijvers hun aanbod, gedaan via inschrijvingsbiljet, niet op mogen terugkomen.


Artikel 220 (6:220 BW)

Uitloving

  1. Een bij wijze van uitloving voor een bepaalde tijd gedaan aanbod kan wegens gewichtige redenen worden herroepen of gewijzigd.
  2. In geval van herroeping of wijziging van een uitloving kan de rechter aan iemand die op grond van de uitloving met de voorbereiding van een gevraagde prestatie is begonnen, een billijke schadeloosstelling toekennen.


Artikel 221 (6:221 BW)

Vervallen aanbod

  1. Een mondeling aanbod vervalt, wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard, een schriftelijk aanbod, wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard.
  2. Een aanbod vervalt, doordat het wordt verworpen.


Toelichting

Een aanbod kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Daarnaast kan een aanbod ook vervallen. Dit is iets anders dan het herroepen of intrekken van je aanbod. Een mondeling aanbod vervalt op het moment dat het niet meteen wordt aanvaard. Dus meteen op het moment dat het aanbod wordt gedaan. Een schriftelijk aanbod daarentegen vervalt niet als het niet meteen wordt geaccepteerd. Hiervoor geldt dat indien het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard, het pas vervalt. Conform het ARW 2016 geschied alles schriftelijk. Het aanbod vervalt in beginsel na de gestanddoeningstermijn.


Artikel 222 (6:222 BW)

Geen verval van aanbod

Een aanbod vervalt niet door de dood of het verlies van handelingsbekwaamheid van een der partijen, noch doordat een der partijen de bevoegdheid tot het sluiten van de overeenkomst verliest als gevolg van een bewind.


Artikel 223 (6:223 BW)

Te late aanvaarding

  1. De aanbieder kan een te late aanvaarding toch als tijdig gedaan laten gelden, mits hij dit onverwijld aan de wederpartij mededeelt.
  2. Indien een aanvaarding te laat plaatsvindt, maar de aanbieder begrijpt of behoort te begrijpen dat dit voor de wederpartij niet duidelijk was, geldt de aanvaarding als tijdig gedaan, tenzij hij onverwijld aan de wederpartij mededeelt dat hij het aanbod als vervallen beschouwt.


Toelichting

Een aanbod vervalt, indien het niet tijdig wordt aanvaard. Als iemand te laat een aanbod aanvaard, komt er dus geen overeenkomst tot stand. Dit artikel vormt een uitzondering op die hoofdregel. Iemand die te laat een aanvaarding doet, kan op grond hiervan toch een geldige overeenkomst tot stand laten komen. Op deze manier geldt de te late aanvaarding als een tijdige en komt er door middel van aanbod en aanvaarding toch een overeenkomst tot stand.


Artikel 224 (6:224 BW)

Niet tijdig bereiken aanvaarding

Indien een aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt door een omstandigheid op grond waarvan zij krachtensartikel 37 lid 3, tweede zin, van Boek 3niettemin haar werking heeft, wordt de overeenkomst geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop zonder de storende omstandigheid de verklaring zou zijn ontvangen.


Toelichting

Ondanks dat de aanvaarding de wederpartij niet op tijd of überhaupt niet heeft bereikt, kan een overeenkomst toch tot stand komen. Dat kan indien het niet tijdig of niet bereiken voor rekening van die wederpartij komt. Bijvoorbeeld als iemand een verkeerd adres op geeft of een onjuist telefoonnummer geeft. Om het niet zover te laten komen is een aangetekende opdrachtbrief via een spoedservice aan te bevelen. Op een (opdracht)brief met spoedservice hoef je geen postzegels te plakken, want je kunt 'm niet versturen via de oranje brievenbus. Je kunt je spoedpost alleen versturen via een PostNL-punt. Geef je de brief vóór 17.00 uur af? Dan wordt hij de volgende werkdag bezorgd. Wil je een bewijs van versturen en ontvangst? Verstuur je brief aangetekend! Dan geeft men de brief pas af nadat de ontvanger ervoor heeft getekend.


Artikel 225 (6:225 BW)

Afwijkende aanvaarding

  1. Een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, geldt als een nieuw aanbod en als een verwerping van het oorspronkelijke.
  2. Wijkt een tot aanvaarding strekkend antwoord op een aanbod daarvan slechts op ondergeschikte punten af, dan geldt dit antwoord als aanvaarding en komt de overeenkomst overeenkomstig deze aanvaarding tot stand, tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen.
  3. Verwijzen aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden, dan komt aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen.


Toelichting

Als iemand een aanbod doet, dient dit te worden aanvaard om een overeenkomst tot stand te laten komen. Het kan zo zijn dat iemand wel een overeenkomst wil sluiten, maar het niet helemaal eens is met het aanbod. Als iemand een aanvaarding doet die afwijkt van het aanbod, wordt dit gezien als een nieuw aanbod. De wederpartij – degene die in eerste instantie een aanbod heeft gedaan – moet dit ‘nieuwe’ aanbod aanvaarden, wil er een overeenkomst tot stand komen. Als iemand het eerst gedane aanbod helemaal niet aanvaard, maar verwerpt, vervalt dat aanbod.

Er ontstaat alleen een nieuw aanbod indien de aanvaarding op essentiële punten afwijkt. Als het gaat om ondergeschikte punten die niet daadwerkelijk essentieel zijn voor de te sluiten overeenkomst, dan geldt lid 1 van dit artikel niet. De aanvaarding geldt in dat geval niet als een nieuw aanbod.

Het is niet ongebruikelijk om het aanbod vanuit de aanbesteder, om bijvoorbeeld budgettaire redenen, aan te laten passen in de gestanddoeningstermijn door de inschrijver aan wie men voornemens is het werk te gunnen, de zogenaamde kaasschaaf methode. Deze aanpassingen, vaak versoberingen, zijn aan regels gebonden. Cherry picking, het voordeel doen als aanbesteder van de aanbiedingen van de vruchteloze inschrijvers bij de tender uit den boze.


Artikel 226 (6:226 BW)

Vormvereiste totstandkoming

Stelt de wet voor de totstandkoming van een overeenkomst een vormvereiste, dan is dit voorschrift van overeenkomstige toepassing op een overeenkomst waarbij een partij in wier belang het strekt, zich tot het aangaan van een zodanige overeenkomst verbindt, tenzij uit de strekking van het voorschrift anders voortvloeit.


In het geval van een aanbesteding conform het ARW 2016, staan de vormvereisten daarin vermeldt. Aan de overeenkomst van aanneming van werk zelf zijn er, omdat het een onderhandse akte is, geen vormvereisten vanuit de wet..


Artikel 227 (6:227 BW)

Bepaalbare verbintenis

De verbintenissen die partijen op zich nemen, moeten bepaalbaar zijn.


Dat kan door een eenduidig opgestelde, uit de MBO voorkomende Basis overeenkomt en de daar weer uit voortkomende Overeenkomst van aanneming van werk.


Artikel 228 (6:228 BW)

Dwaling

  1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
    1. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
    2. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
    3. indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
  2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.


Toelichting

Soms sluit je een overeenkomst, maar kom je er achteraf pas achter dat je iets heel anders afgesproken hebt dan je daadwerkelijk bedoelde. In sommige gevallen kan je op grond van dwaling nog van de overeenkomst af.


Vernietigbaar

Indien een overeenkomst onder invloed van dwaling is gesloten, is deze vernietigbaar. Dwaling biedt dus een vernietigingsgrond. Vereist is hierbij dat bij het sluiten van de overeenkomst een juiste voorstelling van zaken ontbrak. Dit kan doordat iemand onwetend was, hij wist niet dat dit de uitkomst zou zijn. Of doordat iemand een onjuiste voorstelling van zaken had. Daarnaast dient er sprake te zijn van een causaal verband. Hiervoor is niet vereist dat iemand bij een juiste voorstelling van zaken überhaupt geen overeenkomst had gesloten, maar dat hij niet op deze voorwaarden overgegaan was tot contractsluiting. Ook kent de wet zoiets als het kenbaarheidsvereiste. Het moet voor de wederpartij wel duidelijk zijn geweest dat hetgeen waarover is gedwaald essentieel was voor de ander. De eigenschappen waarover gedwaald is waren voor de dwalende belangrijk voor het sluiten van de overeenkomst en dat was voor de wederpartij ook duidelijk.


Drie gevallen van dwaling

De wet schrijft drie gevallen voor die kunnen duiden op dwaling. Ten minste één van deze gevallen moet zich voordoen, wil er sprake zijn van dwaling.

  1. Een inlichting van de wederpartij. Voor het sluiten van de overeenkomst heeft de wederpartij een bepaalde inlichting gedaan waardoor er een onjuiste voorstelling van zaken is ontstaan bij de ander. Het maakt niet uit of deze inlichting betrekking heeft op de kern van de overeenkomst. Ook als deze daar niet op ziet, kan het zorgen voor een onjuiste voorstelling van zaken waardoor de overeenkomst uiteindelijk toch tot stand is gekomen. Als de wederpartij ervan uit mocht gaan dat deze inlichting geen invloed zou hebben op het besluit omtrent de contractsluiting, dan kan de overeenkomst echter niet worden vernietigd.
  2. Een mededelingsplicht wordt geschonden. Het is niet altijd duidelijk wanneer er een mededelingsplicht bestaat. Indien de wederpartij ervan uit mag gaan dat bepaalde feiten gewoon bekend zijn bij de ander, bestaat er geen mededelingsplicht. Als iemand een rode auto koopt en de auto heeft gezien, bestaat er ten aanzien van het feit dat de auto rood is geen mededelingsplicht. Als iemand een bepaald feit heeft verzwegen, maakt het niet uit of het gaat om de kern van die overeenkomst. Ook verzwegen feiten omtrent minder belangrijke punten kunnen een beroep op dwaling rechtvaardigen.
  3. Beide partijen hebben gedwaald. Dit wordt ook wel wederzijdse dwaling genoemd. Dat betekent dat beide partijen een onjuiste voorstelling van zaken hebben gehad.


Een duidelijke considerans in de overeenkomst alsmede het houden van een aanwijzing bij het aanpakken van bestaande bouw (onderhoud, renoveren, restaureren) kan dan dienstig zijn.


Artikel 229 (6:229 BW)

Voortbouwende rechtsverhouding

Een overeenkomst die de strekking heeft voort te bouwen op een reeds tussen partijen bestaande rechtsverhouding, is vernietigbaar, indien deze rechtsverhouding ontbreekt, tenzij dit in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van degene die zich op dit ontbreken beroept, behoort te blijven.


Artikel 230 (6:230 BW)

Verval vernietigingsbevoegdheid

  1. De bevoegdheid tot vernietiging op grond van deartikelen 228en229vervalt, wanneer de wederpartij tijdig een wijziging van de gevolgen van de overeenkomst voorstelt, die het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij instandhouding van de overeenkomst lijdt, op afdoende wijze opheft.
  2. Bovendien kan de rechter op verlangen van een der partijen, in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel wijzigen.


Artikel 231 (6:231 BW)

Algemene voorwaarden

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  1. algemene voorwaarden: een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd;
  2. gebruiker: degene die algemene voorwaarden in een overeenkomst gebruikt;
  3. wederpartij: degene die door ondertekening van een geschrift of op andere wijzede gelding van algemene voorwaarden heeft aanvaard.


Opgenomen worden in een aantal overeenkomstenzijn de UAV 2012 en dergelijke. De bedingen die de kern van de prestaties aangeven, de zogenaamde project specifieke kernbedingen zijn opgenomen in de MBO als onderlegger daarvoor, de daaruit voorkomende BO en de daar weer uit voorkomende door partijen ondertekende duidelijk en begrijpelijke geformuleerde project specifiekeOvereenkomst.


Artikel 232 (6:232 BW)

Wederpartij gebonden

Een wederpartij is ook dan aan de algemene voorwaarden gebonden als bij het sluiten van de overeenkomst de gebruiker begreep of moest begrijpen dat zij de inhoud daarvan niet kende.


In de aanhef van de MBO is voorzien in een tekst voor de latere overeenkomst welke algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat partijen verklaren door ondertekening, bekend zijn met de inhoud.


Toelichting

Op overeenkomsten zijn vaak algemene voorwaarden van toepassing. Deze algemene voorwaarden dienen net als het aanbod ook te worden aanvaard. Anders hebben ze geen werking jegens de wederpartij. Of iemand de algemene voorwaarden heeft aanvaard hangt af van dezelfde regels als die gelden voor aanbod en aanvaarding. Deze worden gegeven inartikel 6:217en verder.

Als iemand de algemene voorwaarden aanvaard, kan hij zich er later niet op beroepen dat bepaalde bedingen geen werking hebben jegens hem en zijn wederpartij. Als je de algemene voorwaarden aanvaard, dan aanvaard je die als geheel.


Artikel 233 (6:233 BW)

Vernietigbaar beding

Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar

  1. indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij; of
  2. indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.


Toelichting

In dit artikel wordt duidelijk wanneer iemand de mogelijkheid heeft een bepaald beding in de algemene voorwaarden te vernietigen. Deze bepaling is van dwingend recht en kan dus niet van worden afgeweken bij overeenkomst.

Een beding uit de algemene voorwaarden kan alleen worden vernietigd indien deze onredelijk bezwarend is.Het gaat daarbij om de gevolgen die het beding meebrengt, die voor een partij onredelijk bezwarend zijn. Het gaat daarbij niet alleen om gevolgen die zich daadwerkelijk hebben voorgedaan, maar ook om gevolgen waaraan zo’n partij vanaf het sluiten van de overeenkomst eventueel aan wordt blootgesteld.Ook is enig financieel nadeel geen vereiste. Het beding kan ook onredelijk bezwarend zijn indien het niet leidt tot een financieel nadeel.

Bij de beoordeling of een beding onredelijk bezwarend is spelen veel omstandigheden een rol. Dit artikel noemt er een aantal:

De aard en de overige inhoud van de overeenkomst. Het kan zo zijn dat je voor een nadelig beding wel wordt gecompenseerd door middel van een andere voorwaarden. In zo’n geval zou het niet onredelijk bezwarend kunnen zijn.

De wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen. Bijvoorbeeld als er meet en breed is overlegd over de inhoud van algemene voorwaarden. In zo’n geval weet zo’n partij goed waar hij mee instemt.

De wederzijds kenbare belangen van partijen.

Dit zijn niet de enige omstandigheden die van belang zijn. Er wordt geen limitatieve lijst gegeven.


Of een bepaling onredelijk is kan ook gezien worden in het licht van het feit dat conform de Gids Proportionaliteit aanbestedingsplichtige partijen in beginsel niet mogen afwijken van verplicht voor te schrijven paritaire voorwaarden zoals de UAV 2012 en de UAV-gc 2022, mits gemotiveerd door de aanbesteder in de precontractuele fase. Wenselijk is dat dit geschied in de aanbestedingsdocumenten dus nog voordat de inschrijvers gaan rekenen.


In voorschrift 3.9C van de Gids Proportionaliteit staat:


In gevallen waarin voor een bepaalde soort overeenkomst contractmodellen ofalgemene voorwaarden bestaan, die paritair zijn opgesteld, dienen deze in beginsel integraal te worden toegepastnu het daarbij gaat om een evenwichtig pakket van voorwaarden. Denk hierbij aan de UAV versies 1989 en 2012 en de UAV-GC 2005. Project specifieke situaties kunnen het noodzakelijk maken om van die modellen of voorwaarden af te wijken, maar die afwijkingen dienen dan wel te kunnen worden gemotiveerd.


Volgens opvatting van de schrijver van dit stuk had het duidelijker geweest als in de Gids Proportionaliteit had gestaan dat je niet disproportioneel mag zijn, bijvoorbeeld door de volgende tekst:


In gevallen waarin voor een bepaalde soort overeenkomst contractmodellen of algemene voorwaarden bestaan, die paritair zijn opgesteld, dienen deze in beginsel integraalen proportioneel te worden toegepastnu het daarbij gaat om een evenwichtig pakket van voorwaarden. Denk hierbij aan de UAV versies 1989 en 2012 en de UAV-GC 2005. Project specifieke situaties kunnen het noodzakelijk maken om van die modellen of voorwaarden af te wijken, maar die afwijkingen dienen dan welin de aanbestedingsstukken inhoudelijk per disproportionele afwijkingte kunnen worden gemotiveerd.Enkel een generieke motivatie is niet afdoende.


Conform de UAV 2012 is een uitvoeringsduur stellen van 90 werkbare werkdagen voor de bouw van een ziekenhuis geen (uitdrukkelijke) afwijking op de UAV 2012, maar wel degelijk een disproportionele en dus onredelijke eis, zo is de opvatting van de schrijver. In de praktijk (b)lijkt de motivatieplicht niet veel voor te stellen. Dikwijls neemt men een generieke vangnet tekst op in de overeenkomst met als strekking dat er afgeweken zal worden omdat men “heel bijzonder is als aanbesteder/opdrachtgever en bijzondere werken realiseert”!!! Of men redeneert dat men pas hoeft te motiveren als de inschrijvers vragen hieromtrent stellen bij een inlichtingengelegenheid, waardoor de motivatie pas hoeft terug te komen in de Nota van Inlichtingen.


Consumenten

Indien er sprake is van een overeenkomst tussen een consument en een handelaar biedt de wet de consument een helpende hand. Zo worden er inartikel 6:236enartikel 6:237 BWbedingen genoemd die onredelijk bezwarend zijn dan wel vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Dit worden ook wel de zwarte lijst (artikel 6:236 BW) en de grijze lijst (artikel 6:237 BW) genoemd. Staat een beding op de zwarte lijst, dan is zo’n beding zonder meer onredelijk bezwarend. Bij een beding van de grijze lijst wordt het slechts vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het ligt dan op de weg van de handelaar om aan te tonen dat zo’n beding niet onredelijk bezwarend is.


Artikel 234 (6:234 BW)

Redelijke mogelijkheid kennisneming

  1. De gebruiker heeft aan de wederpartij de inartikel233 onder bbedoelde mogelijkheid geboden, indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld, de voorwaarden overeenkomstig de inartikel230cvoorziene wijze heeft verstrekt of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt dat de voorwaarden bij hem ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of een griffie van een gerecht zijn gedeponeerd, alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. Indien de voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld, zijn de bedingen tevens vernietigbaar indien de gebruiker de voorwaarden niet op verzoek van de wederpartij onverwijld op zijn kosten aan haar toezendt. Het omtrent de verplichting tot toezending bepaalde is niet van toepassing, voor zover deze toezending redelijkerwijze niet van de gebruiker kan worden gevergd.
  2. De gebruiker heeft tevens aan de wederpartij de inartikel233 onder bbedoelde mogelijkheid geboden, indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij langs elektronische weg ter beschikking heeft gesteld op een zodanige wijze dat deze door haar kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen, alsmede dat zij op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden.
  3. Voor het op de in lid 2 bedoelde wijze bieden van een redelijke mogelijkheid om van de algemene voorwaarden kennis te nemen is de uitdrukkelijke instemming van de wederpartij vereist indien de overeenkomst niet langs elektronische weg tot stand komt.


Toelichting

Dit artikel dient te worden gelezen in samenhang metartikel 6:233 sub b BW. Op basis daarvan is een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar indien iemand geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om van de algemeen voorwaarden kennis te nemen. Die redelijke mogelijkheid moet worden gegeven door de gebruiker van de algemene voorwaarden.


In artikel 6:234 BW wordt uitgelegd op welke wijze die redelijke mogelijkheid geboden moet worden. Er wordt hier een limitatieve lijst van mogelijkheden genoemd. Als de gebruiker van de algemene voorwaarden nalaat één van deze mogelijkheden aan te bieden, dan kan de wederpartij een dergelijk beding uit de algemene voorwaarden vernietigen.


De aanbesteder doet er wellicht verstandig aan om de voorgeschreven algemene voorwaarden, ook de paritaire, onderdeel te laten zijn van de aanbestedingsstukken alsmede de in de overeenkomst van toepassing verklaarde contractdocumenten. Normaliter worden paritaire voorwaarden niet “verstrekt” aan de inschrijvers.


Artikel 235 (6:235 BW)

Geen beroep vernietigingsgronden

  1. Op de vernietigingsgronden bedoeld in deartikelen 233en234kan geen beroep worden gedaan door
    1. een rechtspersoon bedoeld inartikel 360 van Boek 2, die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst laatstelijk zijn jaarrekening openbaar heeft gemaakt, of ten aanzien waarvan op dat tijdstip laatstelijkartikel 403 lid 1 van Boek 2is toegepast;
    2. een partij op wie het onder a bepaalde niet van toepassing is, indien op voormeld tijdstip bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn of op dat tijdstip uit een opgave krachtens de Handelsregisterwet 2007 blijkt dat bij haar vijftig of meer personen werkzaam zijn.
  2. Op de vernietigingsgrond bedoeld inartikel 233 onder a, kan mede een beroep worden gedaan door een partij voor wie de algemene voorwaarden door een gevolmachtigde zijn gebruikt, mits de wederpartij meermalen overeenkomsten sluit waarop dezelfde of nagenoeg dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zijn.
  3. Op de vernietigingsgronden bedoeld in deartikelen 233en234, kan geen beroep worden gedaan door een partij die meermalen dezelfde of nagenoeg dezelfde algemene voorwaarden in haar overeenkomsten gebruikt.
  4. De termijn bedoeld inartikel 52 lid 1 onder d van Boek 3, begint met de aanvang van de dag, volgende op die waarop een beroep op het beding is gedaan.


Artikel 236 (6:236 BW)

Zwarte lijst

Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding

  1. dat de wederpartij geheel en onvoorwaardelijk het recht ontneemt de door de gebruiker toegezegde prestatie op te eisen;
  2. dat de aan de wederpartij toekomende bevoegdheid tot ontbinding, zoals deze in afdeling 5 van titel 5 is geregeld, uitsluit of beperkt;
  3. dat een de wederpartij volgens de wet toekomende bevoegdheid tot opschorting van de nakoming uitsluit of beperkt of de gebruiker een verdergaande bevoegdheid tot opschorting verleent dan hem volgens de wet toekomt;
  4. dat de beoordeling van de vraag of de gebruiker in de nakoming van een of meer van zijn verbintenissen is te kort geschoten aan hem zelf overlaat, of dat de uitoefening van de rechten die de wederpartij ter zake van een zodanige tekortkoming volgens de wet toekomen, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat deze eerst een derde in rechte heeft aangesproken;
  5. krachtens hetwelk de wederpartij aan de gebruiker bij voorbaat toestemming verleent zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen op een der in afdeling 3 van titel 2 bedoelde wijzen op een derde te doen overgaan, tenzij de wederpartij te allen tijde de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden, of de gebruiker jegens de wederpartij aansprakelijk is voor de nakoming door de derde, of de overgang plaatsvindt in verband met de overdracht van een onderneming waartoe zowel die verplichtingen als de daartegenover bedongen rechten behoren;
  6. dat voor het geval uit de overeenkomst voor de gebruiker voortvloeiende rechten op een derde overgaan, ertoe strekt bevoegdheden of verweermiddelen die de wederpartij volgens de wet jegens die derde zou kunnen doen gelden, uit te sluiten of te beperken;
  7. dat een wettelijke verjarings- of vervaltermijn waarbinnen de wederpartij enig recht moet geldend maken, tot een verjarings- onderscheidenlijk vervaltermijn van minder dan een jaar verkort;
  8. dat voor het geval bij de uitvoering van de overeenkomst schade aan een derde wordt toegebracht door de gebruiker of door een persoon of zaak waarvoor deze aansprakelijk is, de wederpartij verplicht deze schade hetzij aan de derde te vergoeden, hetzij in haar verhouding tot de gebruiker voor een groter deel te dragen dan waartoe zij volgens de wet verplicht zou zijn;
  9. dat de gebruiker de bevoegdheid geeft de door hem bedongen prijs binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst te verhogen, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden;
  10. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, elektriciteit, warmte en koude daaronder begrepen en dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
  11. dat de bevoegdheid van de wederpartij om bewijs te leveren uitsluit of beperkt, of dat de uit de wet voortvloeiende verdeling van de bewijslast ten nadele van de wederpartij wijzigt, hetzij doordat het een verklaring van haar bevat omtrent de deugdelijkheid van de haar verschuldigde prestatie, hetzij doordat het haar belast met het bewijs dat een tekortkoming van de gebruiker aan hem kan worden toegerekend;
  12. dat ten nadele van de wederpartij afwijkt vanartikel 37 van Boek 3,tenzij het betrekking heeft op de vorm van door de wederpartij af te leggen verklaringen of bepaalt dat de gebruiker het hem door de wederpartij opgegeven adres als zodanig mag blijven beschouwen totdat hem een nieuw adres is meegedeeld;
  13. waarbij een wederpartij die bij het aangaan van de overeenkomst werkelijke woonplaats in een gemeente in Nederland heeft, woonplaats kiest anders dan voor het geval zij te eniger tijd geen bekende werkelijke woonplaats in die gemeente zal hebben, tenzij de overeenkomst betrekking heeft op een registergoed en woonplaats ten kantore van een notaris wordt gekozen;
  14. dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, tenzij het de wederpartij een termijn gunt van tenminste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens haar op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen;
  15. dat de bevoegdheid van de wederpartij om de overeenkomst, die mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg tot stand is gekomen, op een overeenkomstige wijze op te zeggen, uitsluit of beperkt;
  16. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur die langer is dan drie maanden, dan wel tot een stilzwijgende verlenging of vernieuwing van de overeenkomst met een duur van ten hoogste drie maanden zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de overeenkomst telkens tegen het einde van de duur van de verlenging of de vernieuwing op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
  17. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften, leidt tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand of, in geval de geregelde aflevering minder dan eenmaal per maand plaats heeft, met een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden;
  18. dat de wederpartij verplicht de verklaring tot opzegging van een overeenkomst als bedoeld onder j of p respectievelijk q te laten plaatsvinden op een bepaald moment;
  19. dat in geval van een overeenkomst met beperkte duur tot het geregeld ter kennismaking afleveren van dag-, nieuws-, weekbladen en tijdschriften leidt tot voortzetting van de overeenkomst;
  20. dat de geldigheidsduur van een cadeaubon beperkt tot minder dan twee jaar.


Toelichting

Een wederpartij heeft de bevoegdheid om een beding in de algemene voorwaarden te vernietigen, indien deze onredelijk bezwarend is. Dat volgt uitartikel 6:233 BW.

Indien er sprake is van een overeenkomst tussen een consument en een handelaar, is dit artikel van toepassing. De zwarte lijst geeft een limitatieve opsomming van bedingen die zonder meer een onredelijk bezwarend beding opleveren. Dat betekent dat de gebruiker van de algemene voorwaarden niet de mogelijkheid heeft aan te tonen dat het beding niet onredelijk bezwarend is.


Artikel 237 (6:237 BW)

Grijze lijst

Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn een in de algemene voorwaarden voorkomend beding

  1. dat de gebruiker een, gelet op de omstandigheden van het geval, ongebruikelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn geeft om op een aanbod of een andere verklaring van de wederpartij te reageren;
  2. dat de inhoud van de verplichtingen van de gebruiker wezenlijk beperkt ten opzichte van hetgeen de wederpartij, mede gelet op de wettelijke regels die op de overeenkomst betrekking hebben, zonder dat beding redelijkerwijs mocht verwachten;
  3. dat de gebruiker de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden;
  4. dat de gebruiker van zijn gebondenheid aan de overeenkomst bevrijdt of hem de bevoegdheid daartoe geeft anders dan op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard zijn dat deze gebondenheid niet meer van hem kan worden gevergd;
  5. dat de gebruiker een ongebruikelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn voor de nakoming geeft;
  6. dat de gebruiker of een derde geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding;
  7. dat een de wederpartij volgens de wet toekomende bevoegdheid tot verrekening uitsluit of beperkt of de gebruiker een verdergaande bevoegdheid tot verrekening verleent dan hem volgens de wet toekomt;
  8. dat als sanctie op bepaalde gedragingen van de wederpartij, nalaten daaronder begrepen, verval stelt van haar toekomende rechten of van de bevoegdheid bepaalde verweren te voeren, behoudens voor zover deze gedragingen het verval van die rechten of verweren rechtvaardigen;
  9. dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het feit dat de wederpartij in de nakoming van haar verbintenis is tekort geschoten, de wederpartij verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst;
  10. dat de wederpartij verplicht tot het sluiten van een overeenkomst met de gebruiker of met een derde, tenzij dit, mede gelet op het verband van die overeenkomst met de in dit artikel bedoelde overeenkomst, redelijkerwijze van de wederpartij kan worden gevergd;
  11. dat voor een overeenkomst als bedoeld inartikel 236 onder j of p respectievelijk qeen duur bepaalt van meer dan een jaar, tenzij de wederpartij na een jaar de bevoegdheid heeft de overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;
  12. dat de wederpartij aan een opzegtermijn bindt die langer is dan de termijn waarop de gebruiker de overeenkomst kan opzeggen;
  13. dat voor de geldigheid van een door de wederpartij te verrichten verklaring een strengere vorm dan het vereiste van een onderhandse akte stelt;
  14. dat bepaalt dat een door de wederpartij verleende volmacht onherroepelijk is of niet eindigt door haar dood of ondercuratelestelling, tenzij de volmacht strekt tot levering van een registergoed;
  15. dat de wederpartij bij overeenkomsten, niet zijnde verlengde, vernieuwde of voortgezette overeenkomsten als bedoeld inartikel 236, onder j of p respectievelijk q, aan een opzegtermijn bindt die langer is dan een maand.


Toelichting

De wederpartij heeft de bevoegdheid een beding uit de algemene voorwaarden te vernietigen, indien het gaat om een onredelijk bezwarend beding.

Als er sprake is van een overeenkomst tussen een consument en een handelaar, geeft dit artikel een limitatieve opsomming van bedingen die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn. Dit wordt ook wel de grijze lijst genoemd. Het feit dat het hier gaat om een vermoeden maakt dat het de gebruiker van de algemene voorwaarden is die moet bewijzen dat het hier gaat om een niet onredelijk bezwarend beding.


Artikel 238 (6:238 BW)

Vertegenwoordigingsbeding

  1. Bij een overeenkomst als bedoeld in deartikelen 236en237, kan jegens de wederpartij geen beroep worden gedaan
    1. op het feit dat de overeenkomst in naam van een derde is gesloten, indien dit beroep berust op het enkele feit dat een beding van deze strekking in de algemene voorwaarden voorkomt;
    2. op het feit dat de algemene voorwaarden beperkingen bevatten van de bevoegdheid van een gevolmachtigde van de gebruiker, die zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze zonder het beding niet behoefde te verwachten, tenzij zij ze kende.
  2. Bij een overeenkomst als bedoeld in deartikelen 236en237moeten de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg.


Artikel 239 (6:239 BW)

Wijzigen en beperkingen grijze lijst

  1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de onderdelena-n van artikel 237worden gewijzigd en kan hun toepassingsgebied worden beperkt.
  2. Alvorens een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een maatregel als bedoeld in het eerste lid te doen, kan Onze Minister van Justitie de naar zijn oordeel representatieve organisaties van hen die bij het sluiten van de overeenkomsten waarop de maatregel betrekking heeft, algemene voorwaarden plegen te gebruiken en van hen die bij die overeenkomsten als hun wederpartij plegen op te treden, horen.
  3. Een besluit als in het eerste lid bedoeld wordt zodra het is vastgesteld toegezonden aan de voorzitters van de beide Kamers van de Staten-Generaal. Een dergelijk besluit treedt niet in werking dan nadat twee maanden zijn verstreken sinds de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.


Artikel 248 (6:248 BW)

Redelijkheid en billijkheid

  1. Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
  2. Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.


Toelichting

Een overeenkomst bevat rechtsgevolgen. In dit artikel wordt duidelijk waaruit dergelijke rechtsgevolgen kunnen voortvloeien. Hierbij gaat het dus niet alleen om wat partijen met elkaar hebben afgesproken, maar kan de wet of de redelijkheid en billijkheid ook een bron van rechtsgevolgen vormen.

Belangrijk hierbij is dat de redelijkheid en billijkheid ook beperkend kunnen werken. Bepaalde gevolgen kunnen namelijk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid buiten werking blijven. Dit betekent dat het gevolg niet intreedt, omdat de redelijkheid en billijkheid dit onaanvaardbaar acht.


Artikel 258 (6:258 BW)

Ontbinden onvoorziene omstandigheden

De rechter kan op vordering van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.

Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.

Voor de toepassing van dit artikel staat degene op wie een recht of een verplichting uit een overeenkomst is overgegaan, met een partij bij die overeenkomst gelijk.


Toelichting

Bij het sluiten van een overeenkomst kunnen partijen niet overal rekening mee houden. Soms spelen er onvoorziene omstandigheden. Die onvoorziene omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat het niet redelijk is om iemand aan bepaalde afspraken te houden. De wet geeft de rechter hier de mogelijkheid om in zo’n geval de overeenkomst te wijzigen of (gedeeltelijk) te ontbinden. Belangrijk hierbij is dat de rechter dit niet ambtshalve kan doen, maar op vordering van één der partijen moet doen.

Het maakt niet uit of zulke omstandigheden op het moment van contractsluiting voorzienbaar waren. Van belang is waar partijen op dat moment van zijn uitgegaan. Hebben zij rekening gehouden met deze onvoorziene omstandigheid? Belangrijk hierbij is dat het wel moet gaan om omstandigheden die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet hebben plaatsgevonden, dus in de toekomst lagen.

De overeenkomst kan alleen gewijzigd of (gedeeltelijk) ontbonden worden, indien de wederpartij niet mag verwachten dat een dergelijke rechtsverhouding op deze manier in stand blijft. Dit moet worden beoordeeld naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.


Aanhangig maken

Het starten van een procedure bij de rechter; in een strafproces gebeurt dat door een dagvaarding of een oproep door de officier van justitie, in een civiel proces door een dagvaarding door de eiser van de andere partij of een verzoekschrift aan de rechter.



Aanmaning/aanmanen

Als men rekeningen niet of niet op tijd betaalt, kan de schuldeiser een incassobureau inschakelen. Men krijgt te maken met het volgende:

  1. De schuldeiser moet minimaal een betalingsherinnering en daarna een aanmaning of sommatie sturen, voordat hij incassokosten in rekening mag brengen;
  2. Een betalingsherinnering wordt verstuurd vóórdat een aanmaning wordt verstuurd.Een aanmaning is strenger van toon dan een herinnering. In een aanmaning wordt de debiteur een laatste mogelijkheid geboden om te betalen voordat de vordering uit handen wordt gegeven.

Een sommatie is eigenlijk hetzelfde als een aanmaning.Vaak noemt men de laatste aanmaning de sommatie.U waarschuwt hierin uw debiteur dat als hij of zij deze laatste kans niet grijpt en uw openstaande factuur nog steeds niet wenst te betalen, u de vordering uit handen geeft aan een incassobureau of het voorlegt aan de rechter. De volgorde is derhalve:

  1. Betalingsherinnering;
  2. Aanmaning;
  3. Sommatie, de laatste aanmaning;
  4. Uit handen geven aan een incassobureau;
  5. Voorleggen aan de rechter.

Aanmelding (ARN 2016)

Een verzoek tot deelneming aan een aanbestedingsprocedure.

Aanmelding (ARN 2016)

Een verzoek tot deelneming

Aannemer (UAV 2012)

De natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen

Aannemer in de zin van de btw-verleggingsregeling (WKA)

Degene die voor een opdrachtgever, anders dan in het kader van een dienstbetrekking, tegen betaling een werk van stoffelijke aard uitvoert dat betrekking heeft op onroerende zaken. Een aannemer is ook degene die normaal gesproken werkzaamheden met betrekking tot onroerende zaken uitvoert, maar deze geheel uitbesteedt, of normaal gesproken de centrale leiding over, en het toezicht op, het tot stand brengen van bouwwerken heeft (zie ook eigenbouwer).


Aanneming (aannemer) in de zin van de ketenaansprakelijkheid (WKA)

Degene die zich jegens een ander, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uit te voeren tegen een bepaalde prijs.


Aannemer (UAR 2001)

Inschrijver aan wie een werk is opgedragen;

Aannemingssom (UAV 2012)

Het bedrag, waarvoor de aannemer

Aannemingssom (Model ABK)

Een aannemingssom kan ook alleen betrekking hebben op het bouwkundige werk. Soms ook een deel van de inrichting of van de bijkomende kosten in de aannemingssom opgenomen.


Aansluitend terrein Bbl)

Aan een bouwwerk grenzend onbebouwd gedeelte van een bouwwerkperceel of openbaar toegankelijk gebied.

ABAA DNR 2011 (ABAA DNR 2011)

De Algemene Bepalingen voor opdrachten aan Architecten en Adviseurs. Deze bepalingen gelden in aanvullingen op en in afwijking van de bepalingen uit De Nieuwe Regeling 2011, Rechtsverhouding opdrachtgever – architect, ingenieur en adviseur DNR 2011 van de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) en NL Ingenieurs.


ABDO 2017 (CEW)

De Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten (ABDO 2017), ten behoeve van een goed beheer van de beveiliging van de informatie gedurende de uitvoering van de opdracht geldt een rubriceringsaanduidingslijst.

ABK Algemene bouwplaatskosten (Model ABK)

Zijn kosten die direct samenhangen met het bouwproject, maar geen direct verband hebben met de onderdelen van het bouwobject. De ABK zijn kosten van voorzieningen, productiemiddelen en daaraan verbonden arbeid die in het project worden gebruikt, niet direct aan onderdelen van het bouwobject kunnen worden toegerekend en die niet in het project achterblijven.


ABK (Model ABK)

Zijn kosten die direct samenhangen met het bouwproject, maar geen direct verband hebben met de onderdelen van het bouwobject. ABK zijn kosten van voorzieningen, productiemiddelen en daaraan verbonden arbeid die in het project worden gebruikt, niet direct aan onderdelen van het bouwobject kunnen worden toegerekend en die niet in het project achterblijven.

 

ABB 1968

ABC lijst

Bij de Woningborg Garantie- en Waarborgregelingen hanteren ze de criteria van het Bouwbesluit, thans Bbl, en goed en deugdelijk werk met het technisch ABC

De criteria van goed en deugdelijk werk zijn gebaseerd op jarenlange ervaring met klachten van kopers en het toetsen en inspecteren van nieuwbouw- en transformatieplannen. Omdat men het belangrijk vindt om deze kennis te delen, biedt Woningborg al jaren het Technisch ABC aan. Het ABC is een praktische vertaling van de technische bouw wet- en regelgeving van de overheid en nog veel meer. In dit praktische volledig digitale Technisch ABC staanruim 250 artikelen met betrouwbare, waardevolle en duidelijk onderbouwde technische adviezen, die kunnen bijdragen om te voldoen aan de regels die de overheid stelt, de kwaliteit steeds te verhogen en faalkosten te voorkomen. Naast de technische ABC bestaat er ook een juridische variant.

 

Acceptatie (UAV-GC 2005)

schriftelijke aan de Opdrachtnemer gerichte mededeling waarin de Opdrachtgever verklaart geen bezwaar te hebben tegen door de Opdrachtnemer ter Acceptatie voorgelegde Documenten, zelfstandige hulppersonen, Werkzaamheden, resultaten van Werkzaamheden of Wijzigingen in de zin van § 15 lid 3.

 

Activiteiten en taken

Een activiteit is als onderdeel van een taak, een bezigheid van handeling of arbeid die iemand of iets (robot/3d printer) doet. Gerelateerd aan de bouwsector kan het gaan om het verrichten van arbeid als onderdeel van:


  1. Een dienstverlening: Een overeenkomst van opdracht, zoals het maken van een PvE, haalbaarheidsstudie, ontwerp, het toezicht tijdens de realisatie, alsmede schoonmaakwerk, glasbewassing, onderhoud etc. aan en op alle entiteiten zoals bouwdelen en componenten in de gebruiks- of exploitatiefase van een (bouw)werk, zoals een gebouw;
  2. Een overeenkomst van aanneming van werk: Het bouwen, verbouwen, groot onderhoud plegen, renoveren, restaureren en instandhouding van een bouwwerk (object).

 

Een activiteit is bij een aannemingsovereenkomst de inspanning (arbeid) die nodig is om de gewenste Technische Oplossing, voortgekomen uit de functieboom (FBS) en de eisenboom (RBS), te kunnen realiseren. De entiteit is veelal een gemodelleerd en gematerialiseerd object oftewel een bouwdeel.  De technische oplossingsspecificatie (beschrijving) in de TO-fase bestaat dan uit:


  1. Het middel, de bouwstof of het product (PBS-boom) oftewel het materiaal (M uit MAMO);
  2. De activiteit/taak (WBS-boom) oftewel  arbeid (A uit MAMO).


Tezamen met klein materieel (2e M uit MAMO) maken ze een belangrijkrijk onderdeel uit van een zgn. MAMO-begrotingsregel. 


In de context van bouwkosten verwijst de term "activiteit" meestal naar een specifieke handeling die wordt uitgevoerd aan of op een bouwdeel en onderdelen daarvan, door sommigen componenten genoemd. Iedere activiteit brengt arbeidskosten met zich mee. Een  activiteit heeft een bepaalde tijdsduur (arbeidsnorm), start- en eindmoment en kan afhankelijk zijn van andere activiteiten binnen een taak en de bouwplaatsinrichting (bouwplaatscoefficient).


Generieke activiteiten/taken bij werken en diensten zijn onder meer (niet limitatief):


  1. Aanbrengen;
  2. Monteren;
  3. Verwijderen;
  4. Demonteren;
  5. Repareren;
  6. Conserveren;
  7. Herstellen;
  8. Graven;
  9. Oprichten;
  10. Afdekken;
  11. Poten;
  12. Schuren;
  13. Ophangen;
  14. Slopen;
  15. Afhangen;
  16. Leggen;
  17. Maaien;
  18. Knippen;
  19. Lassen;
  20. Verbinden;
  21. Ophangen;
  22. Voorstrijken;
  23. Boenen;
  24. Schoonmaken;
  25. Reinigen.
  26. Heien


Bovenstaande lijst is willekeurig qua volgorde . Bij het item Activiteitenladder wordt een gestructureerde volgorde geoppertd


Specifieke taken bij werken zijn (de activiteit is gerelateerd aan de bouwstof, in zijn bouwdeel), onder meer (niet limitatief):


  1. Heien, funderingspalen van beton;
  2. Reinigen, vensterbank van natuursteen;
  3. Boenen, vloer van houtparket.


In het Specificatie-systeem (vooralsnog uitgewerk voor werken)  is een aparte kolom, eender een rol bij een slotmachine, gereserveerd voor de taken/activiteiten, met op de achtergrond lijsten, eender de symbolen bij een slotmachine, met activiteiten waaruit geselecteerd kan worden, afhankelijk van het gekozen dashboard (werk dan wel dienst), zowel generiek (aanbrengen) als specifiek (leggen). 


Achtererfgebied (Bbl)

Gebouwerf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

 

Afleverbon

Begeleidend document bij een partij van een bouwstof óf een partij grond of baggerspecie dat bij de afgifte van een milieuverklaring bodemkwaliteit wordt verstrekt en dat tot doel heeft de partij te identificeren als de partij waarop de verklaring betrekking heeft.

Afnemer (BW)

Natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken.

 

Afroep (CROW/raamovereenkomst)

Opdracht aan de aannemer om binnen de vastgestelde responstijd aan te vangen met een deelopdracht.

Afwijking (ProRal)

Het niet voldoen aan een eis.

Airconditioningsysteem (Bbl)

Technisch bouwsysteem voor een vorm van inpandige luchtbehandeling, waardoor de temperatuur wordt geregeld of kan worden verlaagd.

AK (Model ABK)

Algemene kosten omvatten alle indirecte kosten die op grond van het ontbreken van een (direct of indirect) verband met het bouwwerk, dan wel uit overwegingen van praktische doelmatigheid, niet aan bouwwerken kunnen worden doorberekend.


Algemene (bedrijfs)kosten (AK) (Model ABK)

Omvatten alle indirecte kosten die op grond van het ontbreken van een (direct of indirect) verband met het bouwwerk, dan wel uit overwegingen van praktische doelmatigheid, niet aan bouwwerken kunnen worden doorberekend. Voor kostensoorten die onder de algemene kosten vallen, wordt verwezen naar het model dat wordt gehanteerd in het jaarlijks onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw (www.eib.nl) naar de hoogte van algemene kosten.


Algemene bouwplaatskosten (ABK) (Model ABK)

Zijn kosten die direct samenhangen met het bouwproject, maar geen direct verband hebben met de onderdelen van het bouwobject.

ABK zijn kosten van voorzieningen, productiemiddelen en daaraan verbonden arbeid die in het project worden gebruikt, niet direct aan onderdelen van het bouwobject kunnen worden toegerekend en die niet in het project achterblijven.


Annoteren

Annoteren betekent het toevoegen of markeren van gegevens aan juridische regels in omgevingsdocumenten. Door juridische regels te annoteren maken overheden hun regels digitaal leesbaar. Hiermee zorgen ze ervoor initiatiefnemers makkelijker kunnen zoeken naar de informatie in een omgevingsdocument. Ook zijn werkingsgebieden en andere gegevens op een kaart te zien door annoteren. Verder is annoteren ook belangrijk bij de verbinding tussen juridische en toepasbare regels.


Aannemingsovereenkomst

In artikel 7:750 van het Burgerlijk wet Boek (BW) is bepaald dat de aanneming van werk een overeenkomst is waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgeverte bepalen prijs in geld.


Anders gezegd:

  1. De aannemer doet iets buiten dienstbetrekking om, het is geen contract tussen werkgever en werkgever;
  2. Het is iets maken van stoffelijke aard;
  3. Het moet worden opgeleverd;
  4. Tegen een door de opdrachtgever betalen prijs in geld.


De Hoge Raad oordeelt dat werk van stoffelijke aard in het kader van de ketenansprakelijkheid een autonoom begrip is, waaronder ook wordt verstaan hetverrichten van arbeid met betrekking tot een stoffelijk objectzoals schoonmaakwerk, wat normaliter een dienst is.


Voorbeelden van een werk van stoffelijke aard zijn:

  1. Het tot stand brengen van bouwwerken;
  2. De aanleg van wegen;
  3. Het onderhoud van gebouwen;
  4. Herstelwerkzaamheden van allerlei aard;
  5. Het plaatsen van een nieuwe badkamer in een woning;
  6. Het slopen van een bouwwerk
  7. Het wassen en stomen van kleren
  8. Het repareren van een horloge;


Onderhoud aan bouwwerken of gebouwen kent vele gradaties, de CPV code bepaalt of het een werk of dienst is en zodoende dus een aannemingssovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. Dit uitgangspunt is zeker van toepassing op punt 7 en 8. Het repareren van een horloge kan ook onderdeel uitmaken van een koopovereenkomst indien dit binnen de garantietermijn zou vallen.


De prijs wordt in de:

  1. UAV 2012,aannemingssomgenoemd, het bedrag, waarvoor de aannemer zicht heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen.
  2. UAV-gc 2005,de vastgelegde prijsgenoemd, zijnde een totaalbedrag;
  3. AVA zakelijk 2023,aanneemsomgenoemd;
  4. ALIB 2024,overeengekomen bedragengenoemd;
  5. AvvO 2016,aanneemsomgenoemd;
  6. CEW 2019,aannemingssomgenoemd.


Aannemingssom/aanneemsom

De wet en de praktijk kennen verschillende mogelijkheden voor het vaststellen vande te bepalen prijs in geld.


Vaste prijs

Om achteraf discussies over het in rekening te brengen bedrag enigszins uit te sluiten, kunnen partijen een vaste prijs (aanneemsom/aannemingssom) overeen komen, voor wat dat waard is. Dit brengt in beginsel met zich mee dat de aannemer de kosten van de uitvoering van de opdracht en daarmee (in beginsel) het financiële risico ten gevolge van prijsstijgingen zou moeten dragen. De UAV 2012 gaat echter totaal niet uit van een vaste prijs. Dat de eindafrekening hetzelfde zou zijn als de aanvankelijke aannemingssom zoals opgenomen in de overeenkomst is dan eigenlijk ook een utopie. Zeker als zaken zijn vervat in verrekenbare- en geschatte hoeveelheden, stelposten van allerlei aard en de opdrachtgever tijdens de uitvoering allerlei afwijkingen op het contract en bijwerk oppert. Als er echt een vaste prijs wordt overeengekomen, is het voor partijen van belang om een nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden en het tot stand te brengen werk te geven alsmede welke risico’s, waarvoor de aannemer in de UAV 2012 wordt beschermd, niet van toepassing zijn. Deze kosten voor de extra financiële risico’s kan lopen zullen dan in de praktijk tot een soort van afkooppost leiden in de staart van zijn begroting maar dit kent ook zijn beperkingen. Ondanks afkoop zijn er nog genoeg mogelijkheden voor de aannemer om op basis van de UAV 2012 of de wet, de aantoonbaar extra kosten bij de opdrachtgever te verhalen. Brengt met zich mee dat de AANNEMER in beginsel alle kosten van de uitvoering van het WERK en daarmee (in beginsel) het risico van financiële tegenvallers draagt. Als er een VASTE PRIJS wordt overeengekomen, is het voor beide PARTIJEN van belang om hierbij horende nauwkeurige om- en beschrijving overeen te komen


Richtprijs

Het is mogelijk dat een aannemer geen vaste prijs kan afgeven, bijvoorbeeld omdat het nog niet helemaal duidelijk is wat de kosten voor de realisatie van het werk zijn. Als de opdrachtgever wel graag enige indicatie wil hebben, is het mogelijk dat de aannemer een zogenaamde richtprijs afgeeft. Daarbij moet de aannemer wel opletten. In artikel 7:752 lid 2 BW is namelijk bepaald dat de richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden, behalve als de aannemer de opdrachtgever op tijd voor verdere overschrijding heeft gewaarschuwd. Het is overigens mogelijk om van deze bepaling af te wijken door in de aannemingsovereenkomst een ander percentage overeen te komen, of in de overeenkomst op te nemen dat de werkzaamheden volledig voor vergoeding in aanmerking komen. In de praktijk zorgen richtprijzen vaak voor discussies over de vraag of de aannemer op tijd heeft gewaarschuwd voor de overschrijding en of sprake is van een redelijke prijs. Ook hier is het dus voor beide partijen van belang om duidelijke afspraken te maken en deze afspraken goed vast te leggen.


Redelijke prijs

Zijn partijen geen prijs overeengekomen? Dan is de opdrachtgever op grond van de wet (7:752 BW) een redelijke prijs verschuldigd aan de aannemer. Bij het vaststellen van deze prijs moet rekening worden gehouden met de prijzen die de aannemer bij het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedong voor een werk als het onderhavige en andere werken. De aannemer moet dit kunnen aantonen. Daarbij zijn ook de verwachtingen die de aannemer over de vermoedelijke prijs heeft gewekt van belang. In de praktijk zorgt een redelijke prijs ook regelmatig voor discussie, omdat opdrachtgever en aannemer van mening verschillen over de vraag of sprake is van een redelijke prijs. Ook hier is het voor partijen van belang om duidelijke afspraken te maken, bijvoorbeeld door vooraf een aantal uitgangspunten vast te leggen.


Uitvoering in regie zonder verrekenprijzen

Het is voor partijen ook mogelijk om op basis van regie af te rekenen. In dat geval ontvangt de aannemer een vergoeding voor de werkelijk gemaakte uitvoeringskosten, verhoogd met opslagen voor winst en algemene kosten. Een redelijke prijs komt in die zin sterk overeen met regiewerk. Bij een regieovereenkomst moet de aannemer de gewerkte uren en verwerkte materialen bewijzen en specificeren. De uitvoering in regie is een zaak van vertrouwen. Bij een uitvoering in regie moeten partijen duidelijke afspraken maken. Het bedrag aan directe kosten voor de werkelijk gemaakte directe uitvoeringskosten van iets, verhoogd met een AANNEMERSVERGOEDING als staart- of indirecte kosten van, gebruikelijk (usance), 10%


Uitvoering in regie met verrekenprijzen

In tegenstelling tot regiewerk kunnen partijen ook verrekenprijzen vooraf, zelfs op het niveau van een raamovereenkomst, overeenkomen voor een groot aantal, verkregen door ervaringscijfers, voorziene werkzaamheden. Het voordeel van verrekenprijzen is dat de “opslagen” conform paragraaf 39 lid 5 van de UAV 2012 daarin al begrepen zijn. Om de verrekenprijzen niet continu te hoeven aan passen, is het wel zo praktisch om de bandbreedte van 10% zoals staat in paragraaf 39, lid 2 van de UAV 2012 aan te passen naar bijvoorbeeld 20%. Als de verrekenprijzen in de tijd gezien her te gebruiken bij hetzelfde maar zeker bij opvolgende projecten is het indexeren daarvan wel zo correct. Het laatste kan een onderdeel zijn van een ketensamenwerking, eventueel verpakt in een raamovereenkomst.


UAV 2012

Zijn op de aannemingsovereenkomst de UAV 2012 (Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012) van toepassing verklaard, dan geldt op grond van paragraaf 40, lid 1 UAV 2012 dat wat de opdrachtgever uiteindelijk betaalt aan de aannemer, verrekend bij de eindafrekening, wordt gevormd door de aanneemsom, verhoogd respectievelijk verlaagd met hetgeen aan of door de aannemer verschuldigd is in verband met zaken als meerwerk, minderwerk, bijbetaling, kortingen, (schade) vergoedingen.


Aansprakelijk

Wettelijke of contractuele verplichting om de nadelige gevolgen van een bepaalde gebeurtenis te dragen. Aansprakelijkheid vloeit voort uit:

  1. het niet-nakomen van eenovereenkomst(wanprestatie)die leidt totcontractuele aansprakelijkheid
  2. op grond vanonrechtmatige daad(wettelijke aansprakelijkheid), conform artikel 162 boek 6 BW.


Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht

Titel 3. Onrechtmatige daad

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 162

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden;
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond;
  3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.


Aanvang van het werk

In de UAV 2012 staat in hoofdstuk IV. Aanvang, uitvoeringsduur, oplevering

Paragraaf 7. Datum van aanvang

  1. Als datum van aanvang zal worden aangemerktde vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen.
  2. Tenzij in het bestekboek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen.


Het ARW 2016 zegt over de afronding van de openbare procedure het volgende:


1.2

Termijnen

1.2.1

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onderdag: kalenderdag.


2.36

Gunningsbeslissing

2.36.1

De aanbesteder legt inschrijvingen van inschrijvers waarop een uitsluitingsgrond van toepassing is of die niet aan de geschiktheidseisen voldoen terzijde.

2.36.2

De aanbesteder toetst de inschrijvingen of, in voorkomend geval, de resultaten van de veiling aan de door hem in de aankondiging en de voor inschrijving relevante aanbestedingsstukken gestelde normen,functionele eisen en prestatie-eisenen beoordeelt de inschrijvingen op grond van het vastgestelde gunningscriterium. De aanbesteder controleert in geval van twijfel effectief de juistheid van de door de inschrijvers verstrekte informatie en bewijsmiddelen.

2.36.3

Indien de inschrijvingen van twee of meer inschrijvers na toepassing van het gunningscriterium als beste worden beoordeeld, bepaalt het lot ten gunste van wie van hen de gunningsbeslissing uitvalt. De betreffende inschrijvers worden er tijdig van in kennis gesteld, dat een loting zal plaatsvinden en waar, wanneer en door wie de loting zal worden gehouden. Zij zijn bevoegd daarbij in persoon of bij gemachtigde tegenwoordig te zijn.

2.36.4

Indien de prijs van de meest gerede inschrijving hoger is dan het door de aanbesteder begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd voor de aanvang van de aanbestedingsprocedure, kan de aanbesteder deze inschrijving als onaanvaardbaar aanmerken en de procedure vervolgen met de

mededingingsprocedure met onderhandeling of de procedure van de concurrentiegerichte dialoog.

2.36.5

De aanbesteder stelt de inschrijvers zo spoedig mogelijk gelijktijdig en schriftelijk, in elk geval per fax of elektronisch bericht, in kennis van de beslissingen die zijn genomenop grond van de artikelen 2.36.1 tot en met 2.36.3 en, in voorkomend geval, de beslissing om de opdracht niet te verlenen. Deze mededeling bevat ten minste:

  1. de relevante redenen van de gunningsbeslissing, waaronder de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving,
  2. de naam van de begunstigde, of in geval van een raamovereenkomst met meerdere ondernemers, de namen van de begunstigden,
  3. een nauwkeurige omschrijving van deopschortende termijnals bedoeld in artikel 2.37.2, en
  4. voor de gevallen als bedoeld in de artikelen 2.10.5 en 2.10.9, de redenen voor zijn beslissing dat de inschrijvingniet gelijkwaardig is aan of nietvoldoet aan de functionele en prestatie-eisen.

In voorkomend geval bevat deze mededeling de redenen die er toe hebben geleid dat de inschrijving terzijde is gelegd op grond van artikel 2.36.1.

2.36.6

De mededeling van de aanbesteder van een gunningsbeslissing houdt geen aanvaardingin als bedoeld in artikel 217, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van een aanbod van een inschrijver.

2.36.7

De aanbesteder deelt bepaalde gegevens betreffende de gunningsbeslissing niet mee indien openbaarmaking van die gegevens:

  1. met enig wettelijk voorschrift in strijd zou zijn,
  2. met het openbaar belang in strijd zou zijn,
  3. de rechtmatige commerciële belangen van ondernemers zou kunnen schaden, of afbreuk aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers zou kunnen doen.


    Let op: De term "opschortende termijn" dient niet gelezen te worden als "opschortende voorwaarde". Het ARW spreekt van een gunningsbeslissingsbrief, de brief met de intentie een inschrijver de opdracht te verstrekken, en een opdrachtbrief en niet over een opdrachtbrief met opschortende voorwaarden!


    2.37

    Opdracht

    2.37.1

    De aanbesteder is niet verplicht de opdracht te verlenen.

    2.37.2

    De aanbesteder verleent de opdracht niet eerder dan 20 dagen na de verzenddatum van de mededeling als bedoeld in artikel 2.36.5. Indien de aanbesteder slechts één inschrijving heeft ontvangen hoeft de termijn van 20 dagen niet in acht te worden genomen.

    2.37.3

    Indienbinnen 20 dagen na de verzenddatum van de mededeling als bedoeld in artikel 2.36.5 een kort gedingaanhangig is gemaakt tegen degunningsbeslissing van de aanbesteder, mag de aanbesteder niet overgaan tot het verlenen van de opdracht, voordat in kort geding vonnis is gewezen.

    2.37.4

    Voor de opdracht komen alleen inschrijvers in aanmerking die zowel op de dag van inschrijving als op de dag van opdrachtverlening voldoen aan de eisen die in de aankondiging en in de voor inschrijving relevante aanbestedingsstukken zijn vermeld. De aanbesteder verzoekt de inschrijver aan wie hij voornemens is de opdracht te verlenen de vereiste actuele bewijsmiddelen met betrekking tot de in de artikelen 2.13 en 2.15 tot en met 2.18 bedoelde gegevens en bescheiden over te leggen. Hierbij kan de aanbesteder de betreffende inschrijver verzoeken de bewijsmiddelen aan te vullen of toe te lichten. Het voorgaande geldt niet voor bewijsmiddelen die de aanbesteder rechtstreeks en kosteloos kan verkrijgen door raadpleging van een nationale databank in een lidstaat of waarover de aanbesteder reeds beschikt.

    2.37.5

    Indien de aanbesteder de opdracht verleent, doet hij dit door middel vaneen ondertekende schriftelijke mededeling

    2.37.6

    De datum van de opdracht is die van de verzending van de mededelingals bedoeld in artikel 2.37.5.


    Procesvolgorde:

    1. Aanbesteder stelt zo spoedig mogelijk binnen de gestanddoeningstermijn eengunningsbeslissingop en stuur deze in beginsel gelijktijdig naar alle inschrijvers (236.5);
    2. Aanbesteder wacht 20 kalenderdagen met het opstellen van de opdracht richting de gelukkige inschrijver (237.2);
    3. In deze periode kan de BO aangepast worden in de nog te ondertekenen Overeenkomst. Opgenomen kunnen worden de aannemingssom en de dag van versturen opdrachtbrief;
    4. De aanbesteder stuurtaangetekend de opdrachtbrief(237.5);
    5. De aanbesteden voegt bij deze opdrachtbrief de door hem ondertekende Overeenkomst in 2-voud;
    6. De datum van opdracht is die van de verzending(237.6);
    7. De gelukkige inschrijver neemt kennis van de opdrachtbrief en ondertekent als aannemer de Overeenkomst en stuurt 1 exemplaar retour naar de opdrachtgever;
    8. Als contractuele datum van aanvang zal conform paragraaf 7, lid 1 van de UAV 2012, worden aangemerkt de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen, welke datum is opgenomen in de Overeenkomst.


    ABK

    Het model Algemene Bouwplaats Kosten 2023 (ABK 2023), de vervanger van de ABK 2018, wordt ondersteund door de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA). De NVBK, Bouwend Nederland en Techniek Nederland hopen met deze brochure een bijdrage te leveren aan het eenduidig opstellen van begrotingen van Algemene bouwplaatskosten. Ketenstandaard (STABU-2) en de BNB hebben zich hierbij nog niet aangesloten. Het gevolg hiervan is dat de bouwplaatsvoorzieningen die de opdrachtgever in het bestekboek in hoofdstuk 05 wenst voor te schrijven qua indeling niet matchen met de rubricering van dit model.


    Algemene (bedrijfs)kosten (AK) omvatten alle indirecte kosten die op grond van het ontbreken van een (direct of indirect) verband met het bouwwerk, dan wel uit overwegingen van praktische doelmatigheid, niet aan bouwwerken kunnen worden doorberekend.


    Rubricering Het model ABK, dat aan de bepaling van de ABK ten grondslag ligt, onderscheidt de ABK naar projectkenmerken, aard van de voorzieningen en kostenkenmerken. De projectkenmerken (type, aard en grootte) zijn ondergebracht in Rubriek 0 van het model. De bouwplaatsfuncties zijn onderverdeeld naar rubriek 1 tot en met 7:


    1. Rubriek 0: Algemene projectgegevens.
      1. Heeft geen relatie met het bestekboek.
    2. Rubriek 1: Leidinggevend en ondersteunend personeel, bestaat uit enkel tijdgebonden kosten;
      1. Deze zaken komen nagenoeg niet terug in een bestekboek, wellicht personeel welke nodig is bij testen.
    3. Rubriek 2: Voorzieningen personeel op de bouwplaats;
      1. Een aantal daarvan komen terug in een bestekboek zoals het directieverblijf.
    4. Rubriek 3: Inrichting en beheer van het bouwterrein:
      1. Hier kunnen ook zaken vanuit de opdrachtgever in het bestekboek worden meegenomen zoals een bouwbord, tijdelijke drainage,tijdelijke damwanden,bescherming bomen, afscheiding werkterrein, deonderhoudsperiode (UAV spreekt over onderhoudstermijn)
    5. Rubriek 4: Transport en logistiek
      1. Bij nevenaanneming zou dit meegenomen kunnen worden in een nevenbestekboek om dubbele kosten te vermijden.
    6. Rubriek 5: Tijdelijke aansluitingen:
      1. De opdrachtgever kan, bijvoorbeeld het gebruik van zijn stroom- en watervoorziening aanbieden, kan in het bestekboek kenbaar worden gemaakt)
    7. Rubriek 6: Inzet klein materieel:
      1. Groot matereel, niet toe te bedelen aan enkel 1 activiteit, zit onder rubriek 5
      2. Kleinmaterieel, voor meerdere activiteiten op het project inzetbaar, dat is hier het geval;
      3. Klein materieel, doch enkel voor 1 activiteit inzetbaar en daarna terug naar de verhuurder. Deze kosten zitten in de directe MAMO kosten.
    8. Rubriek 7: Bijzondere ABK (specials)


    Er bestaat geen transponeringtabel tussen de ABK 2023 en de classificaties (artikelen/kortteksten) in een STABU-2 bestekboek.

    Activiteiten MAMO

    Activiteiten/taken en hulpmiddelen (arbeid en klein materieel), de A en de 2e M uit MAMO-regel. Dit kunnen activiteiten/taken zijn, afhankelijk van het soort overeenkomst, zijnde:


      1. Werken:
        1. Nieuwbouw: Schilderen met een speciale roller;
        2. Planmatig onderhoud: Reinigen met een speciale vloeistof;
        3. Renovatie: Herstellen met een speciale schraper;
        4. Restauratie: Conserveren met een speciale kwast.
      2. Diensten: Schoonmaken, repareren, ontwerpen, berekenen;
      3. Leveringen: Leveren plantmateriaal.


    Bij bestaand werk hoeft de kolom PBS vaak niet ingevuld te worden, immers de bouwstof, waarop of waaraan een activiteit uitgevoerd gaat worden, zit er al. Bijvoorbeeld boenen houten parketvloer als activiteit/taak volstaat dan. Tenzij het materiaal, de bouwstof, vervangen moet worden.


    Activiteiten NL/SfB

    Conform tabel 4, A t/m D, van de NL/SfB. De NL/SfB kent meerdere tabellen waarvan tabel 1, de elementenmethode, ongetwijfeld de bekentste en meest gebruikte is. Minder bekend en daardoor weinig toegepast is tabel 4 "Activiteiten, kenmerken en eigenschappen". Deze tabel is uitgewerkt in A, B, C en D, waarvan D specifiek gaat over Bouwactiviteiten. In het kader van een MAMO begrotingsregel, als onderdeel van de directe kosten, zijn derhalve van belang:


    1. D4, primaire bewerking van materialen;
    2. D5, secundaire bewerking van materialen;
    3. D6, plaatsen, bevestigen;
    4. D7, afwerken, herstellen tijdens de opbouw;
    5. D8, schoonmaken voor oplevering;
    6. D9, Overige bouwactiviteiten.


    Voor onderhoud is tabel W van belang welke opgedeeld is in:


    1. W1 Controle, toezicht;
    2. W2 Planmatig onderhoud;
    3. W3 Gereserveerd;
    4. W4 Gereserveerd;
    5. W5 Reparatie, revisie;
    6. W6 Verandering, aanpassing,m verbouw;
    7. W7 Restauratie, herbouw, vernieuwing, verplaatsing;
    8. W8 Overige onderhoudsvoorwaarden;
    9. W9 Gereserveerd.


    Volgens ChatGPT, die een andere uitleg geeft, is tabel 4, deel D, als volgt opgebouwd:


    1. Fundering (D10): Dit omvat alle werkzaamheden die verband houden met het creëren van een stabiele basis voor een gebouw. Denk aan het graven van sleuven, het storten van beton en het plaatsen van wapening;

    2. Ruwbouw (D20): Dit omvat de constructie van de dragende structuur van een gebouw. Het omvat werkzaamheden zoals het plaatsen van muren, vloeren, kolommen en balken;

    3. Afbouw (D30): Dit zijn de werkzaamheden die plaatsvinden nadat de ruwbouw is voltooid. Denk aan het plaatsen van binnenmuren, het leggen van vloerbedekking, het schilderen van wanden en het installeren van elektrische en sanitaire voorzieningen;

    4. Installaties (D40): Dit omvat alle technische installaties in een gebouw, zoals elektrische systemen, verwarming, ventilatie, airconditioning, sanitair en liften;

    5. Onderhoud en reparatie (D50): Dit omvat werkzaamheden om bestaande gebouwen te onderhouden, te renoveren of te herstellen. Denk aan schilderwerk, dak reparaties, vervanging van ramen en deuren, enzovoort.


    De activiteiten worden hier werkzaamheden genoemd. In de praktijk wordt met deze classificatie niets mee wordt gedaan, zover bekend bij de auteur, doch het zou een aanzet kunnen zijn bij het classificeren van een activiteitenladder. In het Specificatiesysteem zou deze indeling gezien kunnen worden asl 1 van de lijsten waaruit men kan selecteren bij het specificeren.


    Activiteiten SE

    Een activiteitenboom (WBS) is in Systems Engineering (SE) een hiërarchische structuur die wordt gebruikt om de activiteiten/taken die nodig zijn te organiseren en te visualiseren. De activiteitenboom kan worden uitgevoerd volgens verschillende methoden, afhankelijk van het type project en de voorkeuren van het projectteam. Een algemene aanpak voor het opstellen van een activiteitenboom is het identificeren van de hoofdactiviteiten per inkoopcategorie, zijnde:


    1. Werken: Een aannemingsovereenkomst, het maken van een fysiek en gematerialiseerd iets;
    2. Diensten: Een overeenkomst van opdracht, maken van een ontwerp;
    3. Leveringe: Een koopovereenkomst, het kopen/kopen van een bouwstof.


    Onder de noemer van de Technische Oplossing kan de activiteitenboom (WBS) "gekoppeld" worden aan de middelenboom, de Product Breakdown Structure (PBS). Hierdoor ontstaan er een soort van besteksposten in wording, het wat, eender de opzet van een  klassieke STABU korttekst, waarin een Resultaatstitel samen met de Bouwstoftitel zijn gecombineerd, de kortteksttitel, middels de zgn. 1e gebruiksstructuur. Door dit, activiteiten en middelen, weer te koppelen aan de, met name bouwdelen uit de, objectenboom (SBS), verkrijg je in het specificatiesysteem een moderne uitvoering van een klassieke bestekpost, zij het objectgericht en niet werksoortgericht. Desgewenst, eender bij de huidige STABU-besteksystematiek, kunnen deze bestekposten gekoppeld worden aan de sorteercode of boom, bijvoorbeeld een Techniekboom (werksoortenspecificatie), Elementenboom (Elementenspecificatie), Takenboom etc. De suggestie van deze laatste opmerking is dat je van een sorteercode ook een SE boom met lijsten kunt maken, zodat je verbanden kunt leggen, waardoor er spinnen met triples ontstaan (kennisdata).


    De techniekenboom (werksoort of ambacht, de gegroepeerde taken/activiteiten)) is een geopperde afgeleide van de gemodificeerde, al meer dan 40 jaar gebruikte STABU hoofdstukserie 01 classificatie, maar dan met een 3-cijferig hoofdstuknummer in plaats van 2, aangevuld met technieken die met name voorkomen in de gebruiksfase van een project, zoals boenen en stofzuigen. Voordeel van een 3-cijferig hoofdstuknummer is dat huidige geforceerde combinatiehoofdstukken in het huidige STABU weer kunnen worden ontvlochten, zoals in hoofdstuk 34 de activiteiten beglazingwerk (bij nieuw- en verbouw) en glazenierswerk (bij restauratie en instandhouding). Een ander voordeel van deze opsplitsing is het ontvlechten van baanvormige- en schubvormige bij dakbedekkingswerk (nu bij elkaar in hoofdstuk 33) en het opdelen van het huidige composiet hoofdstuk 48 (3-in1) van STABU. Uiteraard zijn deze bomen (xBS) ook te koppelen aan andere voor het betreffende project relevante SE bomen, bijvoorbeeld aangaande "(bouw)kosten" (KBS), "risico (RISMAN)" en "Arborisico (RI&E)" etc.


    In het Specificatiesysteem is , eender de BIM BASES ILS en het 3D-modelleren, de entiteit de drager van de informatie. Naar believen kan dit her gesorteerd worden naar bijvoorbeeld technieken (STABU volgorde).

     

    Activiteitenladder

    De Restauratieladder staat voor de gewenste volgorde van een ingreep bij een monument of beeldbepalend object oppert, gebaseerd op het Charter van Venetie, het internationale handvest voor het behoud en restauratie van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Analoog zou je dit kunnen uitbreiden tot een soort activiteitenladder waarin de restauladder is geintegreerd. Immers, ook bij onderhoud en beheer van niet-monumenten is het wellicht wenselijk vanuit duurzaamheid dat we niet gelijk naar vernieuwing en verduurzaming overgaan. Ook conserveren en goed onderhoud plegen kan de levensduur van een bouwdeel flink oprekken. Bovendien kunnen bijzondere bouwobjecten ooit ook een monument of een beeldbepalend object worden en dan is het niet zo fraai als men tot het verkrijgen van die status broddelwerk heeft verricht op het gebied van  onderhoud.  De activiteitenladder is derhalve niet een alfabetische lijst van activiteiten die losgelaten kunnen worden op een bouwstof om een bouwdeel te verkrijgen. Het is een gestructureerde lijst van activiteiten die gekozen kunnen worden bij zowel nieuwbouw en bestaande bouw, dat laaste voor onderhoud, renovatie en restauratie.


    Actor

    Van belang is dat van "alle participanten", belanghebbenden, personen (vaak namens organisaties), die betrokken zijn bij het nemen van bepaalde beslissingen bekend is wat het "gewicht" is van zijn/haar inbreng. Het zou kunnen voorkomen bij een TO-contract (bestek), dat een opzichter iets technisch positief verifieert (test) en de directie het daarna positief valideert (toetst), doch dat de kwaliteitsborger, met een soort van vetorecht, vanuit wettelijke (Bbl) invalshoek, het afkeurt. In het ESS is daarop geanticipeerd.


    De actor is in IFC de entiteit IfcActor, de persoon die een omschreven functie, vaak namens een betrokken partij, uitoefent waarvan de taken en rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn afgesproken en (doorgaans) schriftelijk gedocumenteerd en gecontracteerd is (DNR+STB). Bij het doen van een project ten behoeve van een object, zijn de participanten, naast de opdrachtgever, dikwijls specialistische  partijen, naast de stake- en shareholders. Actoren in deze zijn (niet limitatief):


    1. Opdrachtgever(s);
    2. Huurder(s);
    3. Architect;
    4. Adviseur E;
    5. Adviseur W;
    6. Adviseur Constructies;
    7. Adviseur Bouwkosten;
    8. Adviseur Bouwfysica;
    9. Adviseur Uitvoering;
    10. Projectleider(s);
    11. Directievoerder(s);
    12. Toezichthouder(s);
    13. Gebouwbeheerder;
    14. Facility manager;
    15. Kwaliteitsborger;
    16. Aannemer(s);
    17. Onderaannemer(s);
    18. Risicomanager;
    19. Veiligheidsadviseur;
    20. Omwonenden;
    21. Overheids medewerker(s);
    22. Assessoren;
    23. Leverancier(s).


    Addendum/Erratum/Correctum/Annex/Bijlage/Appendix

    1. Addendum
      1. Bijlagen, aanvulling, toevoeging
      2. Woordfeit: Addendum is eigenlijk een werkwoordsvorm van het Latijnse addere `toevoegen`. Ad- is `naar, bij`, dare `geven`. Een addendum is dus ook een Toevoeging op de algemene voorwaarden aangaande zaken waarin deze niet voorziet.
    2. Erratum
      1. Fout van de auteur in een tekst, drukfout, vergissingen. VOORBEELD: Als een erratum pas na het drukken van de tekst wordt ontdekt, kan er naderhand een vel met de verbetering worden bijgevoegd. In een zogenaamde Nota van Inlichtingen kunnen naast de antwoorden op gestelde vragen ook fouten in de tekst vanuit de auteur evenzo worden meegenomen.
    3. Correctum
      1. Correcties, een vorm van erratum. een niet foute tekst die echter wel coorectie behoeft zou je een correctum kunnen noemen.
    4. Annex
      1. Bijlage, appendix.
    5. Bijlage
      1. Bijage.
    6. Appendix
      1. Een appendix, aanhangsel van een boek overgenomen van het Latijnse addendum (dat wat moet worden toegevoegd). Bijlage


    In de Model Bouwteamovereenkomst van DG 2000 is gekozen voor het woord Appendix terwijl in reguliere algemene voorwaarden het woord Bijlage en Annex meer gebruikelijk is. Voordeel van een Appendix is dat je er een annex aan kunt hangen die weer bestaat uit bijlagen!!!


    Afbouwgarantie/afbouwborg

    Er bestaat een risico van een stilgelegd bouwproject door het faillissement van de aannemer, hetgeen zowel tijdens de uitvoering kan geschieden of na de oplevering. Om met name consumenten hiertegen te beschermen zijn er de afgelopen deccenia allerlei waarborginstellingen onstaan die, in de vorm van een soort verzekerde garantieproducten, in staan voor:

    1. De afbouw van het bouwwerk of gebouw, bijvoorbeeld een woning of appartement, een soort van insolventieverzekering;
    2. Gebreken na de oplevering, mocht de aannemer deze niet kunnen of willen herstellen.

    Om gebruik te kunnen maken van dit vangnet, voor het verkrijgen van een certificaat, betaald de consument een promilage van de koopsom (v.o.n.).


    Bekende waarborginstellingen zijn:

    1. Afbouwborg, het programma van Afbouwborg is speciaal ontworpen om de impact van een faillissement van een bouwbedrijf of aannemer op projecten te minimaliseren. Afbouwborg gaat een relatie aan met aannemers en zorgt voor proactieve monitoring om potentiële problemen tijdig te identificeren en aan te pakken. Niet alleen grijpt Afbouwborg in bij problemen, maar voorkomt ze ook door nauwe samenwerking en vroegtijdige signalering van bouwrisico’s. De intentie van Afbouwborg is niet alleen om in te grijpen bij problemen, maar ook om ze te voorkomen. Door de nauwe samenwerking met aannemers en vroegtijdige signalering van risico’s, kan Afbouwborg ingrijpen om te voorkomen dat een aannemer failliet gaat tijdens de bouw of zijn werk niet afmaakt. Afbouwborg screent de aannemer, het project en zorgt dat de juiste overeenkomsten opgesteld worden. Afbouwborg is ontstaan vanuit het besef dat kleine en middelgrote bouwbedrijven vaak waardevolle projecten moeten laten liggen, simpelweg omdat ze niet zijn uitgerust om de toetredingsprocedures van bestaande borgregelingen te doorlopen. Hoewel deze bedrijven uitstekend kunnen bouwen, lopen ze vast in de administratieve rompslomp en complexe criteria.
    2. Bouwgarant, is het grootste keurmerk van de bouw in Nederland en biedt de zekerheid van een goed bouwbedrijf, een degelijke klachtregeling en een sterk garantieproduct. Het BouwGarant-keurmerk biedt zekerheid bij nieuwbouw, verbouw en renovatie. Het BouwGarant-keurmerk krijg je als bouwbedrijf dan ook niet zomaar. Mooie dingen maken is niet genoeg. Het bouwbedrijf moet over de juiste diploma’s en verzekeringen beschikken en voldoen aan eisen op het gebied van vakmanschap, kwaliteit en betrouwbaarheid. Alle bouwbedrijven worden, ook als zij al aangesloten zijn, regelmatig getoetst door een onafhankelijke instantie. Wil men extra zekerheid, bijvoorbeeld bij faillissement van de bouwer, dan kan men kiezen voor de garantie van BouwGarant. Er is een Nieuwbouwgarantie, een Verbouwgarantie en een Transformatiegarantie.

      Om het BouwGarant-keurmerk te mogen dragen, moet een bouwbedrijf aan een reeks van kwaliteitseisen voldoen. Die eisen hebben onder meer te maken met de wijze van offreren, hoe hij meer- en minderwerk berekent en zijn werkwijze bij oplevering. Ook zaken als de kredietwaardigheid worden gecontroleerd. Als de aannemer het BouwGarant-keurmerk eenmaal heeft, wordt hij regelmatig getoetst door een onafhankelijke instantie. Een BouwGarant-aannemer moet aantonen dat hij ervaring heeft in de bouw. Hij moet minimaal twee jaar actief zijn als aannemingsbedrijf en onder de activiteit ‘hoofdaannemingsbedrijf in de bouwnijverheid’ ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

    3. Woningborg,biedt tijdens de bouw bescherming tegen de gevolgen van een faillissement van de aannemer en is een vangnet bij gebreken na oplevering van de woning. Woningborg toetst preventief de plannen nog voordat het gebouwd gaat worden op basis van:
          1. De Technisch ABC lijst, een praktische vertaling van de technische wettelijke eisen vanuit de wetgever aangevult met marktcomfome eisen. In het ABC staan ruim 250 artikelen met betrouwbare, waardevolle en duidelijk onderbouwde technische adviezen;
          2. De juridische ABC lijst.,

      Met een waarborgcertificaat van Woningborg is men ervan verzekerd dat de woning in beginsel wordt afgebouwd. Ook herstel van gebreken bij grondgebonden woningen en appartementen na oplevering is gewaarborgd onder de Garantie- en waarborgregeling van Woningborg gedurende:
      1. Tot maximaal 10 jaar bij ernstige gebreken. Er is sprake van een ernstig gebrek indien er sprake is van een gebrek dat de hechtheid van de constructieve of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, hetzij de woning of het woongebouw/het privégedeelte ongeschikt maakt voor zijn bestemming.
      2. Bouwkundige kwaliteit tot 6 jaar.
    4. SWK, het oudste keurmerk van Nederland, verstrekt sinds 1978 waarborgcertificaten aan kopers van woningen van de bij SWK aangesloten ondernemers. Dit beschermt kopers tegen risico's die zijn verbonden aan de aanschaf van een nieuwbouw koopwoning.


    Het contract tussen een opdrachtgever en aannemer via bijvoorbeeld een gedetailleerd STABU bestek en het contract tussen een koper (consument) en een verkoper (projectontwikkelaar) door middel van een koop-aannemingsovereenkomst en een minder gedetailleerde bouw- of verkoopbrochure is wezenlijk verschillend. Vanuit de optiek van een opdrachtgever, de ondernemer, als de verkopende partij richting de consument, de verkrijger, is het zinvol om de afbouwgarantie en garanties mee te nemen in zijn/haar contract met de aannemer. Simpelweg ergens bij de van toepassing zijnde voorwaarden vermelden dat de de eisen van bv SWK van toepassing zijn is te snel door de bocht. Wel kan bij de omschrijving van het werk aangestipt worden dan de bouwwerken met woonfunctie ontworpenzijn op basis van een afbouwgarantie.


    Afwerkstaat/ruimteboek

    Bij een reguliere werksoort gerichte werkbeschrijvingen zoals in een bestekboek zie je toch de behoefte in de praktijk om de bestekposten aangaande de afwerkingen (interieur en exterieur) te "visualiseren" of clusteren naar ruimtes om vervolgens te differentieren naar vloer, wand en plafond, waarmee het een en ander beter te duiden is. Een dergelijk document voor het interieur noemt men dan een afwerkstaat interieur of een ruimteboek.

    Wenst met iets soortgelijks voor de schil van het object dan maakt men een afwerkstaat exterieur oftewel een materiaal-kleurstaat exterieur. Hierin worden de uiterlijke zaken benoemd van de esthetisch gevoelige variant-elementen, specifiek de bouwdelen, van bijvoorbeeld de gevel aangaande attributen/kenmerken als:

    1. Materiaal;
    2. Kleur;
    3. Textuur;
    4. Dessin;
    5. Glansgraad.


    Het opnemen in deze documenten van de korttekstcode van de bestekpost waarin de betreffende afwerking gedetailleerd wordt beschreven kan dienstig zijn.


    Door objectgericht, op basis de indeling van de SBS, te specificeren, krijg je vanzelf de afwerking per ruimte, met als tussenverdeling de :

    1. Elementcluster, Vloerafwerking;
    2. Variant-element, bv
      1. Vloerafwerkingen, niet verhoogd, afwerklagen;
      2. Vloerafwerkingen, niet verhoogd, bekledingen;
      3. Vloerafwerkingen, niet verhoogd, bekledingen.
    3. Bouwdeel, bv
      1. vloerafwerkingen, niet verhoogd, afwerklagen, vloertegels;
      2. vloerafwerkingen, niet verhoogd, bekledingen, matomranding;
      3. vloerafwerkingen, niet verhoogd, bekledingen, schoonloopmat.
    4. Bouwstoffen:
      1. Vloertegels;
      2. Matomranding;
      3. Schoonloopmat.
    5. Bouwproducten:
      1. X;
      2. Y;
      3. Z.


    Het begrip Ruimteboek heeft in de restauratiesector de betekenis van een soort van conditiemetingsrapportage en vastleggingsdocument van wat er reeds zit, op ruimteniveau.

    "Onze restauratie architect heeft voor aanvang van de restauratie een zogenaamd "Ruimteboek" gemaakt. Daarin zijn alle ruimtes apart beschreven met een foto en met de kleuren en eventuele bijzonderheden. Dat is ook als leidraad gebruikt voor het opstellen van het bestek voor de restauratie."


    Aggregatie

    Bij aggregatie wordt aangegeven of iets onderdeel kan zijn van iets groters. Aggregatie is dus de samenvoeging tot een groter geheel. Bij aggregatie van systemen worden systemen samengevoegd en wordt vervolgens het ontstane als een nieuw systeem gezien. Bij aggregatie van gegevens worden de waarden van eigenschappen van subsystemen samengevat (bijvoorbeeld door te tellen of te sommeren) tot een eigenschap van het systeem waar de subsystemen deel van uitmaken. Bij aggregatie heeft het verwijderen van één element geen invloed op een ander gekoppeld element, in tegenstelling tot decompositie waar het verwijderen van een enkel element wel invloed heeft op een ander bijbehorend element. De niveaus in de NEN 2699, "Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken - Begripsomschrijvingen en indeling" zijn gebaseerd op aggregatie. Zijn er geen grondkosten, dan werk het systeem nog steeds.


    In het ESS is er zowel sprake van aggregatie als decompositie. Een ruimte kan niet zonder etage. In het ESS zijn eisen etc. overerfbaar, herbruikbaar. Je kunt derhalve zowel top down als bottom up specificeren. Het is vica versa. Zo zou je een stijlkamer (bottom) al kunnen uitwerken doch je weet nog niet op welke etage (up) deze moet komen in het SO/VO. Omgekeerd zou je een gebouw al morfologisch kunnen vormgeven (footprint en aantal verdiepingen) om het vervolgens te gaan uitwerken in zones en ruimten (down).  


    Akte

    Ondertekende schriftelijke stukken die bestemd zijn om totbewijste dienen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:


    1. Authentieke akte, in een de vereiste vorm, bevatten altijd een aantal vaste elementen zoals deidentiteit van de betrokken partijenen bevoegdelijk door openbare ambtenaren te moeten worden opgemaakt,meestal gebeurt dit door een notaris, en dat vervolgens in zijn bijzijn wordt ondertekend door de partijen. Authentiek aktes zijn:
      1. Huwelijkscontract;
      2. Verkoopovereenkomst onroerend goed.
    2. Onderhandse akte, een akte die niet aan bovenstaand criterium hoeft te voldoen, zoals een Overeenkomst van aanneming van werk, voortgekomen uit de MBO, is net als ieder contract in die zin een onderhandse akte. Opgemerkt dient wel in deze dat heel vroeger men wel, maar zeker niet altijd, langs de notaris ging om de overeenkomst vast te leggen. Voor een onderhandse akte zijngeen speciale vormvereisten. De onderhandse akte heeft ook bewijswaarde maar minder dan een authentieke akte. Als men de gemaakte afspraken afdwingen wil dan kan men in het contract geschillenbeslechting opperen als:
      1. Mediation;
      2. Arbitrage;
      3. Rechter.

    Algemeen tijdschema

    Tijdens een bouwproject worden allerhande planningen vervaardigd zoals:


    Primaire planningen

    Bij de uitvoering van het bouwproject is de bouwprocesbeheersing een van de belangrijkste werkzaamheden. Een hulpmiddel hierbij is een planning. Als eerste wordt, vaak contractueel bedongen, een (overall) algemeen tijdschema gemaakt. Deze primaire planning kan men op verschillende manieren uitwerken, doch het balkenschema, een netwerkplanning, is het meest toegepast, waarvan de opbouw is:

      1. In de meest linker kolom(men) staan, voorkomend uit het Technisch Specificatie en de Juridische Specificatie de activiteiten betreffende de bouwdelen welke moeten gerealiseerd binnen de over-all uitvoeringsduur, gerangschikt naar de uitvoeringsvolgorde die de aannemer kiest;
      2. In de bovenste rij is een tijdbalk,verdeelt in weeknummers, welke weer ingedeeld zijn in werk- of kalenderdagen;
      3. De cellen, de prognose en de werkelijke vordering en het zogenaamde kritieke pad.



    Het kritieke pad is de minimale tijd die je nodig hebt om je project uit te voeren. Het wordt ‘kritiek’ genoemd omdat iedere verstoring ervoor zorgt dat jouw project langer duurt. Het woord ‘pad’ verwijst naar de getekende netwerkplanning. Het kritieke pad is de snelste route door de netwerkplanning.

    Dit is vooral belangrijk wanneer een project een harde einddatum kent, een opleverdatum. Door het bepalen van het kritieke pad zie je wat de minimale doorlooptijd is van je project en kan je dus inschatten of de einddatum wel haalbaar is.


    Naast de primaire activiteiten kunnen ook zaken meegenomen worden als (niet limitatief):

    1. Personeelsinzet;
    2. Materieelinzet
    3. Bestelmoment, afroepdatum en afleverdatum bouwstoffen;
    4. Keuring (werk)tekeningen;
    5. Keuring (detail)berekeningen;
    6. Beproevingen o.g.
    7. Voltooiing;
    8. Opneming, verificatie;
    9. Oplevering, validatie;
    10. Onderhoudstermijn, narooiwerk en gebreken;
    11. Eindafrekening.


        Secundaire planningen
        In het balkenschema worden de belangrijkste gegevens vastgelegd om een zo doelmatig mogelijke uitvoering te bereiken. Vooral voor omvangrijke projecten is het noodzakelijk afgeleide schema’s te maken voor een goede werkorganisatie. De aldus uit de primaire planning afgeleide schema’s noemen we de secundaire planningen. Tot de secundaire planningen behoren:

        1. Personeelsplanning: bij het vaststellen van de tijdsduur voor een bewerking is reeds rekening gehouden met het aantal in te zetten werknemers voor die bewerking. In het balkenschema is dus reeds aangegeven hoeveel werknemers per vakgroep nodig zijn in een bepaalde periode. In een personeelsplanning worden alle benodigde werknemers per vakgroep berekend en in een grafiek uitgezet. Ook wordt het totaal gegeven van alle aanwezige werknemers. Bij het samenstellen van het balkenschema moet men zoveel mogelijk voorkomen date er in het personeelsbestand op de bouw grote verschillen optreden. Men moet ‘pieken’ voorkomen. Het personeelsplan geeft een goed inzicht in het benodigde bouwpersoneel. Het kan ook gebruikt worden om de benodigde personeelsvoorzieningen te berekenen.
        2. Materiaalplanning: De aanvoer van materiaal op de bouwplaats is een zeer belangrijk facet voor een goede bouworganisatie. Het materiaal moet niet te vroeg en niet te laat op de bouwplaats geleverd worden. Dit noemen we ook wel ‘just in time’ levering. Wanneer het materiaal te vroeg op de bouwplaats geleverd wordt, kan dit problemen geven met de opslagruimte, maar ook is er dan meer kans op beschadiging en diefstal. Bij te late levering van het bouwmateriaal stagneert de bouwvoortgang. Tegenwoordig wordt de planning van de materiaalaanvoer vaak zo geregeld dat het materiaal vanaf de vrachtwagen meteen in het werk wordt gebracht. Dit noemt men ook wel ‘real time’ levering. De aannemer moet dan goede afspraken maken met de leverancier. De volgorde van het beladen van de vrachtwagen moet afgestemd worden op de volgorde van plaatsing in het werk. Een voorbeeld hierbij is de levering van vloerplaten. De aannemer geeft aan in welke volgorde de verschillende vloeren gelegd moeten worden. De vloerenfabrikant of de leverancier zorgt ervoor dat de vloeren in omgekeerde volgorde op de vrachtwagen gezet worden, zodat het leggen van de vloeren probleemloos verloopt. Voordat het materiaal geleverd wordt, moet het eerst ingekocht worden. Grote partijen materiaal worden meestal in verschillende tijden op de bouw afgeleverd. De aannemer geeft aan wanneer een partij geleverd moet worden. Dit geeft men dan enkele dagen voor de levering door aan de leverancier. Dit noem men het afroepen. Op de planning staan de tijdstippen voor het bestellen, afroepen en leveren aangegeven. Wanneer voor een bepaald bouwdeel ook eerst tekeningen en berekeningen nodig zijn, wordt ook dit op de materiaalplanning aangegeven.
        3. Materieelplanning: de indeling van een materieelplanning vertoont veel overeenkomst met een materiaalplanning. Een materieelplanning kan men echter met verschillende doelstellingen uitwerken. Men kan een materieelplanning maken voor een bouwwerk, met als doel dat het materieel dat nodig is op een bepaald tijdstip, dan ook aanwezig is. Het materiaal moet langer op het bouwwerk zijn dan strikt noodzakelijk is zodat de huurkosten niet hoger zijn dan nodig is. De aan- en afvoertijd wordt hierbij aangegeven. Een aannemer kan ook een materieelplanning gaan maken voor de inzet van het aanwezige materieel bij het totaal van alle onderhanden zijnde bouwwerken. Het doel is dan om alle materieel zo optimaal mogelijk in te zetten. Men kan dan hier ook uit af leiden welk materieel, was geen eigendom is, men eventueel nog extern moet inhuren. Een materieelplanning wordt meestal alleen gemaakt voor het groot materieel, zoals in te zetten bouwkranen, bouwliften, schaftketen, directieketen, speciesilo, bekisting en steigermateriaal.
        4. Werkregelingsschema: de planning wordt gemaakt in de werkvoorbereidingsfase, maar de verfijning van de planning betreffende de werkregeling met het in te zetten personeel en de grootte van een ploeg vindt tijdens de uitvoering plaats. Dit noemen we een werkregelingsschema. Volgens het principe van ‘werken van grof naar fijn’ wordt in het werkregelingsschema de bewerkingslijst van het tijdschema nader gedetailleerd. Men kan tijdens de uitvoering in dit schema de bewerkingen nauwkeuriger uitwerken. Een werkregelingsschema wordt gemaakt voor de periode van 4 tot 6 weken. Het doel van een werkregelingsschema is om de werknemers en onderaannemers zo effectief mogelijk in te zetten en het afstemmingsverlies zoveel mogelijk te beperken. Er wordt eigenlijk op papier gezet wat een uitvoerder in zijn hoofd heeft zitten. Bij het maken van het werkregelingsschema gaat men bij het begin van de periode steeds uit van de werkelijke situatie. Het schema wordt zodanig ontworpen dat het einde van de periode overeenkomt met de geplande situatie op het tijdschema. Door deze werkwijze wordt tevens bereikt, dat achterstand op bepaalde werkonderdelen beter kan worden gelokaliseerd en tijdig kan worden opgeheven.
        5. Betalingsschema: de betaling van de aanneemsom of aannemingssom vindt over het algemeen niet plaats bij de oplevering, maar in gedeelten tijdens de uitvoering. In het contract staat aangegeven hoe de opdrachtgever de aannemer zal betalen. Dit is meestal geregeld door het vermelden van de betalingstermijnen. Voor de financiering is het belangrijk dat zowel de aannemer als de opdrachtgever vooraf weten wanneer een termijnbetaling plaats zal vinden. De bepaling van deze tijdstippen geschiedt door middel van een zogenaamd betalingsschema. Als uitgangspunt dienen de inschrijfbegroting en het algemeen tijdschema.
        6. Tekeningschema: een op de UAV 2012 gebaseerd (bestek)contract is in hoofdzake gebaseerd op de beschrijving van het werk en de daarbij behorende tekeningen, vroeger bestektekeningen genaamd. De UAV 2012 gaat er hierbij vanuit dat je hiermee voldoende gegevens hebt als inschrijvende aannemer om een verantwoorde inschrijving te kunnen doen. Het principe van de UAV 2012 is vervolgens dat de opdrachtgever de benodigde tekeningen en andere gegevens ten behoeve van de uitvoering leverten dat de directie de contractueel van de aannemer bedongen tekeningen, de werktekeningen, moet goedkeuren alvorens er van af mag worden gewerkt. Om deze tekeninglogistiek in goede banen te leiden wordt contractueel vaak van de aannemer een zogenaamd tekening distributieschema gevraagd waarin primair opgenomen welke en wanneer:
          1. De tekeningen die de directie namens de opdrachtgever moet verstrekken;
          2. De tekeningen die door of namens de aannemer worden gemaakt en ter goedkeuring aan de directie moeten worden voorgelegd.


          Ook voor berekeningen kan een apart schema worden opgesteld of worden geïntegreerd in het Tekening distributieschema


          Algemene voorwaarden

          De wet biedt in Afdeling 6.5.3. van het Burgerlijk Wetboek (BW) de wettelijke regeling voor algemene voorwaarden. Op grond van artikel 6:232 BW is een contractspartij zelfs aan algemene voorwaarden gebonden als men bij het sluiten van de overeenkomst begreep of moest begrijpen dat een partij de inhoud van de algemene voorwaarden niet kende. De algemene voorwaarden zijn al van toepassing nadat een offerte, de prijsaanbieding of inschrijving (het aanbod) waarin de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard, door de andere partij is geaccepteerd (de aanvaarding), wat expliciet het geval is als daarna beide partijen de Basis overeenkomst completeren en ondertekenen. Of de partijen de inhoud van de algemene voorwaarde kenden, is dus niet relevant. Als de partijen bekend zijn met de algemene voorwaarden, wat bij paritaire voorwaarden zeker het geval zou moeten zijn, dan hoeven de algemene voorwaarden niet per se ter hand gesteld te worden (de zogenoemde bekendheidsuitzondering).De vraag of algemene voorwaarden van toepassing zijn, moet worden beantwoord op basis van de maatstaven die in het algemeen gelden voor het tot stand komen van een overeenkomst en die zijn neergelegd in de artikelen 3:33 en 3:35 BW. Wil de opdrachtgever dat zijn gekozen algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomsten die hij sluit, dan moet hij de aannemer expliciet hiervan op de hoogte brengen. Dit doe je als “actieve uitvragende partij” door bijvoorbeeld deze “van toepassing te verklaring”in de overeenkomst.Voorwaarden waarnaar verwezen wordt in een overeenkomst welke opgesteld zijn om repeterend te gebruiken in soortgelijke overeenkomsten, algemeen van karakter en niet projectspecifiek om de discussie over wel of geen kernbeding te zijn, niet te voeden zijn:

          1. Eenzijdig namens een partij opgesteld:
            1. inkoopvoorwaarden van bijvoorbeeld een bedrijf;
            2. Leverings- of verkoopvoorwaarden van een bedrijf.
          2. Eenzijdig namens meerdere dezelfde soort partijen opgesteld:
            1. Model Bouwteamovereenkomst 2021 vanuit Koninklijk Bouwend Nederland (KBNL);
            2. Bouwteamovereenkomst DG 2020 vanuit Duurzaam Gebouwd;
            3. AVA zakelijk vanuit Koninklijk Bouwend Nederland (KBNL);
            4. AVvO 2016;
            5. FIDIC;
            6. DNR 2011;
            7. CEW 2019;
            8. ARW 2016.
          3. Meerzijdig, in breed overleg, namens meerdere niet-dezelfde partijen opgesteld,vaak voorafgaand met de letter U van Uniform:
            1. UAV 2012;
            2. UAV-GC 2005/2020.


          Vroeger, voor de bouw enquete (2000), kenden we ook een UAR, hetUniform Aanbestedings Reglement, welke door en voor de bouw was samengesteld. Toen de liefde tussen de aanbesteders en inschrijvers in die periode even weg was kwam eenzijdig vanuit de aanbestedingplichtige aanbesteders het ARW!


          Het “overrulen” door een inschrijver of prijsaanbieder van de door de opdrachtgever bij een aanbesteding of offerteverzoek geopperde algemene voorwaarden voor de latere overeenkomst zal bij een aanbesteding van een aanbestedingsplichtige opdrachtgever een ongeldige inschrijving opleveren welke niet in behandeling genomen mag worden,.


          Informatieplicht en terhandstelling

          Als een opdrachtgever algemene voorwaarden of zijn inkoopvoorwaarden hanteert, maar ook als de aannemer zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaart, op bijvoorbeeld een overeenkomst met een consument, bestaat er een zogenaamde informatieplicht. Deze informatieplicht houdt in dat de wederpartij een redelijke mogelijkheid moet hebben om van voorgeschreven algemene voorwaarden kennis te kunnen nemen (je moet de algemene voorwaardenter hand stellen of een pdf e-mailen). Doet men dat niet, dan de algemene voorwaarden, op de uitzonderingen zoals opgenomen in artikel 6:235 BW na, vernietigbaar. Vernietigt een wederpartij met succes door de andere partij geopperde algemene voorwaarden, dan zijn deze dus niet van toepassing.


          Uitzondering op de terhandstelling: bekendheidsuitzondering

          In het (in juridische kring) bekende arrestGeurtzen/Kampstaal uit 1999 introduceerde de Hoge Raad de zogenoemde bekendheidsuitzondering op de terhandstellingsplicht. De Hoge Raad overwoog:

          “Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van art. 6:234 lid 1 brengt evenwel mee dat aan de strekking van de in die bepaling vervatte regeling eveneens recht wordt gedaan, indien de wederpartij zich tegenover de gebruiker ook niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden kan beroepen, wanneer hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan het geval dat regelmatig gelijksoortige overeenkomsten tussen partijen worden gesloten, terwijl de algemene voorwaarden bij het sluiten van de eerste overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld en aan het geval van een van algemene voorwaarden deel uitmakende eenvoudige exoneratieclausule, die in een winkel of bedrijfsruimte op duidelijke wijze aan klanten wordt gepresenteerd. Ook kunnen zich omstandigheden voordoen waarin een beroep op art. 6:233 onder b en art. 234 lid 1 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.” Als dus sprake is van een min of meer bestendige handelsrelatie bijvoorbeeld ontstaan door een Raamovereenkomst of middels ketenintegratie, waarbij regelmatig soortgelijke overeenkomsten worden gesloten en je bij het sluiten van de eerste overeenkomst de algemene voorwaarden aan jouw wederpartij ter hand hebt gesteld, dan kunnen de algemene voorwaarden ook gelden voor latere soortgelijke overeenkomsten op grond van de bekendheidsuitzondering. Jouw wederpartij is dan immers al bekend met de algemene voorwaarden.


          Definitie algemene voorwaarden en kernbedingen

          De wet legt in artikel 6:231 BW de definitie vast van algemene voorwaarden:

          “Een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestatie aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd”.

          Een beding dat de kern van de prestatie aangeeft (een kernbeding) voldoet dus niet aan deze definitie en is dus geen algemene voorwaarden. De wederpartij is in het licht van art. 6:232 BW dan ook niet aan een dergelijk beding gebonden als zij daarmee nietexpliciet akkoord is gegaan. Zijn kernbedingen wel opgenomen in algemene voorwaarden, dan zijn ze ongeldig. Kernbedingen hoort men dus expliciet overeen te komen, zoals in de overeenkomst, voortgekomen desgewenst uit een MBO, welke door partijen is ondertekend.

          Wat zijn nu eigenlijk kernbedingen? Een kernbeding wordt gedefinieerd als een beding dat van zo wezenlijke betekenis is dat de overeenkomst zonder dit beding niet tot stand zou zijn gekomen of zonder dit beding niet van wilsovereenstemming omtrent het wezen van de overeenkomst sprake zou zijn. Als voorbeelden van kernbedingen worden in de parlementaire geschiedenis onder meer genoemd:


          1. De te betalen prijs in geld;
          2. De datum van aanvang;
          3. De uitvoeringsduur.


          Kortom, de kernbedingen zijn de project specifieke zaken,de invullingen, die anticiperen op onderwerpen die in algemene voorwaarden als de UAV 2012 worden aangehaald zoals:

          1. Deel van het werk, perceel;
          2. Aanwijzing directie;
          3. Vereiste vergunningen e.d.;
          4. Verontreiniginen;
          5. Directieleveringen;.
          6. Eerder beginnen fysiek dan datum van aanvang;
          7. Uitvoeringsduur;
          8. Bedienings- en onderhoudsvoorschriften;
          9. Revisiebescheiden;
          10. Onderhoudstermijn
          11. Werkterrein
          12. Toestand werkterrein;
          13. Afsluiting werkterrein;
          14. Keuring bouwstoffen;
          15. Uit het werk komende oude bouwstoffen;
          16. Garantie;
          17. Loodsen, directieverblijf;
          18. Nevenaanneming;
          19. Gevonden voorwerpen
          20. Stelposten;
          21. Verrekenbare en geschatte hoeveelheden;
          22. Facturatie;
          23. Kortingsbedrag;
          24. Zekerheidstelling;
          25. Verzekering;


            Daarnaast ontbeert de UAV 2012 ook een aantal relavante zaken, deze kunnen dan als kernbedingen, worden toegevoegd,als aanvullingop, zaken als:

            1. WAV;
            2. WAS;
            3. Risicoregeling;
            4. WKA;


            Ook komt de zinsnede "tenzij in het bestek anders is bepaald" o.g. 7 maal voor in de UAV 2012 hetgeen betekend dat je ergens, verondersteld proportioneel, af mag wijken bij :

            1. Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen. paragraaf 7.2
            2. Tenzij het bestek anders bepaalt, blijven de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom van de opdrachtgever. paragraaf 21.1

            3. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij het bestek anders bepaalt. paragraaf 22.1

            4. Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende werken door de directie. paragraaf 31.2

            5. De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt. paragraaf 32

            6. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij het bestek anders bepaalt. 43a.1

            7. Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt. paragraaf 43b.1


            Voor het paraplubegrip "bestek" kan hier gelezen worden "bestekboek".


            Generieker en taalkundig beter, zou zijn geweest:

            1. Het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen,tenzij in het bestek anders is bepaald.
            2. De uit het werk komende oude bouwstoffen blijven eigendom van de opdrachtgever,tenzij in het bestek anders is bepaald.

            3. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij in het bestek anders is bepaald. 22.1

            4. De coördinatie van in elkander grijpende werken geschiedt door de directie,tenzij in het bestek anders is bepaald.

            5. De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen,tenzij in het bestek anders is bepaald.

            6. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing,tenzij in het bestek anders is bepaald.

            7. De aannemer dient verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is,tenzij in het bestek anders is bepaald.De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.


            De meest specifieke kernbedingen zijn verondersteld die waarin expliciet ofuitdrukkelijk,conform paragraaf 2, lid 1 van de UAV 2012,wordt afgeweken van de UAV 2012. Aanbestedingsplichtige partijen moeten hier voorzichtig mee omgaan in verband met voorschrift 3.9c uit de gids Proportionalitei. In een dergelijk geval dient de aanbesteder deze afwijkingen op de paritaire UAV dan formeel ook te motiveren in de aanbestedingsstukken, want zeker niet de gangbare praktijk is.


            De volgorde van algemene voorwaarden naar kernbeding zou kunnen zijn:


            1. Algemene voorwaarden, niet projectspecifiek;
            2. De projectspecifieke, anticiperende bepalingen hierop, de kernbedingen, als de :
              1. Invullingen;
              2. Toevoegingen;
              3. Afwijkingen;
              4. Uitdrukkelijke afwijkingen;
            3. Appendix, annex, bijlage, projectspecifiek.


            Algemene voorwaarden mogen geen:

            1. Onredelijk bezwarende bedingen bevatten. In het zakelijk verkeer komt vernietiging van een beding in de algemene voorwaarden omdat dit onredelijk bezwarend zou zijn niet vaak voor. De rechter is terughoudend bij de toetsing;
            2. Kernbedingen bevatten.


            Artikel 6:233 BW bepaalt onder meer:

            Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaarindien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval,onredelijk bezwarend is voor de wederpartij”. Een vernietigd beding in algemene voorwaarden is ongeldig en maakt daarom geen deel uit van de overeenkomst".


            Is de wederpartij een consument dan dient de opsteller van de algemene voorwaarden in het bijzonder rekening te houden met artikel 6:236 BW (zwarte lijst) en artikel 6:237 BW (grijze lijst). De zwarte lijst bestaat uit 14 bedingen waarvan de strekking zonder meer onredelijk bezwarend is. Deze bedingen zijn dus vernietigbaar. De grijze lijst bestaat eveneens uit 14 bedingen waarvan de strekking vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn. Deze bedingen zijn niet zonder meer vernietigbaar; de gebruiker van de algemene voorwaarden wordt de mogelijkheid geboden aan te tonen dat het onder de specifieke omstandigheden gerechtvaardigd is de bedingen te hanteren. Slaagt de gebruiker hierin niet, dan zijn ook de bedingen in de grijze lijst vernietigbaar.


            Een kernbeding – een beding dat de kern van de tussen partijen overeengekomen prestaties aangeeft – is uitgezonderd van een beoordeling op oneerlijkheid. Hetkernbeding moet dan echter wel duidelijk en begrijpelijk zijn(zeker voor consumenten).Als een kernbeding onduidelijk of onbegrijpelijk is, kan toch sprake zijn van een onredelijk bezwarend beding.Bij twijfel over de betekenis van het kernbeding dient de voor de consument meest gunstige uitleg voor te gaan. Dit is de zogenoemde contra proferentem-regel in artikel 6:238 lid 2 BW. Voor aanbestedingsplichtige opdrachtgevers geldt de Gids Proportionaliteit, artikel 3.9.c


            ALIB 2024

            De Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven (ALIB), opgesteld door branche organisatie Techniek Nederland en dus niet paritair en zijn bedoeld als de Algemene voorwaarden in een Aannemingsovereenkomst tussen een Installateur en een zakelijke wederpartij als:

            1. Een 1elijns aannemer die een contract heeft met een opdrachtgever, dan is de 2elijns installateur onderaannemer;
            2. Een opdrachtgever die direct een contract heeft met de installateur, dan is hij 1elijns aannemer of opdrachtnemer;


            Het is een compact document bestaande uit 2 hoofdstukken, waarvan hoofdstuk A “Algemene bepalingen" heet, welke bestaat uit 18 artikelen, onderverdeeld in leden. Aandachtpunten zijn:

            1. De aannemer noemt men opdrachtnemer;
            2. Men spreekt over opdrachten, niet over aannemingsovereenkomsten;
            3. Het zijn precontractuele en contractuele zaken ineen;
            4. Niet iedere opdrachtgever is in een ALIB contract eigenbouwer en heeft te maken met de WKA etc.
            5. De opdrachtgever vrijwaart de opdrachtnemer, dit is in de UAV 2012 ondersom geregeld;
            6. De installateur noemt zich opdrachtnemer maar bij meerdere installateurs op het werk namens bijvoorbeeld de gemeenschappelijke 1elijns opdrachtgever spreekt men weer van nevenaanneming;
            7. De bouwstoffen heten Goederen, doch het begrip is niet gedefinieerd. In de UAV spreekt men over Bouwstoffen;
            8. Als iets nagelvast is verwerkt, is het nog steeds geen eigendom van de opdrachtgever. In de wet staat:
              1. Onroerende zaken zijnhet eigendom van het perceel waarop de woning staat, de woning zelf en verdere aanhorigheden. Onder onroerende zaken vallen de spullen die niet weggehaald kunnen worden zonder de woning of het perceel te beschadigen.
            9. Het bepaalde in artikel 7:754 lid 2 Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing. Dit suggereert dat het een aannemingsovereenkomst moet zijn, maar dat kan niet wat die wettelijke bepaling in titel 12 van boek 7 is dwingend recht richting een consument en met het verschijnen van de Wkb zelf strenger geworden, namelijk:


            754, lid 1: De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.


            754 lid 2: Bij aanneming van een bouwwerk geschiedt een waarschuwing als bedoeld in lid 1 schriftelijk en ondubbelzinnig en wijst de aannemer de opdrachtgever tijdig op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

            1. Overeenkomst gaat over de verrichting van werkzaamheden, zijnde:
            2. Werkzaamheden op grond die de opdrachtnemer moet verrichten zijn:
              1. Het geheel van ontwerp;
              2. Installatie en/of onderhoudswerkzaamheden;
              3. Met inbegrip van de levering van goederen en/of diensten.


            Alliantie

            Een strategische alliantie is een alliantie waarbij twee of meer groepen dezelfde belangen hebben en overeenkomen elkaar over het algemeen geen kwaad te doen, en elkaar te helpen als ze in staat zijn. Dit is meestal een politiek geopolitiek iets. Een consortiumovereenkomst is een formele overeenkomst tussen twee of meer groepen over wat elk lid wel en niet zal doen. Een alliantie of een bondgenootschap is een verdrag tussen staten, zakenpartners of individuen, omwille van een gemeenschappelijk voordeel. Allianties kunnen militair van aard zijn. Dit soort allianties komt veelvuldig voor in de geschiedenis.


            Alternatief/variant

            Het toestaan van het indienen van één of meerdere varianten door inschrijvers kan innovaties faciliteren, zo is de gedachte. Dit is echter alleen toegestaan als de aanbestedende dienst vooraf in de aankondiging kenbaar heeft gemaakt dat varianten ingediend mogen worden. Varianten hebben vooral meerwaarde in procedures waarin de aanbestedende dienst er in basis voor kiest om (grotendeels) technisch en oplossingsgericht te specificeren. We kennen 3 soorten (varianten):

            1. Variant is niet voorgeschreven en ook niet wenselijk vanuit de aanbesteder, “Doe geen moeite, ik doe er toch niks mee”;
            2. Variant is wel door de aanbesteder voorgeschreven, bv het ontwerp is gebaseerd op betonbouw, maar de inschrijver mag daarnaast ook een variant indienen op basis van staalskeletbouw, “Overtuig mij dat er verkeerde keuze is gemaakt”;
            3. Variant is niet door de aanbesteden voorgeschreven, maar de inschrijver mag er wel mee komen “Verras mij”;

            Het begrip 'alternatieve inschrijving' werd tot voor kort gebruikt voor afwijkingen van het bestek op initiatief van de inschrijver. Tegenwoordig worden beide verschijningsvormen varianten genoemd, een:

            1. Variant van de aanbesteder;
            2. Variant van de inschrijver.


            Men kan inschrijver verplichten om een variant in te dienen. ook kan men verplichten naast een variant, een bestekconforme inschrijving in te dienen. Dit alles moet dan wel in de aankondiging en aanbestedingsdocumenten worden meegenomen.

            In de aanbestedingsdocumenten moet ook worden vermeld aan welke minimumeisen varianten moeten voldoen en op welke wijze deze moeten worden ingediend. Een ingediende variant die niet aan de minimumeisen voldoet, moet als ongeldig worden gezien en dient te worden afgewezen. De aanbesteder dient te waarborgen dat de gekozen gunningscriteria toepasbaar zijn op zowel de varianten die aan de gestelde eisen voldoen als op de bestekconforme inschrijvingen.


            Analyse classificaties publiekrechtelijke en privaatrechtelijke documenten in de bouwsector


            De MBO bevat de opzet voor:

            1. de aanhef en considerans, voor een te sluiten aannemingsovereenkomst tussen een opdrachtgever enerzijds en aannemer(s)/opdrachtnemer(s) anderzijds, de partijen;
            2. de zogenaamde kern-kernbedingen in de vorm van projectspecifieke juridische bepalingen.


            De MBO als onderlegger (invuldocument) wordt in beginsel door of namens de opdrachtgever, bij voorkeur door de bouwspecificatiedeskundige, zoveel mogelijk project specifiek opgemaakt, waarna ze als Basis Overeenkomst (BO), een onderdeel van de aanbestedingsstukken, waaronder de Technische en Juridische Specificaties, verstrekt wordt aan de inschrijver(s) of prijsaanbieder.


            ARW 2016, Hoofdstuk 1 "Algemene bepalingen", 1.1 "Aanduidingen, begripsbepalingen", "Dit reglement verstaat onder:"

            b.aanbestedingsstukken: alle stukken die door de aanbesteder worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure;


            Deaanbestedingsstukkenvormen later decontractstukken.


            Met de inschrijver of prijsaanbieder aan wie de opdrachtgever, dan nog aanbesteder geheten, de opdracht wenst te verstrekken, gedaan via een schriftelijke mededeling richting de inschrijver(s)/prijsaanbieder), wordt binnen 5 werkdagen daarna door of namens partijen de Basis Overeenkomst nog project-specifieker ingevuld met de dan bekende zaken als de aannemingssom, de contractuele datum van aanvang etc. en ondertekend door de partijen. Hiermee wordt de BO dan de aantoonbare aangegane Overeenkomst van aanneming van werk tussen partijen.


            Toelichting op de indeling van wetgeving en private documenten in de Nederlandse bouwsector.


            Nederlandse wetten kennen een redelijk vast patroon. Afhankelijk van de omvang is een wet is vaak onderverdeeld in:

            1. Boeken, hoofdstukken of titels. Bijvoorbeeld Boek 7, titel 12;
            2. Afdelingen of paragrafen;
            3. Artikelen (cijfers);
            4. Leden of bepalingen (cijfers);
            5. Onderdelen, subs., bv a t/m s; (noemde schrijver van dit stuk tot voor kort alinea’s);
            6. Onderdelen van onderdelen, de zgn. sublids.


            Artikelen en artikelleden worden altijd aangeduid met cijfers. Een artikellid kan nog verder worden onderverdeeld, men gebruikt naast de sub dan ook een sublid.Een sublid wordt aangeduid met een cijfer gevolgd door een bolletje. Wetsartikelen zijn opgebouwd uit verschillende rechtsvoorwaarden en rechtsgevolgen.


            Nederlandse algemene voorwaarden in de bouwsector kennen een redelijk vast patroon. Een set algemene voorwaarden is vaak onderverdeeld in:


            1. UAV 2012: 15 hoofdstukken, 50 paragrafen en leden, telkens beginnend met 1;
            2. UAV-gc 2020 conceptversie: 18 hoofdstukken, 48 paragrafen en leden, telkens beginnend met 1;
            3. AVA zakelijk 2023: 00 hoofdstukken, 16 artikelen en leden, telkens beginnend met 1;
            4. ALIB 2024: 02 hoofdstukken, 20 artikelen en leden, telekens beginnend met 1;
            5. Bouwteam 2021 KBN: 10 hoofdstukken, 20 artikelen en leden, telekens beginnend met 1;
            6. Bouwteam DG 2020: 17 hoofdstukken met artikelen en leden, telkens beginnend met 1;
            7. AVvO 2016: 00 hoofdstukken, 18 artikelen en leden, telkens beginnend met 1;
            8. DNR 2011, versie 2013: 13 hoofdstukken, 59 artikelen en leden, telkens beginnend met 1.


              Allen hebben gemeen dat de leden geen naam hebben. In de MBO krijgen die wel een, zelf verzonnen, naam.


              In de modellen bouwteam zijn de aanzet van de overeenkomst (zoals de considerans) algemene voorwaarden, kernbedingen etc. in elkaar verweven in een MBO.


              Nederlandse aanbestedingsreglementen en private documenten in de bouwsector kennen een redelijk vast patroon. Ze zijn vaak onderverdeeld in:


              1. ARW 2016, versie 2020: 17 hoofdstukken, soms wel opgedeeld in 40 artikelen en bepalingen, telkens beginnend met 1;
              2. NEN 2699: 06 hoofdstukken, opgedeeld in paragrafen en leden;
              3. BRL: hoofdstukken, ingedeeld in paragrafen (op alle niveau's);
              4. URL : hoofdstukken met paragrafen “bepalingen/leden”.


              Een uitgebreider artikel wordt vaak onderverdeeld in genummerde leden (beginnend telkens vanaf 1 mits er maar 1 bepaling is) die vaak geen naam hebben in tegenstelling tot de artikelen. Een lid kan weer nader zijn onderverdeeld in (naamloze) onderdelen. Zo'n onderdeel wordt letterlijk aangehaald als bijvoorbeeld 'lid 2, sub b'. Eventueel kunnen ook deze onderdelen weer onderverdeeld zijn in (naamloze) subleden in 'sublid één', 'sublid twee' enzovoorts.


              Op basis van bovenstaande wetenschap is de indeling voor de codering voor de kernbedingen in het Juridisch Specificatiesysteem bedacht zoals hieronder is weergegeven.


              Voorbeeld hoe om te gaan met een tekst uit de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, in dit geval paragraaf 5 lid 1 uit de UAV 2012


              Originele tekst uit de UAV 2012


              Paragraaf 5, lidVerplichtingen van de opdrachtgever

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken:

                1. over de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werk volgens het bestek vereist zijn;
                2. over het terrein of het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;
                3. over de benodigde tekeningen en andere gegevens;
                4. over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet.

              Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.


              Je kunt deze UAV 2012 bepaling "opknippen" in:

              1. Entiteiten (hieronder 10 stuks), vanniet project-specifieke zaken. Entiteiten krijgen een samenvattende naam.Een entiteit is iets dat menkan beschrijvenenwaarover men kan pratenof anderszins kan communiceren;

              Vervolgens kun je die uitwerken inde kernbedingen,bestaande uit:

              1. Attributen, de projectspecifieke attributen, de aanzet van de kernbedingen, met een zelf verzonnen naam, deattribuutnaam;
              2. Waarden,de projectspecifieke waarden, afronding van de kernbedingen, deattribuutwaarde


              Een kernbeding, een bepaling, bestaat derhalve uit:

              1. Een attribuut, de omgebouwde entiteit, met een zelf bedachte naam van de entiteit/attribuut;
              2. De toevoeging van een waarde aan het attribuut. Waarden hebben geen naam.


              Entiteit:

              1. Is eenonderdeel van een database dat een object of een ding vertegenwoordigt
              2. Een definieerbaar ding—een persoon, voorwerp, concept of gebeurtenis—waarover gegevens kunnen worden opgeslagen. Beschouw entiteiten als zelfstandige naamwoorden. Voorbeelden: een klant, student, auto of product. Wordt meestal weergegeven als rechthoek.
              3. Entiteiten zijn dus objecten of ideeën die zoekmachines kunnen identificeren en begrijpen.
              4. Het belangrijkste kenmerk van een entiteit is dat het uniek en onderscheidbaar is.


              Attribuut:

              1. Een eigenschap van een entiteit.Vaak weergegeven als een ovaal of cirkel;
              2. Inrelationele databaseszijn attributen de beschrijvende kenmerken of eigenschappen
              3. Attributen zijn eigenschappen die de kenmerken van een entiteit beschrijven
              4. In algemene zin wordt een attribuut gebruikt om een specifiek kenmerk van een item te beschrijven, zoals hoogte, lengte of breedte van een verpakking.
              5. Specifieke kenmerken van entiteiten noemen we attributen.


              Soorten entiteiten in de UAV 2012:

              1. Waarbij de attributen en waarden reeds zijn ingevuld, in de UAV 2012, omdat ze repeterend voorkomen.
              2. Waarbij de attributen en waarden nog projectspecifiek ingevuld moeten worden. De kernbedingen


              ======================================================================================gebleven 5 september

              1. Items als de entiteiten (E);
              2. Kernbedingen:
                1. Bepalingen als de artikelen (A):
                  1. Als invulling op H, P, Lid, Sub en Sublid van de UAV 2012…..;
                  2. Als toevoeging op….
              • Als afwijking op…..
              1. Als uitdrukkelijke afwijking op…….
              1. De zinssnede achter :, de waarden (V).



              Entiteit 1

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid1a

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over de publiekrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werkvolgens het bestekvereist zijn;


              Attribuut 1

              Als invulling op paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 1a van de UAV 2012 geldt dat de opdrachtgever zorgt voor de navolgende publiekrechtelijke toestemmingen:


              Waarde 1

              #

              \.....


              Waarde 2

              #

              \.....


              Entiteit 2

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid1b

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over de privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werk volgens het bestek vereist zijn;


              Attribuut 1 met naam (bepalingnaam) "Privaatrechtelijke toestemmingen"

              Als invulling op paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 1b van de UAV 2012 geldt dat de opdrachtgever zorgt voor de navolgende privaatrechtelijke toestemmingen:


              Attribuutwaarde1

              #

              \.....

              Attribuutwaarde 2

              #

              \.....


              etc.


              Entiteit 3

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 2a

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over het terrein waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;


              Entiteit 4

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 2b

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;


              Entiteit 5

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 3a

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over de benodigde tekeningen;


              Entiteit 6

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 3b

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over de benodigde andere gegevens;


              Entiteit 7

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 4

              De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet;


              Entiteit 8

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 2, sublid 1a

              Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen;


              Entiteit 9

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 2, sublid 1b

              Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden.


              Entiteit 10

              1. Paragraaf 5, lid 1, sub 2, sublid 2

              Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.


              Resume:

              1. Verbouw de Algemene voorwaarden naar entiteiten;
              2. Maar kernbedingen gebaseerd op deze entiteiten;
              3. Vul deze kernbedingen aan met projectspecifieke waarden.



              Vanuit de aangereikte MBO voor een UAV 2012 contract kan men, de bouwspecificatiedeskundige, vervolgens op deze 10 punten specifiek ingaan met:

              1. Invullingen;
              2. Toevoegingen;
              3. Afwijkingen;
              4. Uitdrukkelijke afwijkingen.


              Bijvoorbeeld met de volgende project-specifieke bepalingen met bijbehorende voorafgaande coderingen (Attributen met waarden):


              03-.05-.01-.I10 Als invulling op hoofdstuk 3, paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 1a van de UAV 2012 geldt dat de opdrachtgever zal zorgdragen voor de volgende publiekrechtelijke toestemmingen:

              1. A
              2. B


              03-.05-.01-.I20 Als invulling op hoofdstuk 3, paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 4 van de UAV 2012 geldt dat de opdrachtgever de volgende directieleveringen als verstrekkingen zal leveren:

              1. A
              2. B
              3. C


              03-.05-.01-.T10 Als toevoeging op hoofdstuk 3, paragraaf 5, lid 1, sub 1, sublid 4 van de UAV 2012 geldt dat de opdrachtgever de directieleveringen als verstrekkingen zal leveren tot bij de ingang van het werkterrein, transport op het werkterrein is voor rekening van de aannemer.


              In het Juridisch Specificatiesysteem zitten aangaande de UAV 2012:

              1. De originele gepubliceerde versie;
              2. De gedifferentieerde versie (zie hiervoor);
              3. De in de markt hierop aangeboden kernbedingen, omgebouwd en gekoppeld naar de lay-out van punt 2 van:
                1. STABU-2, 01.02 t/m 01.06;
                2. RVB, RRU;
                3. BNB gereedschapskist;
                4. Aedes bepalingen
                5. …..


              1. De bouwspecificatiedeskundige die een TO contract (bestek) wenst op te stellen krijgt aldus laagdrempelig een aantal courante kernbedingen om te specificeren.


              Antennedrager (Bbl)

              Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

              Antenne-installatie (Bbl)

              Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.


              Arbeidsmiddel (Arbeidsinspectie)

              Hulpstukken, gereedschappen en hulpmiddelen die worden gebruikt tijdens het werk. Steigers, ladders, trappen en hijs- en hefwerktuigen zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Alle op de bouwplaats aanwezige arbeidsmiddelen moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden. Op arbeidsmiddelen is bovendien de Warenwet van toepassing.


              Arbeidsplaats (ARBOWET)

              Iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt.

              Arbeidsmiddelen (ARBOWET)

              Alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten en gereedschappen.


              Arbeidsovereenkomst (WKA)

              Een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Kenmerken:

              1. de werknemer moet persoonlijk arbeid verrichten;
              2. de werkgever is verplicht loon te betalen;
              3. tussen werkgever en werknemer bestaat een gezagsverhouding.

               

              Arbeidsongeval (ARBOWET)

              Een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad.


              Arbo

              De opdrachtgever van een werk en zijn adviseurs spelen een belangrijke rol bij veiligheid op de bouwplaats, welliswaar wel afgestemd op zijn aandeel in het ontwerp. Hij moet er bij het laten ontwerpen van een bouwwerk al rekening mee (laten) houden dat het bouwwerk in de uitvoeringsfase veilig en gezond kan worden gebouwd. De keuze van constructie en materialen is van grote invloed op de veiligheid en gezondheid van de bouwplaatsmedewerkers tijdens de uitvoering. Door goede keuzes in de ontwerpfase kunnen onveilige of ongezonde werksituaties in deze fase worden voorkomen.


              De opdrachtgever moet ook rekening houden met doorgaande exploitatiewerkzaamheden, en met voorzienbare onderhoudswerkzaamheden tijdens de gebruiksfase.


              Arboverplichtingen in basis voor de opdrachtgever:

              1. Rekening houden met de algemene uitgangspunten van de Arbowet;
              2. Een V&G-plan (laten) opstellen in de ontwerpfaseen zorgt er ook voor dat het V&G-plan steeds wordt bijgehouden. Het V&G-plan ontwerpfase (veiligheid- en gezondheidsplan) is een projectspecifiek document waarin de veiligheid en de arbeidsomstandigheden op de bouwplaats centraal staan. Met een deskundige analyse worden onveilige situaties van het bouwplan in kaart gebracht;
              3. Een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende partij waarin hij de coördinatieverplichtingen voor de uitvoerende partij vastlegd;
              4. In sommige gevallen een kennisgeving melden aan de Arbeidsinspectie.


              In algemene voorwaarden staat vaak weinig inhoudelijk hierover geregeld, reden temeer om dit in de juridische kernbedingen maar ook in de Technische oplossing van de Technische Specificatie op te pakken.


              In de UAV 2012 staat omtrent "veilig werken" generiek enkel het volgende:


              Paragraaf 6, lid 16

              De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk. Hij zorgt tevens voor een zodanige verlichting, dat een goede uitvoering van het werk gewaarborgd is.


              Paragraaf 6, lid 16a

              Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste veiligheidsmaatregelen.


              Paragraaf 27, lid 1

              De directie maakt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opgenomen betreffende:

              – de vordering en de stand van het werk;

              – de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;

              – de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;

              – de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;

              – bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;

              – opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;

              – de verstrekking van tekeningen;

              voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.


              Paragraaf 30, lid 1

              De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen heeft getroffen.


              Paragraaf 30, lid 2

              Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstaan: tijdelijke werken, afsluitingen, waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andere veiligheidsmaatregelen, die door wettelijke voorschriften worden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.


              Architectuurhistorische waarde (URL 2007)

              De architectuurhistorische waarde wordt bepaald door de kwaliteit van het ontwerp van een gebouw. De kwaliteit van het ontwerp(-concept) kan tot uiting komen in hoofdvorm, indeling, ornamentiek en materiaalkeuze, maar ook in het belang van het gebouw voor de architectuurgeschiedenis als geheel, of als onderdeel van het oeuvre van een architect.

              ARN

              Speciale sectorbedrijven zijn evenals "gewone" aanbestedingsplichtige opdrachtgevers verplicht om opdrachten overeenkomstig de bepalingen van de Aanbestedingswet 2012 te plaatsen. In de Aanbestedingswet 2012 zijn abstracte en concrete regels af te leiden waaraan de onder het toepassingsbereik van de Aanbestedingswet 2012 vallende aanbestedingsprocedures moeten voldoen. Een groot aantal speciale-sectorbedrijven maakt in aanvulling op die regels gebruik van een (al dan niet eigen) aanbestedingsreglement, waarin op een meer nauwkeurige wijze het verloop van de aanbestedingsprocedures is beschreven. Het toepassen van een generiek en voldoende flexibel aanbestedingsreglement, zoals het ARW 2016 voor werken, diensten en leveringen, bleek onhandig en daarom zijn de spelregels voor zowel Europese als nationale aanbestedingsprocedures voor speciale sectorbedrijven vervat in het ARN 2016 , een gezamenlijk initiatief vanuit de speciale sectorbedrijven.


              Arrest

              Uitspraak van een gerechtshof (hogere rechtbank) of de Hoge Raad. In verzoekschriftprocedures spreekt men – ook in hoger beroep en cassatie – van een beschikking. De beslissing van een rechter ineerste aanlegin een dagvaardingsprocedure wordtvonnisgenoemd. Een arrest kan zowel een bekrachtiging van het bestreden vonnis of eerdere arrest bevatten, als een gehele of gedeeltelijke vernietiging ervan, waarbij de rechter inhoger beroepofcassatieopnieuw beslist of (soms) de zaak terugwijst of verwijst. Wanneer in cassatie het arrest waartegen beroep is ingesteld wordt vernietigd of verbroken, verwijzen de Hoge Raad of het Hof van Cassatie de zaak over het algemeen naar een ander beroepshof. Arresten vormen in Nederland naast wet- en regelgeving zowel een belangrijkerechtsbronals een belangrijk instrument voor rechtsvorming, met name arresten van de Hoge Raad, in samenhang met het advies van deAdvocaat-Generaal(de conclusie). Reden daarvan is vooral dat wanneer men een zaak op het laagste niveau begint in een zelfde soort situatie als waarin een arrest is gewezen, bekend is hoe de hogere of hoogste instantie naar alle waarschijnlijkheid zal gaan vonnissen. Een advocaat kan dan met verwijzing naar het arrest vaak een rechtszaak voorkomen. Het verschil met wet- en regelgeving is, dat een vonnis of arrest anders kan uitvallen wanneer advocaten in een nieuwe zaak met andere juridische argumenten komen dan voorheen voorgedragen. Sommige arresten van de Hoge Raad zijn lange tijd richtinggevend en leidinggevend in het denken over een bepaald juridisch vraagstuk in situaties waar de wet geen duidelijkheid geeft, of ruimte voor interpretatie laat. Over het belang voor de beoefening van de rechtswetenschap en het werk in de praktijk bestaat merendeels overeenstemming. Belangrijke arresten in deze zijn voor de bouwsector:


              1. HetarrestErmes/Haviltex, meer bekend alsHaviltexis een arrest van deHoge Raad der Nederlandendat een regel geeft over de uitleg van een overeenkomst. Uit het arrest Haviltex volgt dat als er een verschil van inzicht ontstaat over de lezing van een bepaling in eenovereenkomst, niet alleen gekeken moet worden naar de letterlijke bewoording en de taalkundige betekenis van de tekst, maar datnaar de bedoeling van partijen met de bepaling en naar de vraag wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten. Dit wordt ook wel aangeduid als de Haviltex-formule of -maatstaf en wordt ook gebruikt om niet-schriftelijke overeenkomsten te interpreteren. In dit arrest formuleerde de Hoge Raad de zogenaamde Haviltex-formule: “De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.”
              2. De Alcatel-termijn wordt vaak genoemd in aanbestedingskwesties. Men refereert hierbij aan een belangrijk arrest uit 1998 van het Hof van Justitie EG in de zaak Alcatel, waarin is uitgemaakt dat afgewezen inschrijver(s) binnen een redelijke termijn na ontvangst van de brief met daarin het voorgenomen gunningsbesluit in beroep moet(en) kunnen gaan tegen de voorgenomen gunning. Een termijn van 15 (kalender)dagen werd daarbij in beginsel als een redelijke termijn beschouwd. De Alcatel-termijn, ook wel genoemd stand still periode, is als opschorten voorwaarde, inmiddels in het Nederlandse aanbestedingsrecht opgenomen en is, met de invoering van de Aanbestedingswet 2012 vastgesteld op 20 kalenderdagen.


              Arrondissement

              Nederland is sinds deFrans-Bataafse tijdvoor de rechtspraak ingedeeld inarrondissementen. In elk arrondissement is één rechtbank voor zowelstrafrecht,burgerlijk rechtalsbestuursrecht. Lange tijd heetten deze rechtbanken arrondissementsrechtbank. Ze fungeerden tevens als instantie waar men inhoger beroepkon gaan tegen uitspraken van hetkantongerecht, waar de 'kleinere' zaken werden behandeld. Sinds de modernisering van hetburgerlijk procesrechtspreekt deWet op de rechterlijke organisatieniet meer van arrondissementsrechtbank, maar wordt het eenvoudigererechtbankgebruikt. De nieuwe benaming hing samen met het verdwijnen van de kantongerechten, die alssector kantonopgingen in de nieuwe rechtbank. Per 1 januari 2013 is de Wet op de rechterlijke indeling gewijzigd. In het Europese deel van Nederland is het aantal rechtbanken als gevolg van deze wetswijziging per 1 januari 2013 teruggebracht van negentien naar tien en het aantal gerechtshoven is teruggebracht van vijf naar vier. Per 1 april 2013 is de rechterlijke indeling nogmaals gewijzigd. Als gevolg van de inwerkingtreding van de zogenaamde Splitswet is de rechtbank Oost-Nederland per 1 april 2013 gesplitst in de rechtbank Gelderland en de rechtbank Overijssel. De rechtbank Oost-Nederland bestaat niet meer per 1 april 2013. Het totaal aantal rechtbanken komt daarmee per 1 april 2013 op 1:

              1. Amsterdam;
              2. Den Haag;
              3. Gelderland;
              4. Limburg;
              5. Midden-Nederland;
              6. Noord-Holland;
              7. Noord-Nederland;
              8. Oost-Brabant;
              9. Overijssel;
              10. Rotterdam;
              11. Zeeland-West-Brabant.


              Artikelen

              Metartikel als begrip in het recht wordt bedoeld een bepaling in een regelgevend document, bijvoorbeeld een wet, een regeling of een verdrag. Het artikel is bedoeld om een concrete regel te geven op het 'laagste' niveau van de regeling. Een uitgebreider artikel echter wordt vaak onderverdeeld in genummerde leden (beginnend telkens vanaf 1 tenzij er maar 1 bepaling is) die geen naam hebben in tegenstelling tot de artikelen. Een lid kan weer nader zijn onderverdeeld in (naamloze) onderdelen. Zo'n onderdeel wordt letterlijk aangehaald als bijvoorbeeld 'lid 2, sub b'. Eventueel kunnen ook deze onderdelen weer onderverdeeld zijn in (naamloze) subleden in 'sublid één', 'sublid twee' enzovoorts.


              Resume:

              1. Artikelnummer met artikelnaam;
              2. Genummerde leden zonder naam;
              3. Genummerde sub zonder naam;
              4. Genummerde sublid zonder naam.


              ARW2016

              De opzet van het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW) is heel anders dan de opzet van de Aanbestedingswet. Elk hoofdstuk van het ARW behandelt een in Nederland beschikbare procedure die geheel uitgeschreven is. Indien de procedure een Europese en een nationale variant heeft, dan staan ze naast elkaar zodat in een oogopslag duidelijk is wat de overeenkomsten en de verschillen zijn. Verschillen tussen de aanbestedingswet en het ARW zijn:


              1. Het ARW 2016 volgt voor de Europese procedures, de regels die zijn vastgelegd in de Aanbestedingswet. Toch zijn er enkele verschillen tussen het ARW en de Aanbestedingswet;
              2. De Aanbestedingswet spreekt over‘aanbestedende dienst‘. In het ARW 2016 is sprake van ‘de aanbesteder, een bewust gekozen ruimter begrip want ook niet aanbestedingsplichtige partijen kunnen hun voordeel doen met de inhoud van het ARW 2016;
              3. Het ARW 2016 heeft als bepaling opgenomen dat de gestanddoeningstermijn voor alle procedures 50 dagen is, behalve bij de onderhandse procedure waar een termijn van 30 dagen wordt gehanteerd. In de Aanbestedingswet wordt niet gesproken over een gestanddoeningstermijn.
              4. Het ARW 2016 geeft aan dat de aanbesteder een ondernemer in de gelegenheid moet stellen om een gebrek in de eigen verklaring of in de bewijsmiddelen binnen 2 werkdagen te herstellen. De Aanbestedingswet kent een dergelijke verplichting niet;
              5. Volgens het ARW 2016 moet een proces-verbaal van opening worden opgesteld dat binnen 2 werkdagen aan de inschrijvers verstrekt moet worden. Volgens de Aanbestedingswet moet een proces-verbaal van opdrachtverlening worden opgesteld;
              6. Het ARW geeft aan dat uitgesloten of afgewezen gegadigden binnen een termijn van zeven dagen na bekendmaking van de selectie hun bezwaar kenbaar kunnen maken. De Aanbestedingswet kent een dergelijke mogelijkheid niet. Het ARW 2016 koppelt overigens geen gevolgen voor de procedure of voor de aanbesteder aan het kenbaar maken van het bezwaar door de afgewezen of uitgesloten gegadigde.
              7. De Europese procedures starten op de datum van verzendingvan de aankondiging van een opdracht. De nationale procedures starten op de datum van publicatie van de aankondiging van de opdracht;
              8. Het begrip termijn in kalenderdagen is in het ARW 2016 duidelijker gedefinieerd dan in de wet;
              9. De aanbesteder kan volgens het ARW 2016 het indienen van model Kde verklaring bestuurder omtrent rechtmatige inschrijving De Aanbestedingswet kent deze verklaring niet.


              Asbest (Bbl)

              Asbest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.

              Asbestinventarisatierapport (Bbl)

              Rapport dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 4.54a, eerste, derde en vierde lid, van het  Arbeidsomstandighedenbesluit.


              Asbest

              Asbest is een verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende mineralen die tot de silicaten behoren. Ruw asbest bestaat uit langwerpige bundels die zijn opgebouwd uit kristallen die lengtesplijting vertonen. De kristallen worden asbestvezels genoemd en kunnen na beschadiging zo klein worden dat zij niet met het blote oog waar te nemen zijn. Bij de mens kan het inhaleren van deze kleine asbestvezels leiden tot allerlei ziektes waaronder asbestose en longkanker.

              Er bestaan verschillende soorten asbestmineralen. Asbestvezels zijn onder te verdelen in twee hoofdgroepen:

              1. De spiraalvormige of serpentijnachtige, waaronder chrysotiel (ofwel wit asbest)
              2. De rechte of amfiboolachtige,[1] waaronder:
                1. Crocidoliet (blauw asbest),
                2. Amosiet (bruin asbest),
                3. Anthophylliet (geel),
                4. Tremoliet (grijs);
                5. Actinoliet (groen).

               

              Alleen aan de kleur van het ruwe asbest kan men zien tot welke soort het asbest behoort. Wanneer het materiaal verwerkt is, kan dat niet meer. Alleen laboratoriumanalyse kan dan nog uitsluitsel geven. Asbest wordt al sinds de oudheid gebruikt en werd al vlug onderkend vanwege zijn brandwerende eigenschappen: in het Rome van de oudheid gebruikten de Vestaalse maagden het voor hun eeuwig brandende lampenpitten. De Romeinse schrijver Plinius spreekt ook van een onbrandbare stof die gebruikt werd voor lijkwaden voor koningen. Hierdoor werd de as van het vuur niet gemengd met de as van de edele. Arabische troepen zouden asbest in de strijdkledij verwerkt hebben zodat ze bij een bestorming brandbommen konden gebruiken en toch zelf aanvallen. Karel de Grote had een tafelkleed van asbest dat hij tot verbijstering van zijn gasten in het vuur wierp na de maaltijd. In de Eerste Wereldoorlog zijn de vezels toegepast als filtermateriaal in gasmaskers en zelfs in sigarettenfilters.

               

              Vanaf 1945 tot in de jaren tachtig is asbest veelvuldig gebruikt in bouwwerken zoals gebouwen en installaties, vanwege bepaalde nuttige eigenschappen: het is sterk, slijtvast, isolerend, brandwerend en bovendien goedkoop.

               

              Sommige asbesthoudende toepassingen hebben een generieke naam, zo wordt asbestbeplating met een honingraatstructuur vaak 'eterniet' genoemd, terwijl het bedrijf Eternit niet de enige producent van asbestplaten was. Flensafdichtingen (pakkingen) met asbest worden met paroniet aangeduid, ongeacht de fabrikant van de pakking. Zowel Eternit als Paronite maken tegenwoordig asbestvrije producten zodat dergelijke ingeburgerde namen verwarrend kunnen zijn.

               

              Sinds 1994 is het verhandelen en het toepassen van asbest verboden. Voor asbest gelden allerlei regels. Alhoewel asbest niet meer mag gebruikt mag worden, kom je het nog wel overal tegen, zoals:

              1. Bij het verbouwen van bouwwerken;
              2. Bij het verbouwen van gebouwen;
              3. Bij het onderhoud aan gebouwgebonden installaties
              4. Bij het graven in de bodem,

              Bij het aanbrengen van puin.

               

              Primaire wet- en regelgeving bouw gerelateerd:

              1. Voor het verwijderen van asbest uit bouwwerken zoals gebouwen en objecten zijn regels opgenomen in:
                1. Besluit bouwwerken leefomgeving. Dit besluit bevat regels over het verwijderen van asbest uit gebouwen. In hoofdstuk 7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) zijn de relevante regels rondom het verwijderen van asbest uit bouwwerken samengevoegd.
                  1. Als een eigenaar van een gebouw asbest uit een bouwwerk wil (laten) verwijderen, moet hij daar in de meeste gevallen sloopmelding van doen bij de gemeente. In sommige gevallen mag een particulier de asbestverwijdering zelf uitvoeren. Meestal moet het verwijderen van asbest gebeuren door speciale verwijderingsbedrijven.
                2. Asbestverwijderingsbesluit 2005.Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 bevat regels voor het verwijderen van asbest als er geen sprake is van een gebouw. Ook hier de verplichting om een asbestinventarisatierapport te hebben bij de verwijdering van asbest uit objecten. Het asbestverwijderingsbesluit bevat ook regels over het opruimen van asbest na incidenten. Het besluit stelt verder regels over het gebruik en beheer van het Landelijk Asbestvolgsysteem..
              2. Voor het werken met asbest, opruimen en saneren zijn regels opgesteld in:
                1. Het Arbeidsomstandighedenbesluit bevat regels voor het werken met asbest. Voor bepaalde werkzaamheden met asbest is een wettelijk certificaat verplicht. De bedoeling van het certificaat is, dat de gebruiker een ‘gefundeerd vertrouwen' mag hebben dat aan de te stellen eisen is voldaan. Er zijn enkele specifieke uitzonderingen. Werkzaamheden met een laag risico (klasse 1) hoeven niet door een gecertificeerd bedrijf gedaan te worden. Het Arbeidsomstandighedenbesluit en vooral de bijbehorende regeling wordt op regelmatige basis gewijzigd. De meest recente informatie is te vinden op het Arboportaal(verwijst naar een andere website) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
                2. Certificatieregeling, Ascert (stichting certificatie asbest) is de door de minister van SZW aangewezen beheersstichting in het werkveld asbest. Op de site van Ascert(verwijst naar een andere website) zijn de certificatieschema's en een overzicht van gecertificeerde asbestverwijderings- en inventarisatiebedrijven te vinden.

               

               

              Uit het asbestinventarisatierapport blijkt op welke plekken in een bouwwerk/gebouw asbesthoudende materialen zitten. Bepaalde asbestverdachte materialen zijn algemeen bekend en worden vaak snel herkend. Soms zitten de materialen op onverwachte plaatsen of kan alleen een deskundige ze herkennen. Een asbestinventarisatierapport is een essentieel document dat voortkomt uit een grondige asbestinventarisatie. Het is een wettelijk bepaalde rapportage die u nodig heeft bij een verbouwing, renovatie, totaalsloop, óf als er een redelijk vermoeden is dat u kunt worden blootgesteld aan asbestvezels. Volgens de Nederlandse wetgeving is een asbestinventarisatierapport verplicht bij werkzaamheden waarbij het vermoeden bestaat dat asbesthoudende materialen aanwezig kunnen zijn. Dit omvat onder andere verbouwingen, renovaties, sloopwerkzaamheden, en bij het aanvragen van een sloopvergunning. De verplichting geldt niet alleen voor commerciële panden, maar ook voor particuliere woningen die vóór 1994 zijn gebouwd.

               

              Kort samengevat bestaat een asbestinventarisatierapport uit drie onderdelen:

              1. Voorbereiding/ deskresearch;
              2. Veldwerk en monsternames;
              3. Opstellen en aanleveren van het asbestinventarisatierapport.

               

              Tijdens de asbestinventarisatie wordt er naar gestreefd om tot een zo volledig mogelijke detectie en registratie van aanwezige asbesthoudende materialen te komen. Daarbij wordt zeer systematisch te werk gegaan en worden deze gegevens vervolgens in het asbestinventarisatierapport verwerkt. Met deze asbestinventarisatierapportage kunt u vervolgens een sloopvergunning aanvragen om het asbest te laten verwijderen.

               

              Hoe lang is een asbestinventarisatie rapport geldig?

              Een asbest inventarisatie rapport heeft een “houdbaarheidsdatum” van maximaal drie kalenderjaren. Reden van de termijn van drie jaar is omdat de status van een asbestbron in drie jaar tijd kan veranderen. Denk daarbij onder andere aan het verweren van de asbesthoudende toepassingen en het eventueel beschadigen van de bron.

               

              Is een gedateerd asbestsaneringsrapport van ouder dan drie jaar dan waardeloos? Nee, zéker niet. Een asbest rapport blijft geldig zolang het representatief is voor de huidige gebruikssituatie, echter na drie jaar is een inventarisatierapport van asbest niet meer geldig om het asbest mee te kunnen saneren. Een gedateerde asbest inventarisatie rapportage kan heel goed gebruikt worden als deskresearch, er kan in de loop der jaren geen extra asbest zijn bijgekomen. Immers geldt er sinds 1994 een verbod op het gebruik en toepassen van asbesthoudende materialen.

               

              Door wie moet ik een asbest rapport laten maken?

              Een asbest rapport laten maken, mag en kan alleen worden overgelaten aan gecertificeerde bedrijven (check dit zelf op Ascert.nl). Ook de Deskundig Asbest Inventariseerders (DIA’s) moeten over een persoonscertificaat beschikken. Indien het bedrijf en de persoonscertificaten op orde zijn, kunnen pas asbestinventarisaties worden uitgevoerd. Dit staat onder strenge controles van (handhavende) instanties zoals: Certificerende Instellingen, iSZW (bron: Arbeidsinspectie), Omgevingsdiensten en Gemeenten. Een inventarisatie voor een bouwkundige eenheid met een enkele bron is er al vanaf € 285,00.


              Aspect

              Over het algemeen wordt het woord "aspect" gebruikt om een specifiek onderdeel of kenmerk/attribuut van iets aan te duiden wat kan variëren afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Het langslopen van alle aspecten, als een checklist met vergeet-mij-nietjes, zorgt voor een betere en completere gespecificeerde specificatie, zo is de gedachte. Prestatie-aspecten, waaraan moet het voldoen, kunnen herleid worden aan bijvoorbeeld:


              1. Wet- en regelgeving zoals:
                1. Bbl (voormalig bouwbesluit);
                2. DoP (CPR).
              2. Marktconforme eisen zoals:
                1. BREEAM;
                2. PKVW.


              Entiteiten in IFC bestaan in beginsel uit attributen/kenmerken (property of property-sets) met waarden, die ook een vorm van aspecten zijn die, indien nodig, gespecificeerd kunnen worden. Attributen hangen aan alle IFC-entiteiten (soort object). Een ander belangrijke aspect van IFC is het gebruik van TypeEnumeration (het type), als je verder onderscheid wil maken binnen een entiteit. Beiden zijn onderdelen binnen de BIM-basis ILS.

              IFC is een database structuur waarin ieder object een record is of entiteit (wat voor soort object het is) waarvan er nu minimaal 776 zijn. In dat record wordt ook de klasse of type van de Entiteit aangegeven, de TypeEnumeration. Dit is om een onderscheid te kunnen maken binnen een entiteit. IFC voorziet in een set Enumerations per entity. Zo kan aan de entiteit IfcCovering de TypeEnummerations "gehangen" worden:


              1. FLOORING;
              2. CEILING.


              Bij een entiteit horen eigenschappen of properties, de attributen, waarvan er een aantal in sets, zijn voorgeselecteerd. Daar deze eigenschapsets vaker terugkomen, kunnen ze worden opgenomen in zgn. "eigenschapsets", gelabeld met het voorvoegsel Pset_. Standaard worden objecten niet gekoppeld met individuele eigenschappen maar met sets. De extensie van een objectbeschrijving is *.ifc, een ASCII formaat. Ieder object in IFC bestaat uit een:


              1. Entiteitsnaam (Entity): Daar waar het object idealiter geexporteerd dient te worden;
              2. Klasse of type (TypeEnumeration);
              3. Eigenschappen of properties, vaak via sets (propertysets/parametersets) gekoppeld. Een propertyset is lijst van attributen met kenmerken, ook een vorm van vergeet-mij-nietjes oftewel de aspecten;
              4. Eigenschap waarden.


              Het woord aspect wordt ook gebruikt in relatie tot het woord aspectmodel. Hierbij staat het woord aspect voor discipline, zoals bouwkundig, constructief, interieur, installatietechnisch etc.


              In het ESS kunnen de entiteiten met inhoud in de Technische Specificatie overgenomen worden en daarna verder worden uitgewerkt met aanvullende attributen/kenmerken en waarden. Dit noemt men wel een EAV, entity-attibute-value.


              Aspectibus

              Assembly code

              Revit-families hebben een ingebouwde parameter genaamd Assembly Code. Standaard verwijst deze functie naar UniFormat, gemaakt door het in de VS gevestigde Construction Specification Institute (CSI). Met de Assembly Code kan men gestructureerde informatie beheren en elementen/objecten in het BIM-model classificeren/coderen. Voor het invullen van de Assembly code is voor Revit een Assembly Code File nodig. Deze zipfile kan men downloaden van het internet en moet vervolgens worden uitpakt. Daarna moet dit tekstbestand, NL-SfB 2019 classificatiecode variantelementen Assembly Code.txt, vervolgens aan onder [Manage] [Additional Settings] [Assemby Code] gekoppeld worden. Klik op [Browse] om het bestand te selecteren. Als alle entiteiten zijn voorzien van een assembly code kun je een txt bestand, dus geen *.ifc, genereren in Revit. In KUBUS Spexx kun je onder de knop "genereren bestek" dit bestand inlezen.





















              Met de Assembly code kan men, hoewel nog niet gemeengoed vanwege het vele (onbetaalde) extra werk, een brug slaan met de disciplines specificeren en bouwkosten, om zo o.a. het iteratief werken, een uitgangspunt van SE, invulling te geven. Het invullen van de assembly code is verplicht iets bij de BIM-Basis ILS doch dit kost zoals gezegd veel tijd hetgeen de opdrachtgever vaak niet wil honoreren. Het invullen van de Assembly Code geeft ook een eerste aanzet voor een juiste IFC mapping. De mapping tussen de NL/SfB, tabel 1, op 4 cijfers conform de BIM Basis ILS en de IFC Entiteiten in het 3D-model is nog niet operationeel.


              Randvoorwaarden om gebruik te kunnen maken van de optie "genereren bestek" binnen KUBUS Spexx van een  *.txt file zijn:


              1. Bestandsformaat is ACCII en de extensie is het liefst txt;
              2. Bestand bestaan uit 2 of meerdere kolommen gescheiden door een TAB;
              3. Bestand bestaat uit niet meer dan 100 kolommen;
              4. De eerste kolom bevat:
                1. de variant element code, oftewel tabel 1 van de NL/SfB op 4 cijfers, 2 getallen paren, gescheiden met een punt. Dit levert een Elementenindeling op of;
                2. een STABU korttekstcode, oftewel hoofdstukindeling 01 van STABU op 6 cijfers, 3 getallen paren, gescheiden met een punt. Dit levert een Werksoortindeling op.
              5. de tweede kolom, gescheiden met een TAB, bevat de naam van:
                1. Het bouwdeel of;
                2. de bestekpost, de korttekst.
              6. De derde kolom en verder bevatten mogelijke invulteksten;
              7. De eerste kolom heet Code;
              8. De tweede kolom heet Naam;
              9. De derde en meer kolommen heten Invultekst 1, Invultekst 2 etc.


              Dit  dient nog verder uitgewerkt te worden


              In het ESS bestaat de mogelijkheid om via de assembly code, properties van de gemodelleerde entiteiten zoals objecten, automatisch over te nemen, desgewenst daarin verder uit te werken, om het vervolgens weer te uploaden naar het 3D model.


              Asset Management

              Assetmanagement is een strategische benadering voor het beheren van de volledige levenscyclus van fysieke bedrijfsmiddelen (assets) om waarde te maximaliseren, risico's te minimaliseren en de functionaliteiten en prestaties te optimaliseren. Deze fysieke bedrijfsmiddelen kunnen gebouwen (vastgoedbeheer) zijn. Het doel van assetmanagement is om een geïntegreerde aanpak te bieden voor het beheren van activa gedurende hun hele levenscyclus, vanaf de planning en acquisitie tot het onderhoud, de exploitatie en uiteindelijk de vervanging of verwijdering. Dit omvat het identificeren van de waarde die activa aan een organisatie bieden, het beheersen van risico's die verband houden met het bezit van deze activa, en het optimaliseren van investeringen en operationele beslissingen.


              In de optionele kosten kolom (KBS) van het ESS kan dit opgepakt worden,  zoals de waarde van de objecten en de inkomsten ervan.


              Attributen

              Dankzij BIM is het mogelijk om een ​​virtueel gebouwmodel na te maken dat geen eenvoudige 3D-weergave is, maar een dynamisch model dat een scala aan informatie bevat over:


              1. Geometrie;
              2. Materialen;
              3. Dragende constructiedelen;
              4. Thermische en energieprestatie kenmerken;
              5. Technische installaties;
              6. Kosten;
              7. Gezondheids- en veiligheidsaspecten;
              8. Onderhoud en facility management;
              9. Levenscyclus;
              10. Etc.


              Alle IFC-klassen/entiteiten hebben attributen/kenmerken. Attributen hebben een naam waaraan een waarde gekoppeld kan worden. IFC entiteiten moeten correct ingestelde IFC-klassen en -typen hebben. Voordat men onderdelen van een model gaat exporteren naar een IFC bestand, is het nodig dat men eerst controleert of de onderdelen die men wil exporteren, beschikken over de juiste geldige IFC entiteiten zoals IfcBeam en IfcStair en dat deze niet zijn ingesteld op None of Auto! Elk afzonderlijk zelfstandig naamwoord, element, object of concept waarnaar we verwijzen, wordt in IFC een "klasse" genoemd. Alle digitale gegevens in IFC behoren tot een IFC-klasse.


              Attributen kunnen niet worden gescheiden van hun IFC-klassen. Wanneer een IFC-klasse wordt gedefinieerd, moeten de bijbehorende attributen ook worden gedefinieerd, of als leeg worden gemarkeerd als dit optioneel is. De lijst met attributen welke voor elke IFC-klasse en entiteit kan worden aangemaakt, ligt vast en is gespecificeerd in de IFC-specificatie. Het is niet mogelijk om als eindgebruiker attributen toe te voegen of te verwijderen. Om deze reden is er meestal maar een klein aantal attributen geassocieerd met elke IFC-klasse, en bevatten ze meestal zeer algemene gegevens die voor iedereen internationaal nuttig zijn. Ze blijven ook relatief stabiel tussen IFC-versies.


              AVA zakelijk 2023

              Bouwend Nederland (en daarvoor rechtsvoorganger AVBB) heeft sinds jaar en dag eigen algemene voorwaarden, die gebruikt worden voor werken waarbij geen directievoerder wordt aangesteld, de UAV 2012. Dit betreft vooral kleinere B&U-werken, maar ze worden ook gebruikt in de infra. Deze Algemene Voorwaarden van Aanneming van werk (AVA) zijn voor het laatst in december 2014 herzien. Onder meer door de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is een directe aanleiding geweest om deze algemene voorwaarden weer te actualiseren. Ten opzichte van de huidige AVA 2013, herzien in december 2014 zijn dit de belangrijkste wijzigingen:


              1. Er is een splitsing aangebracht in de AVA Consumenten 2023 en de AVA Zakelijk 2023. De consumentenversie is volledig herschreven in begrijpelijk Nederlands (B1-niveau) met vermijding van juridisch jargon. Dit wordt ingegeven vanuit Europa en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over oneerlijke bedingen in consumenten voorwaarden: Algemene voorwaarden moeten transparant en duidelijk zijn en in begrijpelijke bewoordingen worden weergegeven;
              2. Bij de zakelijke versie zijn enkele kleine tekstuele verbeteringen aangebracht, maar is verder de bestaande tekst zoveel mogelijk gehandhaafd. Uiteraard zijn specifieke consumentenbepalingen zoals de 5%-regeling eruit gehaald;
              3. De veranderingen die plaatsvinden bij inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) zijn in beide sets algemene voorwaarden verwerkt. Er worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt over wie de kwaliteitsborger inschakelt en wie het dossier bevoegd gezag aanlevert. Met name voor wat betreft de wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek vanuit de Wkb zijn er verschillen tussen de AVA Consumenten 2023 en de AVA Zakelijk 2023, aangezien bepaalde regelingen voor consumenten dwingendrechtelijk zijn en voor zakelijke opdrachtgevers niet.
              4. Stelposten: in de consumentenversie is gekozen voor netto stelposten in plaats van de huidige bruto stelposten, omdat dit meer aansluit bij de praktijk. In de zakelijke versie wordt een keuze geboden tussen bruto en netto stelposten;
              5. De gefixeerde schadevergoeding bij te late oplevering is verhoogd van € 40 naar € 50 per werkdag. Het bedrag is beperkt tot maximaal 10% van de aanneemsom;
              6. Bij de AVA Consumenten 2023 is de aansprakelijkheidsbeperking voor ontwerpaansprakelijkheid komen te vervallen, omdat deze in de praktijk nauwelijks werd gebruikt en vermoedelijk onredelijk bezwarend is voor consumenten (grijze lijst);
              7. Bij de AVA Zakelijk 2023 is een aansprakelijkheidsbeperking voor indirecte schade toegevoegd van 10% van de aanneemsom;
              8. In de AVA Consumenten 2023 is op basis van een uitspraak van de Hoge Raad toegevoegd dat wanneer de aannemer het geschil wil voorleggen aan de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen, er een overzicht van verschillen tussen overheidsrechter en Raad wordt verstrekt.


              Zowel deAVA Zakelijk 2023als deAVA Consumenten 2023hebben eenbijbehorende modelovereenkomsten zijn voorzien van eentoelichting.Ze zijn te vinden op deze pagina met modellen van Bouwend Nederland. De AVA zelf en het bijbehorende modelcontract zijn voor iedereen toegankelijk, de voorbeeldbrieven alleen voor onze leden.


              Het is een zeer compact document bestaande uit 16 artikelen (geen hoofdstukken), onderverdeeld in leden. De gebruikte terminologie is een afgeleide van de UAV 2012.


              AVG

              de Algemene Verordening Gegevensbescherming, wetgeving ter implementatie of aanvulling daarvan of anderszins betrekking hebbende op de verwerking van persoonsgegevens van natuurlijke personen Hou verhouden de AVG en contractmanagement zich tot elkaar? Contracten bevatten vaak standaardgegevens. De AVG dwingt organisaties goed te kijken naar de inhoud van deze contracten en met name naar de standaardgegevens. Zijn deze gegevens wel allemaal nodig voor het contract? Het principe‘privacy by default’gaat hier werken. Dit houdt in dat er standaard zo min mogelijk gegevens worden verwerkt. Het vereist tevens dat bij de standaardinstellingen van een product of dienst privacy hoog in het vaandel moet staan. Is het aan de orde dat verwerking van persoonsgegevens onderdeel uitmaken van een contract tussen organisatie en leverancier, wees dan voorbereid! Dit heeft gevolgen op alle manieren waarop er met de gegevens wordt omgegaan.

              Maakt de verwerking van persoonsgegevens onderdeel uit van een contract tussen organisatie en leverancier? Of schakelt uw organisatie andere partijen in om persoonsgegevens voor u te verwerken? Dan moet u met deze partijen een zogenaamdeverwerkersovereenkomstafsluiten. Met deze overeenkomst sluit uw organisatie uit dat de andere partij de persoonsgegevens voor eigen doelen mag verwerken. Verder mag u alleen verwerkers inschakelen die voldoende garanties bieden dat zij aan de wettelijke eisen voldoen. Ook al laat u uw gegevensverwerking door een derde partij uitvoeren, u bent en blijft verantwoordelijk. Ga daarom goed na bij uw contracten en afspraken met leveranciers cq derde partijen om welke persoonsgegevens het gaat. Én zorg ervoor dat uw organisatie aan de documentatieplicht voldoet én dat de verwerkersovereenkomsten op orde zijn.


              Op de bouwplaats gaat het dagelijks over het verstrekken (of juist niet) van persoonsgegevens. Voor bijvoorbeeld een afbouwbedrijf geldt dit vaak in de positie van onderaannemer richting de aannemer, maar ook zeker vanuit de positie van opdrachtgever richting onderaannemers. Bijvoorbeeld als u werkzaamheden uitbesteed aan een ZZP-er. Om deze gegevens aan opdrachtgevers door te mogen geven, blijft daarvoor een wettelijke grondslag nodig, zoals de Wet Ketenaansprakelijkheid (WKA). Is het in dit geval ook verplicht is om eenverwerkersovereenkomstte sluiten?

              Dit is in de meeste gevallen niet nodig. Met betrekking tot AVG kan dit meestal gedaan wordendoor in de algemene voorwaarden(kunnen ook de inkoopvoorwaarden van de opdrachtgever zijn)een aantal modelbepalingen op te nemen, waarmee dit geregeld wordt. Voorbeelden van deze bepalingen zijn:


              Algemene voorwaarden

              Verwerking Persoonsgegevens

              1. Voor zover in het kader van het uitvoeren van de werkzaamheden Persoonsgegevens worden verwerkt, zullen deze Persoonsgegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze worden verwerkt en overeenkomstig de Wet Bescherming Persoonsgegevens en Algemene Verordening Gegevensbescherming.
              2. Technische en organisatorische maatregelen zullen worden getroffen om de Persoonsgegevens te beschermen tegen verlies of enige andere vorm van onrechtmatige verwerking, daarbij rekening houdend met de stand van de techniek en de aard van de verwerking.


              Inkoopvoorwaarden/Overeenkomst

              Wanneer ervoor wordt gekozen om afspraken over de verwerking van Persoonsgegevens op te nemen in de inkoopvoorwaarden/Overeenkomst, zorg dan dat ook de volgende definities worden opgenomen:


              1. Persoonsgegevens: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (‘de Betrokkene’); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
              2. Verwerking: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens.
              3. Betrokkene: geïdentificeerde of identificeerbaar natuurlijk persoon op wie de verwerkte Persoonsgegevens betrekking hebben.
              4. Inbreuk in verband met Persoonsgegevens: een inbreuk op de beveiliging die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens.
              5. Toezichthoudende autoriteit: een onafhankelijke overheidsinstantie verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de wet in verband met de verwerking van Persoonsgegevens. In Nederland is dit de Autoriteit Persoonsgegevens.


              Verwerking Persoonsgegevens

              1. Wanneer de Opdrachtnemer tijdens het uitvoeren van de Overeenkomst Persoonsgegevens verwerkt, zal de Opdrachtnemer de Persoonsgegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerken en zich houden aan de wettelijke voorschriften die volgen uit de Wet Bescherming Persoonsgegevens en Algemene Verordening Gegevensbescherming.
              2. De Opdrachtnemer informeert de Opdrachtgever binnen vier werkdagen over ieder verzoek en/of iedere klacht van de Toezichthoudende autoriteit of de Betrokkene ten aanzien van de Persoonsgegevens die worden verwerkt bij het uitvoeren van de Overeenkomst.
              3. De Opdrachtnemer verleent medewerking aan de Opdrachtgever wanneer de Betrokkene een verzoek indient ter uitoefening van zijn of haar rechten zoals, maar niet beperkt tot, het recht op inzage, verbetering, verwijdering, bezwaar maken tegen de verwerking van de Persoonsgegevens en een verzoek tot overdraagbaarheid van de eigen Persoonsgegevens.
              4. De Opdrachtnemer informeert de Opdrachtgever binnen vier werkdagen over ieder rechterlijk bevel, dagvaarding, wettelijke verplichting of anderszins verplichting tot het delen van Persoonsgegevens met derden.
              5. De Opdrachtnemer informeert de Opdrachtgever over het ontdekken van een mogelijk Datalek binnen 24 uur na het ontdekken ervan. De Opdrachtnemer zal de Opdrachtgever vervolgens op de hoogte houden van nieuwe ontwikkelingen rondom het Datalek
              6. De Opdrachtnemer zal de volgende informatie verstrekken in geval van een Datalek:
                1. een gedetailleerde omschrijving van het Datalek;
                2. type/soort Persoonsgegevens betrokken bij het Datalek;
                3. van hoeveel personen de Persoonsgegevens betrokken zijn bij het Datalek;
                4. de identiteit van de personen betrokken bij het Datalek;
                5. de getroffen maatregelen om negatieve gevolgen voor de Betrokkenen te beperken en het Datalek te verhelpen;
                6. de oorzaak van het Datalek;
                7. de duur van het Datalek en het ontstaansmoment.
              7. De eventuele kosten die gemaakt worden om het Datalek op te lossen, komen voor rekening van degene die de kosten maakt, tenzij het Datalek is ontstaan door het niet-nakomen van de Overeenkomst door de Opdrachtnemer, dan komen de kosten voor rekening van de Opdrachtnemer. Daarnaast behoudt de Opdrachtgever de mogelijkheid om andere rechtsmiddelen in te schakelen.
              8. Communicatie over het Datalek zal altijd geschieden in overleg.
              9. Wanneer de Overeenkomst tussen de Opdrachtnemer en Opdrachtgever eindigt, zal deOpdrachtnemer de Persoonsgegevens die hij heeft verwerkt bij het uitvoeren van de Overeenkomst teruggeven aan de Opdrachtgever en/of vernietigen.



              AVKA

              De Algemene Voorwaarden uitvoering Kleine Aannemingen in het bouwbedrijf ’79 is een set vervallen algemene voorwaarden welke in het verleden toegepast werden in combinatie met de kernbedingen in de Overeenkomst.


              AVW 1968

              AVG

              Er zijn veel wetten, besluiten en regelingen in Nederland die de verwerking van persoonsgegevens regelen. De belangrijkste regels zijn vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving (RGR). De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt er toezicht op dat organisaties zich houden aan de AVG en de RGR. En aan andere wet- en regelgeving voor het verwerken van persoonsgegevens. De AVG geeft u als burger de volgende rechten:

               

              1. Inzage: u heeft het recht om te zien welke gegevens van u worden verzameld.
              2. Correctie: u kunt vragen om gegevens die niet kloppen, te laten aanpassen.
              3. Verwijdering: u heeft het recht gegevens die niet (meer) van belang zijn, te laten wissen.
              4. Beperking: u kunt vragen om minder gegevens te verzamelen, bijvoorbeeld als er meer gegevens worden gevraagd dan nodig is.
              5. Overdraagbaarheid: u kunt vragen om uw gegevens door te geven aan een andere organisatie.
              6. Bezwaar: u kunt bezwaar maken tegen het gebruik van bepaalde gegevens.
              7. Informatie: u heeft recht op duidelijke informatie over wat een organisatie met uw persoonsgegevens doet en waarom.

              AvvO 2016

              De Algemene voorwaarden van Onderaanneming zijn de geopperde voorwaarden tussen een aannemer en zijn onderaannemers. Onderdeel hiervan zijn ook de Modelovereenkomst van Onderaanneming 2016 met daarin de kernbedingen.


              Bankgarantie

              Is een vorm van zekerheidsstelling

              Basisovereenkomst(UAV-gc)

              Deingevulde Model Basisovereenkomst.

              Basisregistratie Adressen en Gebouwen

              De Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) bevat de officiële gegevens van alle adressen en gebouwen in Nederland, zoals:


              1. Bouwjaar;
              2. Oppervlakte;
              3. Gebruiksdoel (functie);
              4. Locatie, conform de Rijksdriehoeksmeting (RD-stelsel) op de kaart.


              Gemeenten zijn bronhouders van de BAG. Zij zijn verantwoordelijk voor het opnemen van de gegevens in de BAG en voor de kwaliteit ervan. De gegevens over adressen en gebouwen stellen zij centraal beschikbaar via de Landelijke Voorziening BAG (LV BAG). Het Kadaster stelt gegevens vanuit de LV BAG op verschillende manieren beschikbaar, waaronder via de BAG Viewer. Met deze viewer kan men gegevens uit de LV BAG online opzoeken en bekijken. BAG gegevens kunnen een onderdeel zijn van IfcProject, IfcBuilding, IfcObject, IfcSite etc.


              In het ESS kunnen deze zaken meegenomen bij het item algemene projectinformatie maar ook specifiek bij de SBS, FBS en de info over de locatie.


              Bedgebied (Bbl)

              Verblijfsgebied met een of meer bedruimten.

              Beeldkwaliteit

              Beeldkwaliteit is een middel om de (gewenste) kwaliteit, anders dan de directe technische kwaliteit zoals bij de conditiemeting de conditiescore, te bepalen en vast te leggen. Beeldkwaliteit maakt het voor mogelijk om op een laagdrempelige manier te communiceren over de gewenste en actuele  kwaliteit. Met het meten van de beeldkwaliteit stelt men vast hoe een bepaald object er op een bepaald moment uitziet. Het werkt als een thermometer en geeft dus de toestand aan van het moment waarop je meet. Maar het zegt niets over technische kwaliteit of toestand. De resultaten van deze metingen zijn de 'scores op schoon en heel'. In de context van de bouwsector verwijst het begrip "beeldkwaliteit" dus naar verschillende, met name visuele, aspecten,  welke met name in de gebruiksfase van een bouwwerk/gebouw belangrijk zijn.


              Beeldmeetlat

              Een beeldmeetlat beschrijft een kwaliteitscriterium met foto’s, beschrijvingen van bijvoorbeeld een object in de openbare ruimte of vastgoed. Bij elke beeldmeetlat wordt de score uitgedrukt in een kwaliteitsniveau. Beeldmeetlat kwaliteitsniveaus zijn:


              1. A+ = zeer goed;
              2. A = goed;
              3. B = voldoende;
              4. C = matig tot onvoldoende;
              5. D = onvoldoende tot achterstallig.


              Beeldkwaliteit is een soort van visuele esthetische (niet technische) conditie van een object, en spits zich niet enkel toe op het bouwdeelniveau.


              In het ESS kan deze conditievorm ook meegenomen worden, waardoor de Technische Oplossing, met name de activiteit daarin, goed onderbouwd kan worden bepaald.


              Bedreigd subbrandcompartiment (Bbl)

              Subbrandcompartiment waarin een brand begint.

              Bedruimte (Bbl)

              Verblijfsruimte bestemd voor een of meer bedden bestemd voor slapen of voor het verblijf van bedgebonden patiënten in die ruimte.

              Begrippen omgevingswet

              Door de jaren heen zijn er  een enorme hoeveelheid bestaande begrippen en soms onnodige variaties ontstaan in de gemeentelijke praktijk. De VNG
              adviseert om terughoudend te zijn met het apart opnemen en definiëren van nieuwe begrippen om zo onnodige regels te voorkomen. Er is nu een kans, zo stelt men, om bij de invoering van de Omgevingswet begrippen beter te harmoniseren, dat heeft, gezien de wildgroei, een duidelijke meerwaarde. Harmonisatie is van belang om als één overheid dezelfde taal te spreken, wat aansluit bij normaal spraakgebruik.


              In het ESS is het ook wenselijk om de juiste begrippen te gebruiken, eventueel aangevuld met synoniemen. 


              Begripsomschrijving

              Begrippen worden gebruikt in:

              1. Juridische documenten als:
                1. Algemene voorwaarden;
                2. Wet- en regelgeving;
                3. Kernbedingen.
              2. Technische documenten als:
                1. Wet- en regelgeving;
                2. Technische specificaties:
                  1. Werkbeschrijving
                  2. STABU-standaard
                  3. Technische normvoorschriften:
                    1. Normen
                    2. NEN-EN
                    3. URL-en
                    4. BRL-en
                    5. NPR-en
                    6. Voornormen;
                    7. Isso publicaties.


              In de meerderheid van de gevallen worden de begrippen in het document zelf gedefinieerd. Doch soms gebruikt een Bouwspecificatiedeskundige een begrip in bijvoorbeeld de Technische Specificatie of de kernbedingen die niet, of niet eenduidig, is gedefinieerd. Dit zou dan kunnen leiden toch onduidelijkheid en discussie. Het is dus verstandig om de omschrijving van dat begrip mee te nem in de overeenkomst. Dt kan:

              1. In het hoofdstuk wat anticipeert op de algemene voorwaarden, in STABU onder 01.02, waar je:
                1. een juridisch begrip kunt definieren;
                2. een juridisch begrip kunt herdefinieren.
              2. In het onderdeel Aanvullende Technische Bepalingen als onderdeel van de TS, waar je:
                1. een technisch begrip kunt defineren;
                2. een technisch begrip kunt herdefinieren.


              Beheerder (WION)

              Degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert.

               

              Beheerobject

              Conform de NEN 2767, conditiemeting: "Afgebakende eenheid van een bovenliggend netwerk, is een beheerobject een objectenportefeuille, een complex of een areaal die bestaat uit een samenhangend geheel van elementen met een of meer autonome gebruiksfuncties, bijvoorbeeld gebouw, viaduct of spoorweg.


              In het ESS kan men dit vastleggen in het SBS  vanaf de meest abstracte entiteit tot het niveau van de boutjes en moertjes.


              Bekendmaking (ARN 2016)

              Een op elke andere wijze dan een via het elektronische systeem voor aanbestedingen gepubliceerde oproep tot mededinging.

              Belanghebbende

              Wanneer u schade heeft geleden door eenovertredingof strafbaar feit, heeft u wel een rechtstreeks belang bij de zaak, maar bent u GEENbelanghebbende maar benadeelde, oftewel slachtoffer. Het begrip “belanghebbende” is een van de centrale begrippen in het bestuursrecht. Alleen belanghebbenden, in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb), kunnen namelijk opkomen tegen besluiten van bestuursorganen.


              Volgens artikel 1:2 lid 1 Awb wordt onder belanghebbende verstaan:

              “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”.

              Niet alleen een direct belanghebbende kan opkomen tegen besluiten zoals de verlening van een omgevingsvergunning; een derde belanghebbende kan dat ook. Om te bepalen of iemand belanghebbende is zijn er criteria opgesteld, de zogenaamde EPORA of OPERA criteria:


              1. Objectief bepaalbaar belang: u mag niet enkel een subjectief belang hebben;
              2. Persoonlijk belang: u moet zich voldoende kunnen onderscheiden van willekeurige anderen;
              3. Eigen belang: u moet opkomen voor het belang van uzelf en niet dat van een ander;
              4. Rechtstreeks belang: er mag in beginsel geen sprake zijn van een afgeleid belang (bijvoorbeeld op grond van een contractuele relatie), tenzij het gaat om een tegengesteld belang;
              5. Actueel belang: uw belang mag niet enkel zijn gebaseerd op toekomstige of onzekere gebeurtenissen.


              BENE/SfB-codering

              Buildwise, Ketenstandaard Bouw en Techniek en Stichting digiGO verwachten dat per 1 januari 2025 de 3-cijferige basis van BENE-SfB gereed is en online is te raadplegen. Experts van dit Belgische innovatiecentrum voor de bouwsector werken nauw samen met Nederlandse, op weg naar de nieuwe, gezamenlijke classificering. De BENE- SfB-codering bestaat uit vier cijfers. Het nieuwe “BENE-SfB-framework” combineert elementen van de Nederlandse (NL/SfB) en Belgische coderingen en focust op een 3-cijferige structuur waarmee bouwelement op basis van hun functie worden geclassificeerd. Het is ontworpen als een flexibel framework dat breed toepasbaar is en zich kan aanpassen aan verschillende toepassingen, afhankelijk van de behoeften van de markt. Bouwpartijen in Nederland en in België gebruiken nu nog een eigen SfB-codering: de NL/SfB of de BB/SfB. Vooral in Vlaanderen zie je regelmatig een mix van die twee. Bovendien wordt in combinatie met deze harmonisatie op termijn ook gekeken naar de vele SfB ‘dialecten’ die met name Nederlandse bedrijven hanteren. In België speelt het vraagstuk van de dialecten veel minder. In Nederland vervult de NL/SfB de hoofdrol als classificatiestandaard. In België is de BB/SfB een van meerdere classificatiesystemen die worden gehanteerd. Bij de zuiderburen vormen de diverse regio’s, en vooral het feit dat daar zowel de NL/SfB en de BB/SfB worden gebruikt, de reden om toe te werken naar een standaard. Vanwege die – vaak complicerende – combi van de Nederlandse en Belgische versie, overwoog de Vlaamse overheid even om een variant op de Nederlandse standaard te ontwikkelen; een soort NL/SfB bis+. “Nog meer variatie en kans op verwarring dus. Onwenselijk dus. Daarom kwam Buildwise in overleg met de Nederlandse partners tot een nieuw voorstel: een geharmoniseerde, geactualiseerde standaard in maar liefst drie talen: Nederlands, Frans én Engels.

              Fase 1 van de ontwikkeling van de BENE/SfB – is de totstandkoming van een gezamenlijke, driecijferige codering. Fase 2 van de BENE/SfB harmonisatie is het samen laten smelten van het vierde cijfer van de classificatie. Daar zie je de grootste verschillen. Omdat Nederland vooral gebruiker is van de viercijferige codes en omdat daar de meeste dialecten met het oog op toepassingen te vinden zijn, heeft Buildwise de Nederlandse experts gevraagd om de kar te gaan trekken voor fase 2. 


              BENG

              Wettelijke methode voor de beoordeling van energieprestatie van (nieuwe) gebouwen. Doel is om aan te tonen dat eenGebouw wat betreft het gebouwgebonden energieverbruikBijnaEnergieNeutraal is. Hiertoe moet worden voldaan aan drie BENG-indicatoren. , gebaseerd op deTrias energetica, een driestappenstrategie voor een energiezuinig gebouwontwerp. De drieBENG-indicatorenzijn:

              1. BENG 1, Energiebehoefte gebouw: de maximale energiebehoeftein kWh per m2gebruiksoppervlak per jaar.Voor het bepalen van de energiebehoefte wordt de energiebehoefte voor verwarming en koeling opgeteld. Deze eis kijkt naar een optimale kwaliteit van de gebouwschil waarbij zowel de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting als de aanwezigheid van koudebruggen een rol speelt. Niet alleen isolatie, maar juist het samenspel van bovenstaande factoren, de vorm (geometrie) en de ligging van een gebouw zijn van belang om de energiebehoefte van een gebouw zo veel mogelijk te beperken. BENG 1 gaat over al deze factoren. Hierbij wordt gerekend met een vastgesteld ‘neutraal’ ventilatiesysteem. De energiebehoefte invullen kan met:
                1. fossiele energie:
                2. hernieuwbare energie.
              2. BENG 2, Primair fossiel energiegebruik: het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2gebruiksoppervlak per jaar. Is een optelsom van het primair energiegebruik voor:
                1. verwarming;
                2. koeling;
                3. warmtapwaterbereiding;
                4. ventilatoren.
                5. Voor utiliteitsgebouwen telt ook het primair energiegebruik voor verlichting en voor bevochtiging (indien aanwezig) mee. Voor zowel woningen en utiliteitsgebouwen geldt dat, als er PV-panelen of andere hernieuwbare energiebronnen aanwezig zijn, de opgewekte energie van het primair energiegebruik wordt afgetrokken
              3. BENG 3, Hernieuwbare energie: het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten. Het aandeel hernieuwbare energie wordt bepaald door de hoeveelheid hernieuwbare energie te delen door het totaal van hernieuwbare energie en primair fossiel energiegebruik. Hernieuwbare energie is afkomstig uit zon, biomassa, buitenlucht en bodem en vergroten het aandeel hernieuwbare energie.


              Gebruiksoppervlak (NEN 2580)


              Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat de vergunningaanvragensinds 1 januari 2021 moeten voldoen aandeeisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG).Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).


              De gebruikte bepalingsmethode is NTA 8800 uit 2023, de methode voor de bepaling van de energieprestatie van gebouwen, waarmee onder meer gerekend kan worden om aan te tonen dat men voldoet aan de BENG-eisen. Het voornemen is om NTA 8800:2023 per 1 juli 2023 aan te wijzen in de bouwregelgeving. NTA 8800 is vrij beschikbaar.De BENG-eisen vervangen deenergieprestatiecoëfficiënt(EPC), die in 1995 werd ingevoerd.Isolatie, kierdichtheid, ligging, ramen etc. zijn allemaal van invloed op de energiebehoefte van een gebouw. Bij woningbouw wordt de benodigde energie voor koeling en verwarming per vierkante meter bij elkaar opgeteld, gebaseerd op gebruik van een vast ventilatiesysteem.Bij utiliteitsbouw wordt ook verlichting meegerekend. De energiebehoefte kan worden ingevuld met fossiele of hernieuwbare energie.

              Voor het primair fossiel energieverbruik wordt het energieverbruik per vierkante meter voor verwarming, koeling, warm tapwater, ventilatie en verlichting (alleen utiliteitsbouw) bij elkaar opgeteld. Hernieuwbare, bij het gebouw opgewekte, energie wordt hier van afgetrokken. Het energieverbruik verschilt van de energiebehoefte, omdat hier ook rekening wordt gehouden met systeemverliezen, hulpenergie en de rendementen van de opwekkers. Het aandeel hernieuwbare energie wordt uitgedrukt in procenten en wordt berekend door de hernieuwbaar opgewekte energie van het gebouw te delen door het totaal van de hernieuwbare energie en het primair fossiel energieverbruik.


              Bepalingen

              Metartikelals begrip in het recht wordt bedoeld een of meerdere gelijksoortige bepalingen in een regelgevend document, bijvoorbeeld een wet, een regeling of een verdrag. Het artikel is bedoeld om een concrete regel te geven op het 'laagste' niveau van de regeling. Artikelen zijn meestal genummerd. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van artikel nummer zoveel van het Wetboek van Strafrecht. EenNederlandse wetkent derhalve een redelijk vast patroon. Afhankelijk van de omvang is een wet onderverdeeld in boeken, hoofdstukken of titels, die soms weer onderverdeeld zijn in afdelingen en uiteindelijk artikelen. Een uitgebreider artikel wordt vaak weer onderverdeeld in genummerdeleden. Een lid kan weer nader zijn onderverdeeld in onderdelen. Deze worden (soms na een algemeen stuk zonder nadere aanduiding) vaak aangeduid met een letter, bijvoorbeeld a tot en met e. Deze onderdelen worden subs genoemd. Zo'n onderdeel wordt soms letterlijk aangehaald als bijvoorbeeld 'lid 2, sub b'. Eventueel kunnen ook deze onderdelen weer onderverdeeld zijn subleden in 'sublid één', 'sublid twee' enzovoorts. Dat de artikelen hierboven toch het laagste niveau zijn genoemd, is omdat elke zinsnede van een wet (afgezien van de aanhef en de opschriften) in een artikel staat, terwijl niet alle artikelen leden of een andere onderverdeling hebben. Dit is wellicht ook de reden dat een artikel met 1 bepaling, deze bepaling geen nummer heeft.


              Beroep

              Als men het niet eens met de beslissing dan kan men bezwaar maken of in beroep gaan tegen deze beslissing. Beroep is een term uit het bestuursrecht. De beroepsprocedure speelt zich namelijk af voor de bestuursrechter of het gerechtshof. Is men het niet eens met een besluit van een overheidsinstantie, een bestuursorgaan, bijvoorbeeld de gemeente, dan kan men niet naar de rechter. Men moet een voorprocedure doorlopen oftewel bezwaarprocedure. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft dit voor.


              Beroepsgerichte Competentie Profielen

              In een Beroepscompetentieprofiel (BCP) staat een overzicht van de competenties van een vak welke nodig zijn om het betreffende beroep gedegen te kunnen uitoefenen. Het kunnen "invullen" van het ESS is een belangrijke competentie van de Bouwspecificatiedeskundige.


              Bij het opstellen van werksoortgerichte Technische Specificaties zou men uit de BCP van de diverse ambachten/technieken/werksoorten kunnen vernemen of de betreffende werkzaamheden behoort of niet. Waar het verwijderen van bouwstof beschreven zou moeten worden is vaak onduidelijk. In het geval van het verwijderen van dakleien bij een restauratie, in hoofdstuk 10 of hoofdstuk 33. Aan de hand van de BCP van de restauratie leidekker zou men dan kunnen vernemen of dat een competentie is van de leidekker conform de URL 4010 "Historisch Leidak".


              In het ESS kan men de rollen, taken en activiteiten hersorteren naar de diverse werksoorten/ambachten conform de BCP's van die bouwplaats vaklieden, vaak specialisten. Thans worden de STABU werksoort hoofdstukken vrij oppervlakkig gedefinieerd in de standaard technische bepalingen uit de STABU-standaard, ##.0.10-01, naar wat er in dat hoofdstuk kan worden beschreven, zijnde:


              1. Functioneel gericht, met doel en doelstellingstekst als: "in het werk brengen van leveranties en werkzaamheden" en "bedrijfsgereed maken van";
              2. Element gericht, door wat variant elementnamen te noemen als hekwerk, poort etc.


              Beschermd subbrandcompartiment (Bbl)

              Gedeelte van een bouwwerk dat binnen de begrenzing van een subbrandcompartiment ligt of daarmee samenvalt, dat meer bescherming biedt tegen brand of rook dan een subbrandcompartiment.

              Beschermde route (Bbl)

              Buiten het subbrandcompartiment waar de vluchtroute begint gelegen gedeelte van een vluchtroute.

               

              Beschermde vluchtroute (Bbl)

              Buiten een subbrandcompartiment gelegen gedeelte van een vluchtroute die alleen voert door een  verkeersruimte.

               

              Besluit Bodemkwaliteit

              Het Besluit bodemkwaliteit (BBK) is een wetgevend besluit in Nederland dat is vastgesteld om de kwaliteit van de bodem te beschermen en te beheren. Het besluit is van kracht sinds 2008 en heeft als doel de bodemkwaliteit te waarborgen bij verschillende activiteiten die van invloed kunnen zijn op de bodem, zoals bouw- en grondwerkzaamheden, baggeren, en bodemsanering. Het Besluit bodemkwaliteit reguleert het gebruik van grond, bagger en bouwstoffen, en stelt normen vast voor de kwaliteit van deze zaken. Het bevat regels voor het hergebruik van grond en bagger, zodat deze veilig kunnen worden toegepast zonder het milieu en de volksgezondheid in gevaar te brengen. Onder het besluit moeten partijen die grond- of graafwerkzaamheden, bagger of bouwstoffen willen toepassen, zich houden aan de vastgestelde normen en procedures. Dit omvat het uitvoeren van onderzoeken naar de bodemkwaliteit en het aanvragen van een kwaliteitsverklaring als bewijs dat het materiaal voldoet aan de geldende normen.

               

              Het Besluit bodemkwaliteit stelt voorwaarden aan het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Als je van plan bent om bouwstoffen, grond of baggerspecie toe te passen moet je dit melden via het Meldpunt bodemkwaliteit. Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet doet u de meeste meldingen via het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Het Meldpunt bodemkwaliteit blijft daarna bestaan voor het raadplegen van oude meldingen en voor het indienen van meldingen die onder het overgangsrecht vallen.

               

              Het Besluit bodemkwaliteit regelt via artikelen 32 en 42 dat degene die voornemens is een bouwstof respectievelijk grond of baggerspecie toe te passen die meldingsplichtig is, deze toepassing moet melden via het meldpunt bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit regelt dus dat de toepasser moet melden, maar wijst geen concrete actor aan als toepasser. Het ligt in de rede dat de opdrachtgever van de toepassing cq de eigenaar van de locatie de voorgenomen toepassing meldt, maar via privaatrechtelijke afspraken kan deze verplichting ook bij de aannemer, leverende grondbank of andere betrokkenen worden gelegd.

               

              Melden bij hergebruik van bouwstoffen door dezelfde eigenaar en het toepassen van grond of baggerspecie moet u ten minste vijf werkdagen van te voren melden via het meldpunt bodemkwaliteit.

               

              De melding biedt het lokale bevoegd gezag de mogelijkheid te verifiëren of de toe te passen partij en de voorgenomen toepassing voldoen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit en desgewenst zorg te dragen voor de handhaving. Lees hier verder indien je meer wil weten over wat het bevoegd gezag verder doet met de melding.

               

              Besluit bodemkwaliteit Omgevingswet

              Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, staan de regels voor hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie deels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en deels in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Via het Aanvullingsbesluit bodem is het Bbk gewijzigd.

               

              Gemeenten moeten actie ondernemen om te voorkomen dat met de komst van de Omgevingswet specifiek bodembeleid vervalt omdat het niet is opgenomen in het tijdelijk Omgevingsplan. Op 1 januari 2024 gaat namelijk slechts een beperkt deel van het bodembeleid automatisch over. Zaak om het tijdelijk Omgevingsplan vóór die tijd op orde te hebben.

               

              Besluit bouwwerken leefomgeving

              Het voormalige Bouwbesluit 2012 is met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024, vervangen door het Bbl. In het Bbl onderscheidt men de volgende gebruiksfuncties:


              1. Woonfunctie;
              2. Bijeenkomstfunctie;
              3. Celfunctie;
              4. Gezondheidszorgfunctie;
              5. Industriefunctie;
              6. Kantoorfunctie;
              7. Logiesfunctie;
              8. Onderwijsfunctie;
              9. sportfunctie;
              10. Winkelfunctie;
              11. Overige gebruiksfuncties
              12. Bouwwerk, geen gebouw zijnde


              Deze indeling naar functie kan in het ESS opgepakt en uitgewerkt worden in de Functieboom (FBS).


              In het Bbl onderscheidt men de volgende afdelingen:


              1. Veiligheid van een bouwwerk;
              2. Gezondheid van de gebruiker in een bouwwerk;
              3. Bruikbaarheid van bouwwerken;
              4. Energiezuinigheid van bouwwerken;
              5. Milieu(vriendelijkheid) van bouwwerken.


              Deze indeling kan in het ESS opgepakt worden in de Eisenboom (RBS), waar de prestatie eisen staan. In het Bbl onderscheidt men de volgende type "omgevingsactiviteiten":


              1. Bestaande bouw;
              2. Nieuwbouw;
              3. Verbouw en verplaatsing van een bouwwerk en wijziging van een gebruiksfunctie;
              4. Gebruik van bouwwerken;
              5. Bouw- en sloopwerkzaamheden.


              Deze indeling en aanduiding kan opgepakt worden in het ESS op het voorblad waarop de algemene projectzaken vermeldt staan.


              Besluit bouwwerken leefomgeving

              HetBesluit bouwwerken leefomgeving(kortweg Bbl), officieel "Besluit van 3 juli 2018, houdende regels overbouwwerkenin de fysiekeleefomgeving(Besluit bouwwerken leefomgeving)" zoals gepubliceerd in hetStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden(2018, 291) is de vervanging van hetBouwbesluitper 1 januari 2024.Het Bouwbesluit van 2012 is in zijn geheel vervallen door het in werking treden van de nieuweOmgevingswet(waarin allerlei activiteiten in de leefomgeving onder één wet geschaard zijn). Voor bestaande bouw uit de periode van voor 1 januari 2024 blijft het Bouwbesluit 2012 en al haar voorgangers wel de toets ter beoordeling of het betreffende bouwwerk voldoet aan vergunningsvereisten van het jaar van bouw van het bouwwerk.


              Het BBL kent na invoering slechts een beperkt aantal wijzigingen als het gaat om de inhoud van het Bouwbesluit van 2012. De voornaamste wijziging is een verandering van structuur. De hoofdstukken zijn:

                1. Hoofdstuk 3, bestaande bouw, regels voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk;
                2. Hoofdstuk 4, nieuwbouw, regels voor het bouwen van een nieuw bouwwerk. Hieronder valt ook het vernieuwen na de sloop van een bouwwerk waarbij alleen de oorspronkelijke fundering is behouden;
                3. Hoofdstuk 5a, verbouw van een bouwwerk, de regels voor het verbouwen van een bestaand bouwwerk;
                4. Hoofdstuk 5b, verplaatsing van een bouwwerk, de regels voor het verplaatsen van een bestaand bouwwerk;
                5. Hoofdstuk 5c, wijziging van een gebruiksfunctie, de regels voor de wijziging van een gebruiksfunctie van een bouwwerk;
                6. Hoofdstuk 6, gebruik van bouwwerken, regels voor het gebruiken van een bouwwerk;
                7. Hoofdstuk 7a, bouw- en sloopwerkzaamheden, regels over bouw- en sloopwerkzaamheden aan bouwwerken;
                8. Hoofdstuk 7b, bouw- en sloopwerkzaamheden, regels over het mobiel breken van bouw- en sloopafval.


                Voor de rest vertoont het BBL veel overeenkomsten met het Bouwbesluit 2012


                Het voormalige Bouwbesluit 2012 is met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024, vervangen door het Bbl. In het Bbl onderscheidt men de volgende gebruiksfuncties:


                1. Woonfunctie;
                2. Bijeenkomstfunctie;
                3. Celfunctie;
                4. Gezondheidszorgfunctie;
                5. Industriefunctie;
                6. Kantoorfunctie;
                7. Logiesfunctie;
                8. Onderwijsfunctie;
                9. Sportfunctie;
                10. Winkelfunctie;
                11. Overige gebruiksfuncties
                12. Bouwwerk, geen gebouw zijnde


                Deze indeling naar functie kan in het Technisch Specificatiesysteem opgepakt en uitgewerkt worden in de Functieboom (FBS). In de MBO zijn de gebruiksfuncties ook meegenomen.


                In het Bbl onderscheidt men de volgende afdelingen:

                1. Veiligheid van een bouwwerk;
                2. Gezondheid van de gebruiker in een bouwwerk;
                3. Bruikbaarheid van bouwwerken;
                4. Energiezuinigheid van bouwwerken;
                5. Milieu(vriendelijkheid) van bouwwerken.


                Beschrijving van het werk

                1. Wat wordt gebouwd
                2. Waar wordt gebouwd
                3. Waarvan wordt gebouwd
                4. Onder welke voorwaarden wordt gebouwd

                Bestek (UAR 2001)

                Beschrijving van een werk, de daarbij behorende tekeningen en de voor dat werk geldende voorwaarden.

                Bestek (UAV 2012)

                De beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing

                Bestek

                Een bestek is van oorsprong (recente tijd) het contract, de aannemingsovereenkomst, tussen een opdrachtgever, de initiatiefnemer van de wens tot het realiseren van een (bouw)werk en één of meerdere aannemers voor de uitvoering daarvan, wat gebaseerd is op een ontwerp wat normaliter in fasen tot stand is gekomen, door of namens de opdrachtgever, meestal door adviseurs zoals architecten en andere specialistische adviseurs. In de vorige eeuw was het bestek HET ultieme aanbestedingsstuk en de fase waarin dat werd vervaardigd heette de bestekfase, de laatste uitwerkfase voor de contractvorming van de voorgaande ontwerpfasen als SO, VO, DO, welke weer een voortzetting waren van de KES/PvE fasen, de pré-ontwerpfasen.

                Bij het realiseren van vastgoed was de overheid, wat ze nog steeds is, altijd al een belangrijke opdrachtgever. Tot net na de 2ewereldoorlog spraken de toenmalige 3 bouwdepartementen praktisch gezien nog met 3 monden als het ging over de verwijzing in de aannemingsovereenkomsten, het bestek, naar algemene (administratieve voorwaarden). Daarin is in 1968 verandering gekomen, althans voor een belangrijk deel, door het verschijnen van de eerste interdepartementaal overeengekomen Uniforme set Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van Werken, de U.A.V. 1968. In die verre voorloper van de huidige UAV 2012, inmiddels een paritair document daar deze voorwaarden bouwbreed zijn samengesteld en, na wat strubbelingen, en worden gebruik in nagenoeg alle bestekcontracten in de bouwsector, zowel de GWW als de B&U, stond de begripsomschrijving van het begrip “Bestek”, welke nog steeds van toepassing is in de huidige UAV 2012, namelijk, Verstaan wordt onder: het bestek:

                1. de beschrijving van het werk;
                2. de daarbij behorende tekeningen;
                3. de voor het werk geldende voorwaarden;
                4. den of meerder Nota’s van Inlichtingen;
                5. proces verbaal van Aanwijzing.


                De beschrijving van het werk, een vermeende resultaatsspecificatie. Ten behoeve van andere samenwerkings- en contractvormen zijn hierop variant termen bedacht zoals:

                1. Vraagspecificatie, bij een geïntegreerd contract;
                2. Outputspecificaties, bij een PPS contract.


                De schrijver van dit stuk pleegt de generieke term Technische Specificatie als paraplu term te gebruiken conform het aanbestedingsjargon, de verwoording van de zogenaamde Technische Oplossing. De verschillen hierin kunnen in de praktijk zijn:

                1. Het detailniveau, van grofmazig eender een werkomschrijving tot de beschrijving van ieder bouwdeel tot op “boutjes en moertjes” niveau;
                2. Vorm, verhouding functioneel- en prestatie gerichtheid.


                Theoretisch zou men bij een besteksituatie ook kunnen kiezen voor een laag detailniveau in combinatie met enkel functionele specificaties:

                1. Het ultieme “zogenaamde oplossingsvrij specificeren” bestek.
                2. Een extreme variant op een Richtlijnenbestek, een gangbare bestekvariant bij installatie adviesbureaus.


                Doch of de :

                1. Aannemer dat zou wensen in een besteksituatie is maar de vraag want nu moet hij eerst ontwerpen en dit voorleggen ter goedkeuring bij de aanbesteder precontractueel (uitvoeringsvoorstel) en de directie/opdrachtgever contractueel;
                2. Opdrachtgever een dergelijk bestek wenselijk acht, innovatie versus onaangename verrassingen.


                De daarbij behorende tekeningen noemde men vroeger wel bestektekeningen en wat later bouwvoorbereidingstekeningen. Dat komt omdat voor het tijdperk van de U.A.V. 1968 het begrip bestek anders was gedefinieerd en je nog kon spreken van Bestek en tekeningen en Bestek en voorwaarden (conditiën). Sinds de 1eUAV is het begrip bestek een paraplu definitie geworden en valt daaronder “alles”, ook de tekeningen en de voorwaarden. In het huidige tijdperk (Bimmen en 3D-modelleren) zou je ook kunnen stellen dat er iets moet zijn, niet enkel een 2D tekening zoals de UAV suggereert, waardoor je de wat droge Technische Specificatie beter zou kunnen duiden. Iets in de trend als: “bij de Technische Specificatie behorende visualisatie”, hetgeen zou kunnen zijn:

                1. Klassieke 2D-tekeningen;
                2. Maquette;
                3. 3D-model:
                4. Proefobject
                5. Proefvlak;
                6. Monster.


                De combinatie van de TS met de visualisatie maakt dat deze te duiden is, hetgeen van belang is voor zaken als:

                1. Risico analyse;
                2. Personeelsinzet;
                3. Materieel inzit;
                4. Logistiek van uitvoering:
                  1. Bereikbaarheid werkterrein;
                  2. Belendingen;
                5. Hoeveelheden bepaling ten behoeve van de:
                  1. MAMO begrotingsregels voor de inschrijfbegroting;
                  2. Bestellingen bouwstoffen;


                De voor het werk geldende voorwaarden, hierbij kan men denken aan:

                1. Juridische voorwaarden:
                  1. niet project specifiek, de UAV 2012;
                  2. project specifiek, STABU hoofdstuk 01, de zgn. kernbedingen;
                2. Technische voorwaarden:
                  1. niet project specifiek, de technische bepalingen uit de STABU standaard;
                  2. project specifiek, de aanvullende technische bepalingen.

                De nota van inlichtingen, de aanbesteder maakt een nota op van de nadere inlichtingen die dienen tot verduidelijking, aanvulling of wijziging van de voor inschrijving relevante aanbestedingsstukken. In deze nota neemt de aanbesteder eveneens de vragen op die schriftelijk of tijdens een inlichtingenbijeenkomst mondeling zijn gesteld. Deze nota wordt aangeduid als ‘nota van inlichtingen inschrijvingsfase’. De 1enota kan ook worden gebruikt als aanvulling op de primaire verstrekte aanbestedingsstukken:

                1. Als correctie;
                2. Om eventuele vragen voor te zijn.

                Het Proces-verbaal van aanwijzing, het kan hier bijvoorbeeld gaan om een 'schouw' of 'aanwijzing ter plaatse'. Het proces-verbaal dient, omdat het voor de inschrijving relevante informatie bevat, ter beschikking gesteld te worden aan de voor inschrijving uitgenodigde ondernemers.


                Bestekservice/FPS/FBS

                Een Fabrikant (of leverancier, importeur of distributeur) Product Specificatie, is een door of namens de fabrikant o.g. van een product (artikel), een met fabrieksnaam aangeduide bouwstofspecificatie in de STABU catalogus of database, gebaseerd op een generieke STABU bouwstofspecificatie. Dit bespaart de specificeerder het nodige uitzoekwerk en tijd doch hij/zij moet wel weten welke en wat van een fabrikant gekozen moet worden voor het onderhavige project.

                 

                Met een bestekservice kan, mits de zoekboom of het beslissingsondersteunend systeem (decision support system (DSS)), doelmatig en efficiënt is opgezet, laagdrempelig ten opzichte van de FPS, snel worden gegenereerd:

                1. Een bestekpost met daarin opgenomen het product van de bestekservice opdrachtgever, veelal de fabrikant;
                2. Meerdere bestekposten binnen dezelfde werksoort, met daarin opgenomen het product van de bestekservice opdrachtgever, veelal de fabrikant;
                3. Meerde bestekposten binnen meerdere werksoorthoofdstukken, vaak een systeem, met daarin opgenomen meerdere producten van de bestekservice opdrachtgever, veelal de fabrikant maar het kan ook een branche zijn (gevelbouwers);

                 

                FPS-en worden meestal “gebouwd” door een medewerker van STABU/Ketenstandaard. Bestekservicemakers zijn veelal commerciële partijen. Beiden zijn verenigd is de Vereniging FBS.

                 

                Een FPS is productinformatie, een voor ingevulde bouwstofspecificatie, die opgenomen kan worden in een Technische Specificatie zoals in een bestekpost als onderdeel van een beschrijving van het werk in een STABU bestekboek

                 

                1. Fabrikantgebonden Product Specificaties (FPS) bieden een win-win-win voor fabrikant/leverancier, bouwspecificeerders zoals bestekschrijver en uitvoerende partij: Er wordt daardoor in beginsel niet iets gespecificeerd dat niet bestaat of geleverd kan worden in de markt;
                2. Fabrikanten/leveranciers kunnen hun actuele productinformatie aanbieden voor een grote markt, waaronder, maar niet enkel, dus ook voor de STABU gebruikers;
                3. De database en systematiek van STABU is voor voorschrijvers en bouwers dé tool om fabrikanten/leveranciers en hun producten te bekijken en op kwalitatieve (prestatie)kenmerken onderling te vergelijken;
                4. Voordeel ten opzichte van andere aanbieders is dat er uitgegaan wordt van informatie die continu geactualiseerd is;
                5. De FPS-en zijn beschikbaar direct via STABU, via indexen van derden zoalsBouwspex.nl als, mits gewenst, op de website van de fabrikant/leverancier zelf.

                 

                FBS

                Werkveld Vereniging FBS:

                1. Neemt initiatieven ter bevordering van een optimale digitale data-uitwisseling tussen fabrikanten en marktpartijen in de bouw;
                2. Volgt daarvoor alle ontwikkelingen in digitale data-uitwisseling op de voet;
                3. Focust op een goede infrastructuur vóór en beschikbaarheid en compatibiliteit van digitale fabrikantendata voor de marktpartijen in de bouw
                4. Verbetert zo de communicatie tussen de leden en de gebruikers van hun informatie
                5. Bewaakt daarbij altijd het uitgangspunt dat de productinformatie het eigendom is en blijft bij het lid;
                6. Stelt, met online bestekservices, specifieke kennis over eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van bouwproducten beschikbaar aan voorschrijvende partijen;
                7. Doordringt voorschrijvende partijen in de bouw van het belang van het correct gebruiken van bestekteksten om faalkosten zoveel mogelijk te voorkomen;
                8. Fungeert als klankbord, belangenbehartiger en informatiebron voor fabrikanten, bijvoorbeeld door gerichte communicatie en kennisdeling
                9. Is, mede namens de leden, gesprekspartner voor bestaande platforms en organisaties in digitale informatie-uitwisseling in de bouw

                 

                Bouwspex

                Bouwspex.nl, het voormalige bestekservices.nl, is een webportal (de grootste Zoekmachine voor bouwend Nederland zoals men het zelf zegt) waar men op efficiënte wijze, via een index, kan traceren of er van een product bestekteksten zijn. Het is een initiatief van Zeeboer b.v., voormalige stichting STABU, thans een van de standaarden van Ketenstandaard, en stichting KOMO. De index bevat verwijzingen naar productspecificaties, systeemoplossingen, bestekteksten en certificaten van vrijwel alle toeleveranciers in de bouw.

                 

                Ketenstandaard Fabrikanten Index

                De opvolger van de STABU-fabrikantenindex.In de Ketenstandaard fabrikantenindex staan op dit moment ruim 150.000 bouwproducten van ruim 500 fabrikanten uit binnen- en buitenland opgenomen. In overleg met deze fabrikanten worden er in deze index koppelingen gelegd tussen hun productspecificaties (FPS), productinformatie, beschikbare CAD-informatie, instructiefilms, enzovoort.


                Besteksystematieken

                Besteksdelen

                Vroeger pleegde men een bestekscontract, het aandeel technische specificatie daarbij: op te delen in:

                1. Deel A, voorschriften omtrent bouwstoffen en uitvoering, thans 2 belangrijke onderdelen van de zogenaamde 7-deling in de STABU Standaard:
                  1. 2 Eisen uitvoering;
                  2. 6 Bouwstoffen.
                2. Deel B, werkbeschrijving; standaard werksoortgericht doch middels deel D ook bouwdeelgericht
                3. Deel C, algemene projectgegevens en "algemene voorwaarden", zijnde:
                  1. de verwijzing naar de Algemene voorwaarden, de:
                    1. U.A.V. 1968;
                    2. U.A.V. 1989.
                  2. de kernbedingen
                4. Deel D, behorende bij de SROW besteksystematiek, de tussenstap tussen werksoort en element


                Q&Q

                De stadsvernieuwing markeert een ongekende periode in de Rotterdamse geschiedenis. Vanaf 1974 kocht de gemeente onder de bezielende leiding van stadsvernieuwingswethouder Jan van der Ploeg verwaarloosde huizen op. In enkele tientallen jaren werden zo’n 70.000 woningen gerenoveerd of vervangen door kleinschalige nieuwbouw. Het ‘bouwen voor de buurt’ vierde hoogtij. Het Q&Q-team voor de stadsvernieuwing in de gemeente Rotterdam ontwikkelde voor dit alles in begin jaren 70 de WQ&Q classificatie, gebaseerd op het toen reeds bestaande COMPAS-systeem, welke als filosofie had de koppeling tussen:

                1. Bewerkingen(ander woord voor taak of activiteit);
                2. Elementen.

                In de Q&Q waren een aantal hoofdgroepen herkenbaar zoals onderbouw, bovenbouw, afbouw en installaties. Bestekken (maar ook begrotingen, principe-details, rapportages, subsidie's) werden ingedeeld aan de hand van deze classificatie.


                Er was GEEN koppeling met de SRW (werksoorten voor nieuwbouw), enkel waren de delen A en C van de toenmalige SRW bestekssystematiek (nieuwbouw) van toepassing, deel B, de werkbeschrijving dus niet. De 4 cijferige indeling van Q&Q was een mix van element naar pseudo bouwdelen. Kitwerk en glaslatten zijn immers geen zuiver variant element namen omdat je al weet dat het kit is en een lat, de materie. Het mooie aan de Q&Q classificatie was dat alle informatiedragers daarop (verplicht) afgestemd waren zoals:

                1. De rapportage van de koude (steekproef) opnames van de appartementen (het woord conditeimeting was toen nog nog niet uitgevonden);
                2. De principe-details van de relevante knooppunten. Het wiel telkens opnieuw uitvinden probeerde men te voorkomen door het aanreiken van een bibliotheek van renovatie-details, voortgekomen uit best-practise oplossingen;
                3. De opzet van de ramingen en begrotingen, de hoofdcode, 4-cijfers van de directie- en inschrijfbegroting, de volgnummers waren fantasie;
                4. De opzet van de Technische Specificatie, de technische omschrijving of werkbeschrijving, de hoofdcode, 4-cijfer, de volgnummers was fantasie;
                5. De subsidiabele vooraf aangereikte kengetallen, gebaseerd op nacalculatie en best-practise.


                SRW

                Om geldelijke steun te krijgen voor het bouwen van woningen etc. was het in de jaren 80 verplicht voor het samenstellen een bestekscontract de delen A, B en C te gebruiken van de SRW, het Standaard Referentiebestek voor de Woningbouw:


                SROW

                Daar de SRW feitelijk enkel geschikt was voor nieuwbouw is er jaren later daarnaast een referentiebestek ontwikkeld voor Onderhoud en Woningverbetering, het zogenaamde SROW. Deze systematiek was evenals de SRW werksoortgericht maar meer gericht op technieken die zich specifiek konden voordoen bij onderhoud zoals houtrotreparatie. Nieuw hoofdstuk hierin ten opzichte van de SRW was het hoofdstuk STUT- en SLOOPWERK. SRW werd eigenlijk nooit gebruikt zoals volgens de speldregels was bepaald. Men gebruikte enkel de hoofdcode als vergeetmijnietjes en vulde naar eigen inzicht aan met "romanteksten".


                SROW (D)

                Daar de SROW werksoort gerichte indeling bij bestaande bouw niet altijd even praktisch bleek is deel D ontwikkeld, een soort van bouwdelenclassificatie waarin zowel het gedachtengoed zit van de Q&Q als de NL/SfB tabel 1, de elementenmetode clasificatie. Hiermee kon met de bewerking koppelen aan de “bouwdelen” die men als eerder had opgenomen en beoordeeld, een verre voorloper van wat nu een conditiemeting heet. De gedachte van deel D is dat een Gebouw of bouwerk bestaat uit bouwdelen:

                1. Die kun je opnemen (warm en koud), gedetaileerder dan op basis van de variant-elementen;
                2. Daar kun je een calculatie aan koppelen (directiebegroting, inschrijfbegroting, bouwkostenbewaken);
                3. Waarop je principe-details kunt afstemmen;
                4. Waarmee je de bewerking, in een technische omschrijving of werkbeschrijving, kunt rubriceren.


                STABU-1

                De stichting STABU is opgericht in oktober 1976. Doelstelling was het bedenken en beheren, door en voor de bouw, van een Standaard besteksysteamatiek voor Burger en Utiliteitsbouw (STABU). De papieren 1eversie was in 1986 operationeel en werd toen ook uitgebracht onder een gebruiksrechtlicentie vorm.


                STABU-2

                STABU-2 is de geintegreerde versie van STABU-1 en de SRW en SROW (zonder deel D). Deze kwam in 1990 op de markt en kon met een speciale applicatie digitaal ontsloten worden. Het is in basis de versie die anno 2024 nog steeds wordt gehanteerd. Grote verschil is dat de content nu niet offline maar enkel online beschikbaar is.


                STABU BWBRD

                In 2014/2015 heeft STABU gepoogd de STABU-2 te willen vervangen door STABUBouwbreed (BWBRD) , die geent was op “Bouwsystemen en Installaties” en op de diverse DoP, declaration of Performance, zoals voortgekomen uit de Europese Bouwproductenverordening. Hierdoor zou de koppeling met het 3D-model beter te volbrengen zijn. Met deze nieuwe versie kreeg men echter niet de handen op elkaar bij het corps bestekschrijvers destijds. Bouwbreed is dan ook teruggetrokken en STABU-2 werd weer, na een paar jaar te hebben verslonsd, in ere hersteld.


                STABU-KIS

                Met STABU-2 als basis probeert men nu, met zaken die ooit in BWBRD zaten, een nieuwe variant te bedenken, STABU-KI, de Ketenstandaard Integrale Specificatie Systematiek (KIS Systematiek). De methodiek zal aansluiten op de STABU-systematiek en op andere nationale en internationale standaarden uit de bouw- en technieksector. de promotietekst luidt als volgt:


                "De Ketenstandaard Integrale Specificatie (KIS) Systematiek is een nieuwe specificatiesystematiek die aansluit bij contractvormen waarbij betrokken partijen als aannemers en installateurs al in een vroeg stadium van het bouwproces verantwoordelijkheden krijgen.


                In de markt is al langer behoefte aan andere contractvormen. De Omgevingswet vereist ook dat er op andere momenten in de bouwfase gespecifieerd gaat worden. De modulair opgebouwde KIS Systematiek sluit aan op deze ontwikkelingen. STABU maakt onderdeel uit van de KIS Systematiek en kan ook als specificatiesystematiek gebruikt blijven worden bij UAV-contracten.

                De KIS Systematiek beoogt het karakter van een vraagspecificatie. Dat is dan ook de aansluiting met het prestatieconcept, wat gebruikt is als (meest contract neutrale) ontwerpmethodiek verwerkt in de KIS Systematiek.

                Informatiedragers

                De verzameling “informatiedragers” (NEN 2660) in ruime zin omvat naast bouwdelen ook componenten. Componenten worden door de KIS Systematiek gebruikt als koppelbegrippen en staan centraal. Componenten gaan vooraf aan een keuze van meestal meerdere kortteksten volgens de STABU-besteksystematiek. Die blijft daarmee ongewijzigd beschikbaar.
                Een sortering op componenten is voor een vraagspecificatie niet direct zinvol. Een ordening op componenten is een associatieve ordening op basis van een andere sortering.
                Daarom komen de KIS-componenten voor Ketenstandaard deelnemers ook beschikbaar met de algemene hoofdstuk-paragraafstructuur.
                Er kan op verschillende manieren gebruik worden gemaakt van deze ordening op componenten, bijvoorbeeld door associatie met Elementen, met (ge)bouwsystemen, installatieconcepten, referentiedetails etc. Deze functie is belangrijk voor onze partners, het is de “I” (Integrale) van de KIS Systematiek."


                Opmerkingen:

                Een specificatiesysteem voor de Technische Specificatie is niet afhankelijk van de contractvorm. De technische specificatie is naast het 3D-model en de calculatie iets wat meegroeit met het stadium waarin het Bouwwerk zich bevind namelijk:

                1. Pre-ontwerp;
                2. Ontwerp:
                  1. SO;
                  2. VO;
                  3. DO;
                  4. TO.
                3. Uitvoering/realisatie;
                4. Oplevering;
                5. Gebruiksfase:
                  1. Alle vormen van onderhoud;
                6. Ontmanteling/oogsten


                In de markt waren er altijd al wensen voor een ander moment van de zogenaamde harde knip na het TO, de vroegere besteksfase. Daar dit niet echt gefaciliteerd werd met de nodige content en applicaties, kennelijk omdat het gezien werd als een nichemarkt, bleef men braaf in de B&U-sector bestekken schrijven. Dit heeft geleid tot een lappendeken aan informatievastlegging en dus de nodige faalkosten.


                Dat de Omgevingswet vereist dat er op andere momenten gespecificeerd gaat worden wordt niet onderbouwd en lijkt nietszeggend. Hebben we het hier over de TS of de voor een contract, juridische Specificaties. De link tussen wet- en regelgeving en de vorm van aannemingsovereenkomst zie ik niet direct, wel indirect als het gaat over verantwoordelijkheden.


                Je kunt met KIS dus een TS maken op SO niveau? Dan heb je niks aan STABU-2, tenzij de opdrachtgever tevens gebouwbeheerder is en een sterke merkvoorkeur heeft vanuit zijn KES of PvE en dat ook mag hebben of dat kan verantwoorden/motiveren.


                Een vraagspecificatie is het gebezigde woord bij een GC contract, mijn inziens nonsens want het paraplubegrip is een TS, het woord wat generiek gebruikt zou moeten worden in plaats van resultaat, vraag, output en prestatie. Een TS heeft 2 gezichten, functionele-eisen en prestatie-eisen. Die kunnen naast elkaar gebruikt worden en de insteek van primair de opdrachtgever en zijn adviseurs bepaalt de balans daartussen.


                Componenten vormen de basis in KIS doch ik zou het Bouwdeel als spil willen opperen, het in het werk aangebrachte bouwstof/bouwproduct op enige plaats, de locatie, als invulling van de variant-element, de functievuller.


                Aan bouwdelen kun je recepturen hangen conform STABU bestekposten doch dan zit je al op het niveau van een Technische Oplossing op bouwstofniveau, het DO en TO. Het mooie zou zijn als je juist aan abstractere objecten (SBS) recepturen kunt hangen. Theoretisch wordt in het DO pas de materialisatie doorgevoerd. Je wilt ook eisen kunnen stellen aan het gebouwtype, bouwlaag, bouwzone, ruimte, elementclusters etc.


                Kortom, ik was en ben nog steeds niet overtuigd van het doorpakken bij Ketenstandaard/STABU aangaan KIS. Om een generiek specificatiesysteem te bouwen, bruikbaar in de gehele levenscyclus van een bouwwerk, moet je mijns inziens om het te bedenken de STABU-systematiek en de Elementenmethode vooralsnog even loslaten en niet denken in samenwerkingsvormen en contractenvormen als het puur gaat over de TS.


                Daarnaast zie ik nog steeds, in het verlengde van KIS, het dogma van de koppeling van de Elementenmethode aan de werksoorten van STABU-2 telkens terugkomen, dat kan niet, althans niet praktisch rechtstreeks omdat het een 1 op zeer veel koppeling dreigt te worden. Vloerafwerkingen kunnen immers ingevuld worden door talloze materialen met bijbehorende technieken.


                EcoQuaetor lijkt bij sommigen de ideale tussenschakel doch daarin zit de bewerking, actie of taak besloten in het bouwdeel wat een crusiale denkfout is. Daarmee zijn die bouwdelen enkel bruikbaar voor nieuwbouw in een TO fase en dreigt het een lappendeken te worden als het gemodificeerd zou worden naar onderhoud in al zijn gradaties. Het bouwdeel is in een bouwwerk een soort van constante mits bijvoorbeeld na 50 jaar de houten kozijnen worden vervangen, dan wordt de bouwstof naam welliswaar anders doch de 2 andere parameters van de definitie van een bouwdeel, de variant-elementnaam en locatie, blijven intakt. Uitgezonderd natuurlijk als er drastisch wordt gerenoveerd.


                Ps. Als mijn geopperde begrip Bouwdeel component genoemd zou moeten worden vanwege internationale eenheid, heb ik daar uiteraard geen bezwaar tegen doch het woord zie ik meer als "een onderdeel van" en derhave is in een SBS ieder onderliggend onderdeel een component, dus een ruimte is een component van een zone, een zone is een component van een bouwlaag en bouwlaag is een component van een gebouw en een gebouw is een component van een complex. Een slagplug als bevestigingsmiddel is zodoende een component van een plint. Je krijgt dan:


                1. Complex
                2. Complexcomponent oftewel Gebouw;
                3. Gebouwcomponent oftewel Bouwlaag
                4. Bouwlaagcomponent oftewel zone;
                5. Zonecomponent oftewel ruimte;
                6. Ruimtecomponent oftewel wand;
                7. Wandcomponent oftewel variant-element;
                8. Variant-element component oftewel bouwdeel;
                9. Bouwdeelcopmponent oftewel component;


                Oftewel, een component, het predicaat "als onderdeel van" is een generiek te gebruiken term in een SBS terwijl in KIS heeft het 1 doel, het materialiseren van de variant-element.


                Bestekboek

                Het vroeger met ringbandje ingebonden boekwerk wat menigeen abusievelijk het bestek noemde, of nog steeds zo pleegt te noemen, bevat de volgende 3 bestekdelen:

                1. De beschrijving van het werk, de STABU werksoort hoofdstukken 05 t/m 84, vervat in bestekposten;
                2. De project specifieke juridische voor het werk geldende voorwaarden, de kernbedingen in STABU hoofdstuk 01, vervat in artikelen en bepalingen;
                3. De project specifieke aanvullende technische bepalingen, vervat in artikelen en bepalingen.


                Bestekpost

                Conform de UAV 2012 is een evident onderdeel van het bestek de "Beschrijving van het werk", welke we in beginsel traditie getrouw uitwerken door ieder bouwdeel van het werk apart te beschrijven. Een dergelijke module heet een bestekpost. De bestekposten worden in een klassiek bestek tot voor kort geclassificeerd en gecodeerd naar aan de vermeende werkvolgorde en naar de specialistische onderaannemers, de hoofdstukken in een besteksystematieken als de SRW, inmiddels ingetrokken, en de huidige STABU-2.


                In een elementenbestek worden deze bouwdeelbeschrijvingen gekoppeld aan de fysieke variant elementen (die zijn gemodelleerd in een latere ontwerpfase), tabel 1 uit de NL/SfB, de elementenmethode, op 4 cijfers. Daarbij zijn 2 mogelijkheden "operationeel":


                1. De koppeling van de variant element aan de STABU korttekstcode op de manier die EcoQuaestor heeft bedacht, waaraan KUBUS Spexx is geconformeerd, welke gebaseerd is op de NEN 2699 (Investerings- en exploitatiekosten van onroerende zaken). Hierin is het scharnier tussen de fysieke variant elementen ##.## en de STABU korttekscode XX.XX.XX een, wat zij noemen, bouwdeel, welke bestaat uit een:


                 

                  1. Bouwstof;
                  2. Taak/activiteit, vaak "aanbrengen" expliciet, doch ook dikwijls impliciet.
                1. De koppeling van de variant element aan de STABU korttekstcode op de manier die de auteur van dit document voorstaat, welke gebaseerd is op het objectgericht denken conform SE. Hierin is het scharnier tussen de fysieke doch niet gematerialiseerde, variant elementen ##.## en de STABU korttekscode XX.XX.XX, het zogenaamde Bouwdeel zijnde het gematerialiseerde variant element, welke bestaat uit:

                 

                  1. Variant element naam en code met
                    1. Bouwstof naam en code, conform:
                      1. NAA.K.T.;
                      2. NL/SfB tabel 3, constructiemiddelen;
                      3. STABU-2, categorie Bouwstof uit de database;
                      4. ETIM.


                De auteur is namelijk van mening dat object gericht denken zich niet goed verhoudt met de aggregatie (geld) opzet van de NEN 2699. Bovendien, volgens mening auteur, zou de activiteit/taak principieel nog niet in het bouwdeel moeten zitten maar pas daarna. Het bouwdeel is een object aan een object (gebouw) waaraan of waarop diverse activiteiten kunnen plaatsvinden, zoals aanbrengen, verwijderen, repareren, verwijderen, conserveren etc. De activiteit/taak is zodoende een 2e orde item. Ook de conditiemeting o.g. is gericht op Bouwdelen en dan is het onwenselijk als in de Bouwdeelnaam een activiteit besloten zit.


                Een ander belangrijk kenmerk van een Bouwdeel is "waar het zit in het object of gebouw". Het Bouwdeel bestaat derhalve uit de volgende 3 zaken:


                1. De variant element, code en naam, de functionele omschrijving van het fysieke object;
                2. De Bouwstof, code en naam, waarvan of waarmee het fysieke object is gematerialiseerd;
                3. De locatie:
                  1. Projectnulpunt: Project base point, het 0-punt van het project/object;
                  2. Gedeeld nulpunt: Survey point, het 0-punt conform het RD-stelsel, in de echte wereld.


                Met deze 3 kenmerken is het bouwdeel altijd te herleiden, wat handig is voor:


                1. Allerhande vormen van conditiemetingen;
                2. Allerhande vormen van assetmanagement;
                3. Allerhande vormen van onderhoud en beheer;
                4. Allerhande soorten van materiaalpaspoorten.


                Gewoonlijk zijn bestekposten werksoort geclassificeerd en gecodeerd (STABU-2). In KUBUS Spexx kun je ook Element gericht specificeren doch enkel via de route van EcoQuaester. Wenselijk is een objectgericht lay-out, gericht op de Bouwdelen. Voorbeeld van een Elementgerichte  bestekpost welke niet gemaakt is met het ESS maar met bv KUBUS Spexx:

                 

                21                           BUITENWANDEN (elementcode en naam)

                21.12                     BUITENWANDEN; NIET CONSTRUCTIEF, SPOUWWANDEN (variant elementcode en naam)

                21.12.05-0401      NATUURSTEEN, ZANDSTEEN, BINNENSPOUWBLAD (naam, kenmerk, toepassing, 05=e, 04=zandsteen, 01=KUBUS; Bouwdeel

                                                01. LOCATIE

                                                      Ter plaatse van wand..... (project 0-punt)

                                  10.32.25-a SLOOPWERK NATUUR-/KUNSTSTEENCONSTRUCTIES (korttekstcode en korttekst)

                                                       0.  SLOOPWERK NATUUR-/KUNSTSTEENCONSTRUCTIES (rubrieksnummer en naam specificatiegroepsnaam)


                In het ESS is het Bouwdeel, indirect al gekoppeld aan de Locatie, een item in de Objectenboom (SBS). In het ESS kun je Objectgerichte "bestekposten" maken, doch deze mogen niet zo heten want bestek staat voor een contractvorm. Bouwdeelpost is wellicht een betere benaming in een contractvorm anders dan een bestek.


                Betaling

                Eenbetalingis in beginsel de overdracht vangeldvan de enepartijaan de andere. Algemene voorwaarden als de UAV 2012 spreken echter over een declaratie in paragraaf 40 “Betaling”, het woord factuur komt in zijn geheel niet terug in de UAV 2012. Dit lijkt verwarrend want declaratie betekent:

                1. In rekening brengen oftewel een factuur indienen, met BTW, tenzij deze is verlegd;
                2. Een privé voorgeschoten bedrag terug vragen met bonnen van uitgaven, inclusief BTW.


                Conform paragraaf 40, lid 6 van de UAV 2012 geldt dat de aannemer, wanneer hij recht heeft op een volgende betalingstermijn, een declaratie moet indienen. Dat zal hij doen in de vorm van een factuur met bijbehorende stukken.


                Elk jaar worden er in de bouw miljoenen facturen verstuurd. Het maken, maar vooral het verwerken daarvan kost de sector veel tijd en geld. Dat kan beter, efficiënter, voordeliger én sneller. Daarom is de bouw sinds 1 januari 2022 over gegaan op elektronisch factureren volgens DICO versie SALES005. Bedrijven die producten of diensten leveren aan bouwondernemingen moeten dan gaan factureren volgens deze versie van de standaard.


                Bewijslast

                De verplichting tot het leveren van bewijs in een proces. "Wie eist, bewijst", oftewel "Wie stelt, bewijst", wordt gezien als de hoofdregel binnen het bewijsrecht, maar hoewel deze regel in grote lijnen geldt, dient dit wel genuanceerd te worden. In algemene zin is bewijs al hetgeen waarmee de onweerlegbare (on)juistheid van iets kan worden aangetoond. Bewijzen is dan ook:

                1. Het aantonen van de juistheid van bepaalde feiten;
                2. Het aantonen van de onjuistheid van door andere partijen gestelde feiten.


                Dit ten behoeve van de oordeelsvorming door de rechter. De wet bepaalt in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.) dat “de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten, van die feiten of rechten de bewijslast draagt.” Dit “tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.” Als een partij derhalve stelt dat bepaalde feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en op grond daarvan een vordering instelt, dan zal die partij de juistheid van die feiten en omstandigheden moeten bewijzen. Met andere woorden; die partij draagt de bewijslast. De wet bepaalt (artikel 149 Rv.) echter eveneens dat de rechter slechts die feiten en omstandigheden bij zijn oordeel mag betrekken die door partijen in de procedure naar voren zijn gebracht. Een uitzondering hierop zijn feiten van algemene bekendheid, die mag een rechter wel bij het oordeel betrekken en behoeven geen bewijs. Van groot belang is ook dat artikel 149 Rv. bepaalt dat gestelde feiten en omstandigheden die niet of onvoldoende door de andere partij zijn betwist door de rechter als vaststaand beschouwd dienen te worden. Deze hoeven daardoor – bij gebrek aan betwisting – niet bewezen te worden. Op grond van de wet (artikel 152 Rv.) kan bewijs geleverd hebben door alle middelen en dat de rechter vrij is in de waardering van het bewijs (tenzij de wet anders bepaalt). Dit houdt in dat bewijs door allerlei soorten bewijsmiddelen geleverd kan worden. Te denken valt aan schriftelijke stukken, getuigenverklaringen, deskundigenrapporten, erkentenissen etc. Het is aan de rechter om te bepalen welke waarde of overtuigingskracht hij aan deze bewijzen toekent. Dit laatste is anders indien het handelt om het zogenaamd ‘dwingend bewijs ‘. Gedacht moet worden aan aktes. Een akte is een ondertekend geschrift dat bestemd is om tot bewijs te dienen (een overeenkomst). Tussen partijen levert een dergelijk geschrift dwingend bewijs op en dat de rechter de inhoud als waar aan moet nemen. Hiertegen kan echter wel tegenbewijs geleverd worden.

                Onder bijzondere omstandigheden kan de rechter – op grond van de redelijkheid en billijkheid – overgaan tot omkering van de bewijslast. Dit zal slechts mogelijk zijn in het geval toepassing van de hoofdregel leidt tot onbillijke resultaten. Gedacht kan worden aan de omstandigheid dat het bewijs in het domein van de andere partij ligt (bijvoorbeeld fiscale of medische gegevens bij de professionele partij). Duidelijk is dat het om uitzonderlijke gevallen moet gaan en de rechter dient deze omkering goed te motiveren.

                Voorts kennen we de omkeringsregel. Deze houdt in dat in het geval er een norm (regel) geschonden is, welke norm strekt tot het beperken van een specifiek gevaar, er vermoed wordt dat er een causaal verband bestaat tussen de schade en de geschonden norm, tenzij de wederpartij het tegendeel bewijst. De wet kent verder wettelijke vermoedens, waarbij aangenomen wordt dat – behoudens tegenbewijs – van een bepaald uitgangspunt moet worden uitgegaan. Deze komen onder meer voor in de werkgever – werknemer relatie, maar ook in het consumentenrecht of insolventierecht.


                Bewijsstukken (ARN 2016)

                De bewijzen, gegevens en verklaringen (zoals referenties, niet zijnde de eigen verklaring), op basis waarvan het speciale-sectorbedrijf vaststelt dat geen van de uitsluitingsgronden van toepassing is, dat een gegadigde of inschrijver voldoet aan de (minimum) geschiktheidseisen en in hoeverre door een gegadigde wordt voldaan aan de selectiecriteria.

                 

                Bijbehorend bouwwerk (Bbl)

                Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw  verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.


                Bijeenkomstfunctie (Bbl)

                Gebruiksfunctie voor het samenkomen van personen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse, ontspanning of het aanschouwen van sport.


                Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang (Bbl)

                Bijeenkomstfunctie voor het bedrijfsmatig opvangen, verzorgen, opvoeden en begeleiden van kinderen die het basisonderwijs nog niet hebben beëindigd, maar geen gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang.


                Bijeenkomstgebouw (Bbl)

                Gebouw of gedeelte daarvan met alleen een of meer bijeenkomstfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan.

                Bijkomende werkzaamheden (CROW/raamovereenkomst)

                Werkzaamheden die niet in de raamovereenkomst zijn voorzien, maar daar wel direct verband mee houden.

                Bijna energieneutraal gebouw (Bbl)

                Gebouw met een zeer hoge energieprestatie, waarbij de dicht bij nul liggende of zeer lage hoeveelheid  energie die is vereist in zeer aanzienlijke mate wordt geleverd uit hernieuwbare bronnen die deels ter plaatse of dichtbij wordt geproduceerd.


                BIM (Model ABK)

                Het bouwwerkinformatiemodel, in het Engels Building Information Model, is een digitaal model van een bestaande en/of geplande constructie, opgebouwd uit objecten waaraan informatie is gekoppeld. Ook wel genoemd: Bouw Informatie Management, het proces (bijv. ISO 19650), het management van digitale informatie in de levenscyclus van bouwwerken.


                Boek 6 Artikel 217 (6:217 BW)

                Aanbod en aanvaarding

                Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.

                 

                Bouwwerk (artikel 7:758, lid 4 Burgerlijk Wetboek)


                Bijbehorend bouwwerk

                Vroeger maakte men in wet- en regelgeving onderscheidt tussen de termen, bijgebouw, aanbouw en uitbouw. Thans is dat, vanwege de discussies hieromtrent, gewijzigd in bijbehorend bouwwerk, waarvan de definitie is: "Uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak".


                Bijbetaling

                Wat is nu precies het verschil tussen bijbetaling en meerwerk in de context van de UAV 2012? Het verschil zit hem ondermeer in de aannemersvergoeding waarvan de winst een veronderstelt bestanddeel is. In bijvoorbeeld meerwerk ten gevolge van een stelpost of een verrekenbare hoeveelheid zit een aannemersvergoeding besloten. Zo zit er in een stelpost die betrekking heeft op de aanschaffing van een bouwstof 10% aannemersvergoeding conform paragraaf 37, lid 3b van de UAV 2012 en word in de verrekenprijs behorende bij een verrekenbare hoeveelheid conform paragraaf 39, lid 5 van de UAV 2012 een aannemersvergoeding geacht te zijn begrepen.


                In bijbetaling zit in beginsel geen aannemervergoeding. Het begrip bijbetaling komt zowel voor in de UAV 2012 als in de standaard technische bepalingen uit de STABU standaard 2019.


                In paragraaf 26, lid 7 van de UAV 2012 staat:


                “Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebracht geven de aannemeraanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.”


                in de STABU standaard bij de standaard technische bepaling 01 onder artikel 05.0.40 staat:


                “Het drooghouden van het werkterrein of delen daarvan door een andere bemaling dan open bemaling kan, tenzij dit in het bestek is voorgeschreven, niet zonderbijbetalingvan de aannemer worden verlangd.”


                Bijbetaling lijkt dus een soort financiële tegemoetkoming of compensatie voor de aannemer te zijn voor “onvoorziene zaken” terwijl meerwerk veelal (b)lijkt te zijn gekoppeld aan extra werk.


                Bijbetaling heeft ook geen invloed hebben op het saldo meer en minderwerk als omschreven in paragraaf 35, lid 5 van de UAV2012. Daar staat namelijk dat:


                “Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenenminder werkdat van het reeds verrekende en het nog te verrekenenmeer werkovertreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen.”


                Overigens staat in de openingszin van paragraaf 35, lid 2 van de UAV 2012 dat:


                “De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, …”!!!


                BIBOB

                De Wet Bibob staat voor 'Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur'. Deze wet geeft overheidsinstanties (zoals een gemeente) de mogelijkheid om de achtergrond van bedrijven (aannemers en onderaannemers) en personen met wie zij direct en indirect zakendoen, te screenen. Landelijk Bureau Bibob gebruikt verschillende bronnen om te controleren of deze partijen en hun diens zakelijke omgeving in het verleden strafbare feiten hebben gepleegd of crimineel voordeel hebben verkregen. Men moet daarvoor een Bibob-vragenformulier invullen. Een gemeente kan bijvoorbeeld informatie opvragen bij justitie, politie of de Belastingdienst over uw zakenrelaties. De overheidsinstantie mag ook mensen uit uw zakelijke netwerk controleren. Het Landelijk Bureau Bibob (LBB) heeft in principe 8 weken de tijd om het advies voor de overheidsinstantie af te ronden. Deze termijn mag eenmalig worden verlengd met 4 weken.

                Het is dus om die reden dat de aanbesteder al reeds tijdens de aanbesteding van de ondernemers nog voordat zij inschrijver zijn kan vernemen welke onderdelen van het werk zij gaan uitbesteden naar bepaalde onderaannemers en leveranciers.


                BIM-Basis ILS

                De BIM Basis ILS heeft als doel om met z'n allen dezelfde taal spreken. Op deze manier kan men we informatie efficiënter en effectiever borgen en daardoor ook hergebruiken. De opbouw is als volgt:


                1. Waarom we informatie uitwisselen

                Het doel van eenduidig uitwisselen is informatie over een bouwwerk efficiënt en effectief (her)gebruiken Makkelijker communiceren = beter samenwerken. Met de BIM-Basis ILS maakt men afspraken over de basisstructuur. Het is een set afspraken, waarmee je met elkaar vastlegt waar het gehele BIM aan moet voldoen. Doordat iedereen dezelfde taal spreekt, kan elke betrokken partij met de gegevens in het BIM uit de voeten. Van belang is dat men ook heldere afspraken maakt over wie bepaalde gegevens aanlevert of invult en wanneer die gegevens bekend moeten zijn.


                2. Hoe we informatie uitwisselen

                Van en voor iedereen. Om ervoor te zorgen dat informatie uitwisselbaar is en blijft, ongeacht welke software wordt gebruikt, kiest men voor IFC, een internationale open data structuur. Deze standaard wordt ontwikkeld en beheerd door BuildingSMART International. Door het afspreken van een gemeenschappelijke taal, op basis van een open standaard, blijft de gedeelde informatie in modellen ook op langere termijn beschikbaar.

                Op dit moment is de meest gebruikte IFC versie IFC2x3 TC1, gevolgd door IFC4. Veel applicaties zijn in staat om zowel IFC2x3 als IFC4 te gebruiken, omdat deze eenzelfde structuur kennen. Kijk voor meer info over de internationale open standaarden op buildingSMART.org

                Een 3D gebouwmodel bestaat meestal uit meerdere aspectmodellen, opgedeeld naar discipline (bouwkundig, constructief en installaties) en/of bouwdeel. Ook binnen één discipline kunnen er meerdere aspectmodellen bestaan. Vanuit disciplinemodellen kunnen aparte aspectmodellen worden geëxporteerd. Deze kunnen uit één bronbestand komen. Spreek daarom af welk deel van het model je exporteert. Raadpleging van de handleidingen van de diverse software is van belang.


                3. Wat we afspreken over eenduidig uitwisseling?

                De structuur van de aspectmodellen dient zo te worden opgezet dat verschillende aspectmodellen uitwisselbaar en interpreteerbaar worden.


                Invulling

                De structuur van BIM ligt vast, de invulling ervan is projectspecifiek. Men spreekt daarom af aan welke voorwaarden ieder aspectmodel minimaal moet voldoen. Omdat een model niet het geheel of één bepaalde discipline hoeft te vertegenwoordigen, maar een ‘aspect’ hiervan kan representeren, noemen we dit aspectmodellen. Het is dus mogelijk dat elke discipline meerdere aspectmodellen heeft binnen een project.


                Cruciale afspraken

                De afspraken hierna zijn stuk voor stuk bedoeld voor een heldere en optimale samenwerking. Het is geen kwestie van kiezen. Na zorgvuldige afstemming met de sector is men gekomen met een set cruciale afspraken, waarvan je er daarom niet één of meer kunt overslaan. Wenselijk is om alle afspraken in hoofdstuk 3 met het projectteam door te nemen zodra je gezamenlijk aan een project start.


                3.1 Bestandsnaam

                Zorg altijd voor een uniforme en consistente bestandsnaamgeving van de aspectmodellen binnen een project.


                Consistente naamgeving

                Deze afspraak is bedoeld om de gebruiker van de aspectmodellen, zowel tijdens als na een project, te faciliteren. Consistente naamgeving van aspectmodellen creëert eenduidigheid in een project; de bestandsnaam is altijd direct herleidbaar tot de inhoud van het bestand. Door het aanbrengen van een uniforme structuur kunnen bovendien geautomatiseerde controles worden uitgevoerd.


                Formulering

                Spreek binnen het projectteam af hoe benamingen worden geformuleerd. Er zijn verschillende mogelijkheden:

                Eenvoudige formulering:


                1. Bouwwerk>_<discipline>_<onderdeel>.ifc;
                2. Projectnaam_bouwkundig_afbouw.ifc;
                3. Projectnaam_constructie_onderbouw.ifc
                4. Projectnaam_installatieE_verlichting_blok-a.ifc;
                5. Projectnaam_installatieW_laagbouw.ifc.


                Uitgebreide formulering:


                1. Bouwwerk>_<vastgoedobject-aspectmodelsoort-aspectmodelsubsoort>_<bedrijfsnaam>-<container4>-<container5>…. .ifc
                2. De bestandsnaamgeving bestaat hier uit een minimaal aantal aanwezige ‘containers’; in dit voorbeeld zijn dit de eerste drie uit de bovenstaande reeks. Uitgebreider mag altijd in goed overleg en afstemming met het projectteam, ook als het gaat over de invulling van de verschillende containers.


                3.2 Locale positie

                Coördineer onderling de locale positie van het aspectmodel. Deze ligt vlakbij het nulpunt.


                Positie aspectmodellen

                Omdat we werken met meerdere aspectmodellen – in plaats van één allesomvattend model – is het nodig om de positie van de verschillende aspectmodellen ten opzichte van het nulpunt te coördineren.


                1. Aan het begin van het proces wordt het nulpunt door de initiatiefnemer zorgvuldig vastgelegd, zodat deze tijdens de hele levenscyclus bruikbaar is;
                2. Het nulpunt is het basale uitgangspunt van een coördinatiemodel;
                3. Controleer of de aspectmodellen over elkaar heen liggen wanneer je met meerdere aspectmodellen werkt;


                Praktische overwegingen:


                1. Het is aan te bevelen om te zorgen dat de afstand van het nulpunt tot aan de kruising van het eerste stramien in x- en y-richting, zodanig is dat het nulpunt zich buiten het bouwwerk bevindt;
                2. Plaats eventueel op het nulpunt een onderling afgestemd referentieobject voor onderlinge coördinatie. Zorg er in dat geval voor dat dit referentieobject buiten het bouwwerk staat en houd daarbij ook rekening met de z-richting en een 100% overlapping met elk referentieobject in de andere aspectmodellen;
                3. De geo referentie van het nulpunt kan als eigenschap aan het model worden meegegeven, zodat het eventueel in GIS viewers op de juiste plek in de wereld kan worden weergegeven.


                3.3 Bouwlaagindeling en -naamgeving (zie Bouwlaag)


                1. Elk aspectmodel hanteert een consistente naamgeving;
                2. Ken alle objecten aan de juiste bouwlaag toe;
                3. Benoem alleen bouwlagen als IfcBuildingStorey.


                Juiste bouwlagen

                We creëren uniformiteit en consistentie in bouwlagen van de aspectmodellen, zodat de aspectmodellen en hun IFC-extracten eenduidig op een project bruikbaar zijn. Zorg voor een gelijke naamgeving en peilmaten van de bouwlagen over verschillende aspectmodellen. Uitgangspunt bij consistente naamgeving is dat aspectmodellen numeriek te sorteren zijn, aangevuld met een tekstuele omschrijving.


                Wat is een verdieping?

                Een verdieping is een toegankelijke laag. Bovenkant afgewerkte vloer is de begrenzing BuildingStorey, waardoor het BuildingStorey meteen ook de ruimtebegrenzing is. Er kan in IFC-bestanden per verdieping dus maar één BuildingStorey voorkomen. Hulpverdiepingen (denk aan: bk. constructieve vloer) mogen enkel bestaan in de bronbestanden.


                Maak afspraken over het Peil t.o.v. de BuildingStoreys, zodat elke partij dezelfde hoogte t.o.v. Peil=0 gebruikt.


                1. Funderingen worden niet gezien als aparte BuildingStorey. De funderingselementen horen bij de verdieping waar de fundering op rust (over het algemeen de onderste –1 kelder of de 00 begane grond);
                2. Vloerdragende liggers horen bij dezelfde BuildingStorey als de vloer die ze draagt;
                3. Meerdere gebouwdelen mogen separate BuildingStoreys krijgen. Het gebouwdeel mag dan worden opgenomen in de naamgeving;
                4. Tussenverdiepingen die als BuildingStorey benoemd moeten worden, krijgen een toevoeging: -a, -b, -c, etc.;
                5. De bovenste verdieping van een gebouw mag benoemd worden als: ‘dak’ of ‘verdieping’. Voor gebouwen met meerdere daken is het meest consistent om de term ‘dak’ niet te gebruiken;
                6. Elementen die verdieping-overschrijdend zijn, behoren tot de verdieping waarop deze wordt geplaatst. Bepalend is vaak hoe het fysiek gemaakt gaat worden.


                De naamgeving van BuildingStoreys is projectgebonden. Een bouwlaagbenaming is bijvoorbeeld als volgt opgebouwd:

                <code><evt. tussenverdiepingletter>spatie<omschrijving>


                1. -1     kelder;
                2. 00    begane grond;
                3. 00a  tussenverdieping;
                4. 01    eerste verdieping;
                5. 02    tweede verdieping.


                3.4 Correct gebruik entiteiten


                Gebruik voor het object de meest geëigende Entity en vul waar mogelijk aan met een TypeEnumeration.


                Correct gebruik entiteiten

                Bij het toepassen van IFC hoort ook het gebruik van het IFC-schema waarbinnen de entiteiten (Entity) en de types (TypeEnumeration) twee van de belangrijkste elementen zijn.


                Entity

                Door entiteiten correct te gebruiken, weet de software die je gebruikt wat voor soort object iets is. Daarnaast bepaalt de entiteit de standaardset eigenschappen die in IFC zijn gedefinieerd. Bronapplicaties zullen Entities grotendeels goed exporteren en importeren. Maar er zijn genoeg mogelijkheden om deze instellingen aan te passen of een element op een andere manier te modelleren. Zonder de correcte exportinstelling, wordt dit element vaak een BuildingElementProxy. Dit voorkom je door op de juiste manier te exporteren.


                Een Entity is bijvoorbeeld:


                1. Een trap = IfcStair;
                2. Een vloerafwerking = IfcCovering;
                3. Een plafond = IfcCovering;
                4. Een brandklep = IfcDamperType.


                TypeEnumeration

                TypeEnumerations pas je toe wanneer je verder onderscheid wilt maken binnen een bepaalde Entity. IFC voorziet hierin met een set Enumerations per Entity. Past een element niet binnen de voorgedefinieerde TypeEnumerations, dan kun je altijd gebruik maken van USERDEFINED. Gebruik dit alleen als het strikt noodzakelijk is, om wildgroei aan nieuwe termen te voorkomen. Kun of wil je nog geen keuze maken, gebruik dan NOTDEFINED. Dit geeft aan dat je alleen de Entity exporteert (de default TypeEnumeration van een Entity is namelijk niet altijd de juiste).


                Voorbeelden van Entity met TypeEnumerations:


                1. Vloer = IfcSlab.FLOOR;
                2. Vloerafwerking = IfcCovering.FLOORING;
                3. Plafondafwerking = IfcCovering.CEILING;
                4. Brandklep = IfcDamperType.FIREDAMPER;


                Onderstaand voorbeeld schetst het onderscheid in gebruik van Entity en TypeEnumeration:


                1. Plafond: IfcCovering.CEILING;
                2. Entity: IfcCovering;
                3. TypeEnumeration: CEILING.


                Handig: alle TypeEnumerations van IfcCovering op een rij:


                1. CEILING;
                2. FLOORING;
                3. CLADDING;
                4. ROOFING;
                5. MOLDING*;
                6. SKIRTINGBOARD*;
                7. INSULATION;
                8. MEMBRANE;
                9. SLEEVING;
                10. WRAPPING;
                11. USERDEFINED;
                12. NOTDEFINED.

                * Deze TypeEnumeration is beschikbaar vanaf IFC4


                3.5 Structuur en naamgeving


                Voorzie objecten consistent van de eigenschappen Name en Type. Zo maakt de combinatie duidelijk wat het representeert.


                Door gestructureerd te werken kan de ontvanger, zoals de bouwspecificatiedeskundige en kostendeskundige, uitgewisselde informatie goed en makkelijk interpreteren. Daarom is het belangrijk dat de manier waarop de naamgeving tot stand komt helder is. Als je de inhoud van een object herleidbaar maakt in de naamgeving, creëer je eenduidigheid in een project. Het maakt de elementstructuur tijdens de hele cyclus bovendien duidelijk en inzichtelijk.


                Name als eigenschap

                De eigenschap Name is de naam van het unieke element, maar die naam kan vaak voorkomen. In de bronapplicaties is het de naam van de verzameling die de vorm bepaalt (denk aan een ronde brandklep). Die naam is te overschrijven als dat de leesbaarheid van de IFC-export ten goede komt (denk aan het ontcijferen van een naamgeving die specifiek is voor een bepaalde bronapplicatie).


                Type als eigenschap

                De eigenschap Type van bijvoorbeeld de ronde brandklep is de verzameling van dezelfde vorm met andere eigenschappen. Het gaat hier met name om andere afmetingen, dus verschillende diameters en diepten t.b.v. de leiding en wanddikte.


                Tip: Je kunt volgens een standaard werken. Kies je hier niet voor, bedenk dan een methode die een consistente en gestructureerde uitkomst oplevert voor het hele projectteam.


                3.6 Classificatiesystematiek


                Voorzie objecten, de variant elementen,  altijd van een viercijferige NL/SfB code uit tabel 1, de Elementenmethode NL-SfB, volgens de laatst gepubliceerde versie vanuit digiGO.


                Classificatie

                Het classificeren van objecten heeft verschillende voordelen, zoals eenvoudig en snel kunnen filteren, communiceren en interpreteren. Verder biedt het mogelijkheden om de link te leggen met andere systemen, voor bijvoorbeeld ramingen, Facility Management Informatie Systeem (FMIS) of specificaties.


                Coderen

                Het correct gebruiken van entiteiten en eventuele types geeft al een grove filter in de IFC. Samen met eventuele eigenschappen als IsExternal en LoadBearing kan er veel informatie uit het model gehaald worden. Baseer hierop de codering. Andersom kan ook: begin met de codering en stem hier vervolgens de eigenschappen op af. Afhankelijk van het gebruikte softwarepakket moet de classificatie op een bepaalde plek worden ingevuld. Het resultaat is een classificatie die in de IFC is weggeschreven en direct gebruikt kan worden in de IFC-viewer/checker zoals Solibri of BIM Colab Zoom (BCZ).


                Code:


                1. Kies de meest passende code voor het beoogde object. Gebruik de laatst gepubliceerde versie van de NL-SfB, tabel 1 de Elementenmethode, te vinden op het BIM Loket, thans digiGO;
                2. Gebruik de Class-codenotatie uit tabel 1, kolom E. Hiervan alleen de 4-cijferige notatie en dus zonder haken maar wel met de punt tussen de 2 getallen paren.


                Voorbeelden


                Naam van de classificatie: NL/SfB, tabel 1.


                NB omdat computers vaak niet overweg kunnen met de schuine streep (/) hanteert men we het minteken, dus: "NL-SfB" (in plaats van NL/SfB). Bij de naam van de variant element, na de elementnaam een ; gebruiken.


                1. 21.11 Buitenwanden; niet constructief, massieve wanden;
                2. 56.83 Verwarming; afgifte, warmte(klimaat)plafonds;
                3. 68.72 Assetmanagementsysteem; meting en sturing, veldapparatuur, componenten, signaleringen.


                Tip: Ga je exporteren? Handig om erop te letten dat ook de omschrijving van de gekozen code mee wordt geëxporteerd!


                3.7 Gebruik propertysets


                Gebruik voor het uitwisselen van eigenschappen wanneer mogelijk de PropertySets die BuildingSMART voorschrijft in de internationale standaard.


                Vaste plaats

                Bij het toepassen van IFC, hoort ook het gebruik van de Propertysets met bijbehorende Properties. Doordat we een internationale standaard gebruiken, hebben alle hierin opgenomen eigenschappen een vaste plaats en is het mogelijk om eigenschappen terug te vinden op dezelfde plek in alle aspectmodellen.


                Voorgedefinieerd

                IFC voorziet in voorgedefinieerde eigenschappen in eigenschappensets die bij specifieke entiteiten horen: de Common PropertySets. Wanneer entiteiten verder zijn getypeerd door het gebruik van TypeEnumerations komen er soms extra eigenschappensets beschikbaar.


                Eigenschappen in PropertySets (Pset)

                Een entiteit (Entity) heeft verschillende eigenschappen (Properties) die in een set zijn samengebracht. Elke entiteit heeft een verzameling eigenschappen die zijn afgestemd op de entiteit waaraan een waarde kan worden gekoppeld. De meest herkenbare zijn Common PropertySets zoals: PsetWallCommon, waarin eigenschappen als FireRating, LoadBearing, IsExternal staan:


                1. Als ingevulde eigenschappen volgens BuildingSMART in een specifieke Pset thuishoren, moeten deze daar ook minimaal te vinden zijn;
                2. Aanvullende eigenschappen die niet voorzien zijn door BuildingSMART mogen onder een eigen PropertySet staan. Benoem deze eigen sets bij de projectspecifieke afspraken onder 4.8, zodat iedereen in het projectteam weet waar de door jou gevalideerde eigenschappen te vinden zijn;
                3. Let op: de naam van een optionele eigenschappenset mag volgens BuildingSMART niet beginnen met ‘Pset’.


                Voorbeelden

                Pset_CoveringCommon (geldt óók voor IfcCovering.FLOORING) bevat de volgende eigenschappen:


                1. FireRating;
                2. IsExternal;
                3. LoadBearing;
                4. FlammabilityRating;
                5. AcousticRating;
                6. FragilityRating;
                7. SurfaceSpreadOfFlame;
                8. Combustible.


                Pset_Covering.Ceiling (geldt alléén voor plafonds) bevat de volgende eigenschappen:


                1. FragilityRating;
                2. Permeability;
                3. TileLength;
                4. TileWidth;


                Verschillen in IFC2x3Tc1 en IFC4

                Let op dat er verschillen in Propertys en PropertySets zijn tussen de verschillende IFC-versies. Bijvoorbeeld in het geval van IfcPile: deze entiteit heeft in IFC2x3Tc1 geen LoadBearing eigenschap in de Pset_PileCommon. Wanneer je wilt aangeven dat deze funderingspaal wel of juist niet constructief dragend is, geef je dit in IFC2x3Tc1 aan in een eigen PropertySet.


                3.8 Doublures en doorsnijdingen


                1. Binnen één aspectmodel zijn doublures nooit toegestaan. In principe zijn doorsnijdingen van objecten binnen één aspectmodel niet toegestaan.


                  Betrouwbare modellen

                  De kwaliteit van het model is belangrijk voor de betrouwbaarheid van de informatie-uitwisseling. Doublures en doorsnijdingen zijn belangrijke onderwerpen om zekerheid te krijgen over de waarde van bijvoorbeeld hoeveelheden.


                  Doublures

                  Er is sprake van een doublure wanneer hetzelfde object op dezelfde locatie én binnen hetzelfde aspectmodel vaker voorkomt. Doublures zijn nooit toegestaan, aangezien daardoor andere analyses als hoeveelhedenextractie en planningssimulaties niet meer kloppen.


                  Doorsnijdingen

                  In principe zijn doorsnijdingen niet toegestaan als die van invloed zijn op de afstemming met andere aspectmodellen of de maakbaarheid in de praktijk. Overleg is erg belangrijk om verwachtingen omtrent doorsnijdingen met de betrokken partijen af te stemmen. Het aantal acceptabele doorsnijdingen hangt af van het soort aspectmodel en natuurlijk van het moment waarop informatie wordt gedeeld.


                  4. Welke informatie minimaal nodig is in één van de aspectmodellen


                  Maak afspraken over welke informatie door wie wordt aangeleverd en wanneer. Begin met de thema’s in dit hoofdstuk en vul aan indien nodig.


                  Informatiebehoefte

                  Voor ieder projectteam is het belangrijk om de informatiebehoefte helder met elkaar vast te leggen. De BIM basis ILS benoemt een aantal thema’s die een goed startpunt vormen, die je ook kunt zien als het minimaal noodzakelijke.


                  Onderlinge afstemming

                  De onderdelen in dit hoofdstuk zijn niet voor iedereen relevant om in het eigen aspectmodel in te vullen, maar de informatie moet in principe wel aanwezig zijn in op zijn minst één van de aspectmodellen. Het is dus niet de intentie van dit hoofdstuk om alle informatie in één aspectmodel te borgen, maar om een zorgvuldige afweging te kunnen maken in welk aspectmodel bepaalde informatie geborgd moet zijn.


                  4.1 Ruimten


                  1. Ruimten zijn: volumes en ook oppervlakken, omsloten door werkelijke of theoretische grenzen, met een (gebruik)functie in een bouwwerk;
                    1. Bbl kent de volgende ruimten:
                      1. Verblijfsruimten als:
                        1. Woonkamer;
                        2. Slaapkamer,
                        3. Keuken;
                        4. Etc.
                      2. Geen verblijfsruimten als:
                        1. Toiletruimte;
                        2. Badruimte:
                        3. Garage;
                        4. Berging;
                        5. Technische ruimte;
                        6. Verkeersruimte.
                  2. Maak van ruimten een IfcSpace en benoem de functie;
                  3. Gebruik voor het groeperen van ruimte in zones IfcZone.


                  Volumes en oppervlakken

                  Ruimten zijn volumes en oppervlakken die gebruikt worden als hulpmiddel in verschillende processen gedurende de levenscyclus van een bouwwerk. Ruimten zijn namelijk erg belangrijk voor het hergebruik van informatie. De toepassing is enorm divers, maar kan worden ingezet voor onder andere:


                  Ruimten (volumes):


                  1. Gebruiksfuncties;
                  2. Bouwfysische berekeningen;
                  3. Variabele belasting;
                  4. Installatieberekeningen;
                  5. Facility management.


                  Ruimten (oppervlakken):


                  1. BVO/GO verhouding;
                  2. Oppervlaktetabellen;
                  3. Functie-indelingen / vlekkenplan;
                  4. Compartimenteringen.


                  Ruimtelijk en registratief

                  Ruimten zijn onder te verdelen in ruimtelijke-, en registratieve elementen. Ruimtelijke elementen zijn de ruimten zelf, begrensd en exclusief scheidingsconstructie. Registratieve elementen zijn oppervlakken en compartimenten.


                  Ruimtelijke elementen, bouwwerkkundig:


                  1. Ruimte (kantoorruimte, woonkamer). Een ruimte is te betreden door mensen, wordt ten minste aan de onderzijde én/of de bovenzijde begrensd door gebouwdelen en heeft een netto-hoogte van tenminste 1,5m;
                  2. Ruimtelijk element, niet zijnde een ruimte (kruipruimte, ruimte boven verlaagd plafond).


                  Ruimtelijke elementen, installatietechnisch:


                  1. MEP / HVAC Spaces.


                  Registratieve elementen:


                  1. Pand;
                  2. Perceel;
                  3. Oppervlakken conform NEN2580 (zoals VG/GO/BVO);
                  4. Compartimenteringen (brand, woningtype, bouwnummer).


                  Ruimten en oppervlakken (IfcSpace)

                  Ruimten leveren belangrijke bouwwerkinformatie, die bepalend zijn voor veel andere onderdelen van het gebouw. Dit kan door verschillende betrokkenen hergebruikt worden voor de eigen werkzaamheden (bijvoorbeeld: het berekenen van de grootte van luchtkanalen door een installateur).

                  Het toevoegen van informatie aan een ruimte wordt niet van alle betrokkenen verwacht, denk bijvoorbeeld aan een wandenleverancier. Deze leverancier kan zelf wel weer informatie halen uit de ruimten die worden gescheiden door diens wanden. Denk aan brandklasse, inbraakwerendheid of gebruik (bijvoorbeeld een badkamer).


                  Gebruik

                  Spreek van tevoren met elkaar af hoe je ruimten en oppervlakken wilt gebruiken. Het gebruik dicteert immers aan welke spelregels zoals wet- en regelgeving, deze moeten voldoen, bijvoorbeeld het hanteren van nationaal geldende regels voor het bepalen van oppervlakken. Een ruimte heeft een naam (Name) en een type (ObjectType). Bij een naam kun je denken aan toilet of woonkamer. Deze twee namen hebben ieder een andere functie; ze zijn van een ander type. Het type is de gebruiksfunctie volgens het geldende bouwbesluit thans Bbl. In de voorbeelden toilet en woonkamer zijn dat respectievelijk ‘toiletruimte’ en ‘verblijfsruimte’.


                  Zonering (IfcZone)

                  Door ruimten te groeperen in zones kunnen filters gemaakt worden. Zo is een woning een verzameling klassieke ruimten en Bbl begrippen zoals:


                  1. Keuken=verblijfsruimte;
                  2. Kast=onbenoemde ruimte;
                  3. Wc=toiletruimte;
                  4. Hal=ruimte waardoor een verkeersroute voert;
                  5. Meterkast=technische ruimte;
                  6. Woonkamer=verblijfsruimte;
                  7. Garage=buitenberging voor het stallen van motorvoertuigen;
                  8. Badkamer=badruimte;
                  9. Slaapkamer=verblijfsruimte;
                  10. Overloop=ruimte waardoor een verkeersroute voert;
                  11. Zolder=onbenoemde ruimte;
                  12. Tuin=buitenruimte.


                  Termen die in het Bbl worden gebruikt voor ruimten en opstelplaatsen zijn:


                  1. verblijfsgebied, onderverdeeld in verblijfsruimten zoals
                    1. Keuken;
                    2. Woonkamer;
                    3. Slaapkamer;
                  2. Toiletruimte;
                  3. Badruimte;
                  4. Buitenruimte;
                  5. Buitenberging;
                  6. Opstelplaats voor een aanrecht;
                  7. Opstelplaats voor een kooktoestel;
                  8. Opstelplaats voor een verwarmingstoestel;
                  9. Opstelplaats voor een warmwatertoestel.


                  Door elk van deze ruimten te voorzien van een naam (Name) is het mogelijk om alle ruimten van één woning, bouwwerk met een woonfunctie, apart te selecteren. Sommige zones komen vaker voor, zoals bij een bepaald woningtype of typologie. Namen van zones mogen niet nietszeggend zijn, zoals ‘A’. Hiervoor dient de type-eigenschap ObjectType. Daarin wordt aangegeven dat de naam ‘A’ bij het ObjectType ‘woningtype’ hoort. Een woonkamer als verblijfsruimte is bijvoorbeeld onderdeel van een verblijfsgebied, bouwnummer, woningtype, (sub)brandcompartiment en/of gebouwdeel. Elke zone heeft een naam en bijbehorend type waarin dit staat omschreven. Elke ruimte kan daarmee deel uitmaken van meerdere zones. Etc.


                  4.2 Installatietechnische systemen


                  1. Groepeer installatietechnische objecten die tot hetzelfde systeem behoren wanneer van toepassing in een IfcSystem.


                  Wat zijn de systemen?

                  Deze afspraak is bedoeld om de onderlinge relatie tussen installatietechnische objecten inzichtelijk te krijgen binnen het BIM, beredeneerd vanuit installatietechnische systemen (wat in IFC onder IfcSystem valt).

                  Een systeem is een georganiseerde combinatie van gerelateerde installatieonderdelen, die samengesteld voor een gemeenschappelijk doel of functie een dienst verlenen. Een systeem is dus een functioneel gerelateerde verzameling van producten. De IfcSystem is een relatiedefinitie of groeperingsrelatie.


                  Onderscheid

                  Verschillende typen onderdelen worden met elkaar gegroepeerd met behulp van een IfcSystem. Bijvoorbeeld bron+distributie+afgiftepunt worden met elkaar gegroepeerd met de relatiedefinitie IfcSystem. We onderscheiden drie soorten installatietechnische objecten:

                  Bron

                  Bijvoorbeeld: een electra verdeelkast, luchtbehandelingskast, warmtepomp:


                  1. Een electra verdeelkast is bijvoorbeeld een IfcElectricDistributionBoard;
                  2. Een luchtbehandelingskast opgebouwd uit meerdere onderdelen is bijvoorbeeld een IfcEnergyConversionDevice (WTW) IfcFlowMovingDevice (Ventilator);
                  3. Een warmtepomp is bijvoorbeeld een IfcEneryConversionDevice.


                    Distributie

                    Bijvoorbeeld: leidingen, kanalen en kabels:


                    1. Leidingen zijn IfcFlowSegment en IfcPipeSegment;
                    2. Kanalen zijn IfcFlowSegment en IfcDuctSegment;
                    3. Kabels zijn IfcFlowSegment en IfcCableSegment.


                    Afgiftepunten

                    Bijvoorbeeld: roosters, wandcontacten, armaturen, toiletpotten.


                    1. Afgiftepunten zijn alle objecten die een vloeistof, gas of elektriciteit nodig hebben om de beoogde functie uit te voeren;
                    2. Toiletpotten zijn IfcFlowTerminal en hebben water nodig en leveren iets naar het riool;
                    3. Vanuit een afgiftepunt worden gegevens doorgegeven aan het IfcSystem over bijvoorbeeld luchthoeveelheid.


                    4.3 Dragend/niet dragend


                    1. Geef bij de objecten wanneer van toepassing aan of de eigenschap LoadBearing, dragend of ondersteunend, True of False is.


                    LoadBearing

                    Als projectteam wil je kunnen filteren welke onderdelen bijdragen aan de standzekerheid, sterkte en stabiliteit, van een bouwwerk. De eigenschap LoadBearing (dragen=TRUE / niet-dragend=FALSE) geef je alleen mee aan de primaire (dragende) en secundaire (ondersteunende)  constructieve onderdelen. Een voorbeeld:


                    1. Primaire constructieve onderdelen die wel bijdragen aan de standzekerheid van het gebouw hebben dan voor de LoadBearing-parameter de waarde TRUE;
                    2. Secundaire constructieve onderdelen die niet bijdragen aan de standzekerheid van het gebouw (zoals bijvoorbeeld UNP-randregels rond een overheaddeur) hebben dan voor de LoadBearing-parameter de waarde FALSE. Logisch want dat zijn geen constructieve onderdelen dus een vreemd voorbeeld. Een secundair constructief onderdeel is volgens opvatting auteur een ondersteunende wand bij bijvoorbeeld een klassieke 3 -punts oplegging.


                      Maatgevend

                      Zijn elementen deels dragend en worden ze niet opgedeeld gemodelleerd, dan geldt het dragende deel als maatgevend. Let op: ook bij bestaande bouw moet goed onderscheid worden gemaakt tussen dragend en niet dragend. Een binnen spouwblad op de gevel kan zowel dragend als niet dragend zijn, afhankelijk van het bouwsysteem.


                      Uitgangspunt

                      Je geeft de eigenschap LoadBearing bij voorkeur mee aan elementen uit de volgende NL-SfB hoofdstukken:


                      1. 13 Vloeren op grondslag;
                      2. 17 Paalfunderingen;
                      3. 21 Buitenwanden;
                      4. 22 Binnenwanden;
                      5. 23 Vloeren;
                      6. 24 Trappen en hellingen;
                      7. 28 Hoofddraagconstructies;
                      8. 0-  Indirecte projectvoorzieningen (tijdelijke constructieve voorzieningen als stutconstructies, stempels, etc.).


                      Tip: IFC2x3Tc1: IfcPile heeft geen LoadBearing eigenschap in de Pset_PileCommon. Wanneer je wel wilt aangeven dat deze funderingspaal (wel of juist niet) constructief dragend is, dien je IFC4 te gebruiken of dit aan te geven in een eigen PropertySet. Praktijkvoorbeelden:


                      1. De use case Kalkzandsteen biedt inzicht in hoe je in een ILS om kunt gaan met dragende en niet dragende kalkzandsteenonderdelen.
                      2. De use case Staalconstructie biedt inzicht in hoe je in een ILS om kunt gaan met dragende en niet dragende staalconstructies.


                        4.4 Inwendig/uitwendig


                        1. Geef bij de objecten wanneer van toepassing aan of de eigenschap IsExternal (uitwendig) True of False is.


                        IsExternal

                        De eigenschap IsExternal wordt gemarkeerd als TRUE (buiten/uitwendig) of FALSE (binnen/inwendig) om een grove demarcatie te maken in de modellen. Denk aan materiaalconservering en de mogelijkheid om de thermische schil te scheiden van het casco voor bijvoorbeeld planning (wind-, en waterdicht) en bouwfysische berekeningen.


                        Is een object IsExternal:TRUE, dan kan dat gevolgen hebben:


                        1. In relatie tot materiaal:
                          1. staal en hout = TRUE: andere conservering nodig
                          2. beton = TRUE: gevolgen voor milieuklasse
                        2. Buitengevelpakket: andere bouwfysische berekeningen
                        3. Voor gebruik in een planning: bouwvolgorde bepalen (LoadBearing eerst, dan wind- en waterdicht)


                          Vuistregels

                          Er zijn verschillende manieren om IsExternal te beredeneren. Als vuistregel kan worden aangehouden: beredeneer vanuit de ruimtefunctie waaraan het object grenst of waarbinnen het object zich bevindt. Een andere nuttige vuistregel: gebruik IsExternal voor objecten met materialen die een mate van conservering behoeven, zoals metalen, beton, hout en kunststoffen.


                          Het Bbl spreekt generiek over "uitwendige scheidingsconstructie", welke kan bestaan uit:


                          1. Gevel=IfcWall;
                          2. Dak=IfcRoof;
                          3. Begane grondvloer=IfcFloor.


                          Tip: Thermische isolatie is altijd IsExternal=TRUE.


                          4.5 Brandveiligheid


                          1. Verwerk bij objecten wanneer van toepassing WBDBO-waardes én brandwerendheid m.b.t. bezwijken;
                          2. Gebruik de eigenschap FireRating voor de WBDBO-waarde.


                            Prestatie-indicatoren voor brandveiligheid

                            Om uniformiteit en consistentie in de aspectmodellen te creëren zodat de aspectmodellen en hun IFC-extracten eenduidig op een project bruikbaar zijn. Dit biedt vervolgens meerdere mogelijkheden zoals het filteren op bouwlaag.


                            Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO)


                            De eigenschap FireRating geeft invulling aan de waarde van weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO). Op projectniveau moeten alle betrokken partijen inzicht krijgen in de brandscheidingen tussen verschillende (sub)brandcompartimenten. Het verwerken van de juiste waarde van de eigenschap FireRating is daarom noodzakelijk.


                            Weerstandstijd tot bezwijken

                            Weerstandstijd tot bezwijken is een maat voor de tijd die een constructie heeft, voordat deze bezwijkt onder invloed van een brand. Constructieve instabiliteit garandeert namelijk geen standhouding van brandscheidingen, maar heeft invloed op de standhoudingsduur van constructies.


                            Verwerking

                            Bij het invullen van het thema brandveiligheid, zijn er daarom minimaal twee eigenschappen nodig: één voor WBDBO en één voor constructieve brandveiligheid. In de toekomst kan dit aangevuld worden met bijvoorbeeld de eigenschappen brandcriteria en vlambaarheid.


                            Voorbeeld

                            Een mogelijke invulling kan zijn: het toekennen van twee eigenschappen (i.p.v. één):


                            1. WBDBO verwerk je in de property FireRating. Dit is een officiële eigenschap van BuildingSMART. Vul hier alleen de waarde in aantal minuten in: 30, 60, 90;
                            2. Er is geen officiële eigenschap van BuildingSMART voorweerstandstijd tot bezwijken. Hiervoor is het mogelijk om zelf een eigenschap aan te maken, bijvoorbeeld: FireRatingR.


                              Tip: Leeswijzer Brandwerende Eisen

                              Brandwerende eisen kunnen verschillen binnen één element. Denk aan een wand die voor een deel een corridor van een woning scheidt (WBDBO = 30) en voor een deel twee woningen scheidt (WBDBO = 60). De leeswijzer Brandwerende Eisen in afbeelding 4.5.1 geeft een handreiking hoe hiermee om te gaan.


                              4.6 Bouwfysische eigenschappen


                              1. Verwerk de relevante bouwfysische eigenschappen in de objecten.


                              Bouwfysica

                              Bouwfysica is een belangrijk onderdeel van het integraal ontwerp. Het verwerken van het bouwfysisch advies in de aspectmodellen zorgt ervoor dat de informatie beter vindbaar en daardoor bruikbaarder wordt voor de rest van de keten.


                              Fysische eigenschappen

                              Bouwfysica is de ‘fysica van de gebouwde omgeving’: de fysische aspecten van de gebouwde ruimte, van gebouwconstructies en installaties. Deze fysische aspecten zijn licht, warmte, lucht, vocht en geluid. Voor deze aspecten zijn door BuildingSMART Propertys gedefinieerd die hiervoor gebruikt dienen te worden.


                              Voorbeeld

                              Het toekennen van eigenschappen kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien:


                              1. AcousticRating (geluidwerendheid);
                              2. ThermalTransmittance (U-waarde);
                              3. SolarHeatGainTransmittance (ZTA waarde);
                              4. Translucency (lichtdoorlatendheid).


                                Tip: Leeswijzer Bouwfysische eigenschappen


                                Bouwfysische eisen kunnen verschillen binnen één element. Denk aan een wand die voor een deel binnen, en voor een deel buiten staat. De eis voor de Rc-waarde is verschillend binnen deze wand. Dit element heeft een prestatie-eis voor de Rc-waarde maar ook een werkelijke U-waarde, van elk onderdeel in deze wand die opgeteld ten minste de vereiste U-waarde moet hebben. Beide waarden kunnen niet tegelijk voorkomen in één aspectmodel, maar wel in de samenvoeging van aspectmodellen. De leeswijzer Bouwfysische Eisen in afbeelding 4.6.1 geeft een handreiking hoe hiermee om te gaan.


                                4.7 Materiaal


                                1. Voorzie alle objecten van een materiaal (IfcMaterial);
                                2. Kies bij samenstellingen het dominante materiaal;
                                3. Wees terughoudend met aanvullende eigenschappen in de naamgeving van het materiaal.


                                  Identificatie

                                  Ieder object heeft een eigenschapsrelatie met een materiaal. Weten van welk materiaal een object is gemaakt, zorgt ervoor dat er gecontroleerd kan worden of het voldoet aan de gestelde (esthetisch, fysische en onderhouds-) eisen. Het kunnen identificeren van materiaal is ook belangrijk voor onder andere visualisatie, materialenpaspoort en inkoop.


                                  Losse materialen

                                  In IFC zijn losse materialen gekoppeld aan het element. Wanneer dit niet het geval is, kun je het dominante materiaal kiezen. Denk aan een translucente kunststofafdekkap of het witte aluminium van een luchtbehandelingskap. Let extra goed op bij samengestelde objecten, zoals HSB-wanden of verlichtingsarmaturen: indien de losse onderdelen aparte materialen hebben, worden deze als zodanig geëxporteerd naar IfcMaterial.


                                  Naamopbouw

                                  Prestatie-eisen worden bij voorkeur niet opgenomen in de  materiaalnaam maar kan soms ten behoeve van de classificatie. Dit zijn separate eigenschappen die toegepast worden op het element. Bijvoorbeeld: een wand, die een 60 minuten WBDBO-eis heeft, kan in eerste instantie kalkzandsteen zijn en tijdens het proces worden aangepast in beton. De WBDBO-eis van 60 minuten blijft van toepassing op dit ene exemplaar van de wand. Het is nu mogelijk om dit te veranderen door het wandtype aan te passen of alleen het materiaal. Elementencoderingen (zoals NL/SfB Tabel 1) worden niet opgenomen in het materiaal. Op deze manier kan een materiaal zoals hout toegepast worden in een binnenwandopening, maar ook in een buitenwandafwerking of hoofddraagconstructie.


                                  Voorkom dubbele informatie

                                  Fabrikant en leverancier worden ieder op een andere plaats ingevuld, zodat ze kunnen worden geëxporteerd naar PsetManufacturerTypeInformation – Manufacturer. Een veel toegepaste uitzondering hierop is kleur: binnen het IFC-schema zijn er geen eigenschappen beschikbaar waarmee kleur en afwerking worden aangegeven. Daarnaast worden materialen binnen de aspectmodellen vaak gebruikt om het bouwwerk te visualiseren. In het algemeen adviseren wij: houd het zo eenvoudig en uniform mogelijk en houd rekening met sortering.


                                  Tip: werk volgens de standaard NAA.K.T.


                                  Hét ezelsbruggetje voor eenduidige materiaalbenaming.


                                  Eenduidig samenwerken vraagt om eenduidige materiaalbenaming. Daarom is er een standaard ontwikkeld waarvan de bibliotheek zó helder en eenvoudig is dat die voor iedere BIM-gebruiker duidelijk is. Een eenduidige materiaalbenaming, generiek genoeg om branche breed toe te passen en specifiek genoeg om van toegevoegde waarde te zijn. Het aanhouden van een vaste volgorde in de naamgeving zorgt voor betrouwbare data. Maar hoe onthoud je die volgorde? Simpel, met het ezelsbruggetje NAA.K.T.: NAAm_Kenmerk_Toepassing. In drie makkelijk te onthouden stappen leg je de essentie van een materiaal voortaan altijd helder vast. Bekijk hier de NAA.K.T. standaard.


                                  4.8 Projectspecifiek


                                  1. Bepaal projectspecifiek welke informatie nodig is voor de beoogde BIM-toepassingen en projectdoelstellingen.


                                  Optimaliseren

                                  Het is nodig om projectspecifiek na te denken over de informatiebehoefte. De BIM-basis ILS alleen is niet voldoende om alle projectdoelstellingen te behalen. Leg daarom voor een optimale samenwerking en het beste resultaat met het projectteam vast wie welke informatie waar en wanneer deelt.

                                  Denk allereerst goed na over de projectdoelstellingen en hoe het proces georganiseerd gaat worden. Door te bepalen welke BIM-toepassingen kunnen bijdragen de projectdoelstellingen te halen, wordt duidelijk in welke mate informatie verwerkt moet worden in de aspectmodellen. Afhankelijk van de betrokken organisaties bij het project kunnen deze BIM-toepassingen bepaalde voorwaarden met zich meebrengen. Kijk bijvoorbeeld naar de BIM-toepassingen op BIM Loket, thans digiGO.


                                  Voorbeelden projectspecifieke ILS

                                  In de markt zijn er meerdere ontwikkelingen die als basis kunnen dienen voor het opstellen van een project specifieke ILS. Voorbeelden van mogelijke uitwerkingen:


                                  1. Geo-locatie: Wordt doorgaans gebruikt om de situatie van het bouwwerk te bepalen en om locatie afhankelijke studies te verrichten, zoals een zonnestudie. Het onderling coördineren van de aspectmodellen is erg belangrijk, vandaar dat dit in hoofdstuk 3 is opgenomen. Geo-locatie is niet noodzakelijk voor de samenvoeging van aspectmodellen.
                                  2. Status: Iedere bouwopgave kent een tijdsaspect, waarbij de status van de objecten inzicht geeft. Deze status kan veranderlijk zijn over tijd. Een project begint met een opname van de bestaande situatie en eindigt met een as-built situatie. Deze as-built wordt vervolgens weer bestaand.
                                  3. Eigenschappensets: Benoem en leg uit welke projectspecifieke informatie, zoals eigenschappen (Propertys), eigenschappensets ((Custom)PropertySets) en hoeveelheden (QuantitySets) je aanvullend aanlevert.


                                  In het ESS kunnen items uit de BIM basis ILS overgenomen via een ex- en -import functie.


                                  Bimcollab Zoom

                                  BIMcollab Zoom (BCZ) van systeemhuis KUBUS BV is een gratis IFC viewer, met beperkte mogelijkheden,  welke model checking biedt geïntegreerd met clash- en issuemanagement om efficiënt teamwerk mogelijk te maken met modellen van hoge kwaliteit als resultaat. Met deze applicatie kun je ook een IFC (2x3) bestand uitlezen en onder meer bekijken welke propertys aan een object/component/entiteit gekoppeld zijn.


                                  BIM koppelen aan Specificaties


                                  De belofte van BIM (Building Information Modeling) is dat alle project- en objectgegevens zich in het model kunnen bevinden en door iedereen voor ieder doel daaruit kunnen worden geëxtraheerd. De realiteit is dat nuttige gegevensextractie volledig afhankelijk is van geldige en complete gegevensinvoer primair door de modelleur. Het is tijdrovend werk en zit vaak niet in de opdracht omdat de opdrachtgever de meerwaarde ervan niet inziet. In een iteratief proces echter kunnen deze aanvullende werkzaamheden ook gedaan door de modelleur in samenspraak met de bouwspecificatiedeskundige mits de data uitisselbaar is. Zo kan dan de Bouwspecificatiedeskundige bepaalde zaken specificeren, conform de propertysets van de IFC standaard van Building SMART in het Technisch Specificatiesysteem en vervolgens uploaden via de Assembly code, in dit geval dan wel de Nederlandse Elementenmethode, naar het 3D-model en visa versa.


                                  Modellen beginnen generiek

                                  BIM is gebouwd met elektronische objecten die functionele elementen van gebouwen vertegenwoordigen. Ontwerpteams selecteren en plaatsen generieke elementen om te beginnen met het maken van het 3D model. Deze generieke elementen bepalen het volume dat nodig is voor elk element en de relatie met aangrenzende elementen - niet de details van de uiteindelijke constructie.


                                  Wanneer een buitenmuurobject voor het eerst in een model wordt geplaatst, zal de ontwerper de ultieme Technische Oplossing nog niet kennen. De modelleur weet misschien dat de muur ongeveer 40 cm dik is, een dikte die voldoende is om verschillende Technische Oplossingen mogelijk te maken.


                                  Het buitenmuurobject, de elementcluster, toont de elementgrenzen, het buitenvlak, het binnenvlak, de hoogte en de lengte. De modelleur kan ervoor zorgen dat het object weet dat het een "buitenmuur" is." Met behulp van Revit is de opdracht eenvoudig. Stel de assemblagecode in het familie-eigenschappenvenster in om te beginnen met B2010 – Buitenmuren conform Uniformat II Elemental Classification for Building Specifications, cost estimating, and cost Analysis


                                  Revit Assembly Codes


                                  De Revit assemblage codes zijn in basis een alfanumerieke aanduiding van 8 tekens, gebaseerd op UniFormat™. UniFormat II is een Noord Amerikaanse Elementclassificatie voor Bouwwerken van functionele elementen eender de NL/SfB, tabel 1 (de Elementenmethode)


                                  De eerste vijf tekens in een Revit-assemblagecode zijn een UniFormat-elementnummer. De laatste drie tekens zijn door de gebruiker gedefinieerd om veel configuraties (variaties) van hetzelfde functionele basiselement mogelijk te maken.


                                  Resume:

                                  De Revit-assemblagecodes zijn in basis een alfanumerieke aanduiding van 8 tekens, gebaseerd op UniFormat™ versie II. De eerste vijf tekens in een Revit-assemblagecode zijn een UniFormat-elementnummer, waarvan hierna wat voorbeelden:

                                  1. Level 1 Hoofd Groep Elementen:
                                    1. ASubstructure;
                                    2. BShell;
                                    3. C Interiors;
                                    4. DServices.
                                  2. Level 2 Groep elementen:
                                    1. B10 Superstructure;
                                    2. B20Exterior Enclosure:
                                    3. B30 Roofing.
                                  3. Level 3 Individuele elementen:
                                    1. A1010 Foundations;
                                    2. A1020 Special foundations;
                                    3. B2010Exterior walls;
                                    4. B2020 Exterior windows;
                                    5. B2030 Exterior doors;
                                    6. C2010 Stairs;
                                  4. De laatste drie tekens zijn door de gebruiker gedefinieerd om veel configuraties (varianten) van hetzelfde functionele basiselement mogelijk te maken.


                                          Elk element van niveau 1 is verder onderverdeeld in elementen van niveau 2 en niveau 3 met een beperktere reikwijdte, die overeenkomen met het detailniveau dat nodig is om kostenramingen te maken voordat deze gedetailleerd worden beschreven.


                                          Generieke BIM-objecten missen gegevens. Dat klopt! En dat zou ook zo moeten zijn in het begin van de ontwerpfase. Het BIM-object moet dan ook generiek blijven, zodat het ontwerpteam alternatieve ontwerpoplossingen voor het specifieke project kan verkennen. Het is niet nodig om het modelobject te laden met specifieke gegevens over de materialen waaruit het object bestaat. De juiste assemblagecode biedt alles wat nodig is.


                                          PPDFormaat,voorlopige projectbeschrijvingen (PPDs) vergemakkelijken een beter begrip van een ontwerp voor alle partijen voor een bouwwerk (project) in een vroeg stadia. PPDFormat coördineert met UniFormat, MasterFormat, en de andere standaarden van CSI en biedt richtlijnen voor het schrijven en organiseren van PPD-inhoud.


                                          De assemblagecode koppelt het object met gegevens in een PPD. De PPD definieert dat "ongeveer 15 inch dikke buitenmuur", zelfs als de Technische Oplossing nog onbekend is. PPD's, geschreven volgens PPDFormat, beschrijven prestatie-eisen, ontwerpvereisten, componenten en attributen voor elk functioneel element. Bovendien stellen PPD's het ontwerpteam in staat potentiële opties voor het ultieme ontwerp te documenteren zonder elke optie te modelleren.


                                          3D model en PPD - Een krachtige combinatie


                                          Denk eens aan de mogelijkheden. Generieke modellen ontwikkelen. Definieer modelobjecten extern in een PPD die als standaard kan dienen. Modelleren, calculeren en specificere kunnen gelijktijdig doch iteratief en enigszins onafhankelijk plaatsvinden. Thermische weerstand, luchtlekkage, waterpenetratie en prestatie-eisen voor windweerstand voor de buitenmuur zijn niet afhankelijk van een specifieke ontwerpoplossing. Prestaties kunnen worden gedefinieerd nog voordat een bouwstof in het model wordt geplaatst, zijnde het bouwdeel.


                                          De enige gegevens die nodig zijn in het 3D-model zijn correct toegewezen assemblagecodes


                                          Als modelleurs zich niet op hun gemak voelen bij het bepalen van deze assemblagecode, kunnen Bouwspecificatiedeskundigen wellicht hierbij helpen door een de lijst met assemblagecodes van de toegepaste generieke objecten te verstrekken waarna de modelleeur deze kan koppelen aan het 3D model. Immers, er is al gespecificeerd in het Pve en het SO. De output hiervan is de input voor de modelleur.


                                          Alternatieve Oplossingsanalyse


                                          Ontwerpteams willen mogelijk alternatieven overwegen en kunnen daartoe gedwongen worden vanwegevalue engineering. Het hebben van de PPD-beschrijvingen van bouwelementen en de schatting van de bouwkosten, georganiseerd door hetzelfde UniFormat-classificatiesysteem, maken deze analyse veel eenvoudiger.


                                          Het ontwerpteam kan erop vertrouwen dat beschrijvingen en kosten van bouwelementen voor elk element op slechts één plaats worden gerapporteerd, namelijk in het TS systeem. Voor buitenmuren zal ieder bouwdeel die het wandelement vormt, worden verantwoord in één enkele PPD-beschrijving en één enkel kostenramingspost. Overweegt met alternatieve bouwdelen binnen het systeem, hoeft men enkel de prijs aan te passen en kan alles opnieuw doorgerekend worden, het uitgangspunt bij Value Engineering.


                                          PPD's - De BIM naar Specs Rosetta Stone


                                          BIM zijn objecten die functionele elementen vertegenwoordigen die uit meerdere materialen en producten bestaan. PPD's beschrijvenfunctionele elementen en hun componenten, inclusief materialen en producten. Constructiespecificaties definiëren veel materialen en producten die worden gebruikt om de werkresultaten te bereiken die nodig zijn voor het voltooien van de constructie.


                                          PS. Dus een bouwdeel is een component van een functioneel variant-element? Dan is een variant-elementcomponent een bouwdeel. maar dan ga je onder de laag van variant-elementen nog een laag bedenken van variant-variant-elementen, derhalve 3 getallenparen in plaats van 2.


                                          De 3D naar PPD link is een één-op-één relatie. Een directe link van 3D naar het Technisch Specificatiesysteem is een één-op-veel-relatie. Deze vele en gevarieerde relaties zijn moeilijk om mee te werken in een 3D model vanwege de rekenkracht en benodigde opslagcapaciteit.



                                          Is de BIM basis ILS niet te zwaar voor deze doelstellingen? of kan je deze ook gefaseerd invullen?


                                          BIM modelleerrichtlijnen België

                                          Voor overdracht van ontwerp naar uitvoering naar gebouwbeheer. Om de informatie efficiënt uit te wisselen aan de hand van o.a. 3D-bouwinformatiemodellen en specificaties daarin of daaraan gekoppeld, dienen er vooraf afspraken gemaakt te worden rond hoe deze informatie opgebouwd dient te worden zodat deze voor ander actoren betrokken bij het project bruikbaar zijn. Bij een contractvorm waarbij de contractuele knip achter het TO zit, is dit echter moeilijk, aangezien het uitvoeringsteam pas betrokken wordt bij het bouwproces als het ontwerp nagenoeg geheel is gerealiseerd, hetgeen ook het geval is bij de overgang van de uitvoering naar de gebouwbeheerders/gebruikers. Om dit enigszins te verhelpen, zijn BIM-modelleerrichtlijnen opgesteld in België.


                                          Blowerdoortest en thermo-grafisch onderzoek

                                          Een Blowerdoor test, ook wel luchtdichtheidstest genoemd, wordt uitgevoerd om te controleren of de gebouwschil voldoende luchtdicht is in de gebruiksfase. Hiervoor wordt een aangepaste ventilator in een “afgesloten” deuropening geplaatst die lucht in of uit het gebouw blaast totdat een zeker drukverschil wordt bereikt van 50 Pa (Pascal) tussen de schil van het  gebouw en de buitenlucht. Dit komt overeen met een kunstmatige constante wind van 4 à 5 Beaufort op de gebouwschil. Omdat het gebouw luchtlekken vertoont zal de ventilator moeten blijven draaien om ontsnapte lucht terug aan te vullen. Hoe meer lekken, hoe meer debiet hij moet leveren. Debiet is een term uit de stromingsleer en staat voor de hoeveelheid doorstromend medium (vloeistof of gas) per tijdseenheid.

                                          Luchtlekken kunnen gelokaliseerd worden met behulp van:

                                          1. Thermografie, een infraroodcamera
                                          2. IR scan;
                                          3. Ultragrafie;
                                          4. Windstelheidsmeter;
                                          5. Rookproeven

                                           

                                          Bij goed luchtdicht bouwen is het van belang om op het juiste moment de gebouwschil op luchtdichtheid te testen. Als men de test te vroeg doet, bijvoorbeeld direct nadat het casco wind- en waterdicht is, kunnen sommige latere afwerkingen de luchtdichtheid:

                                          1. Verbeteren, door de binnenwandafwerkingen, De binnen afwerking van de gebouwschil vormt namelijk een essentieel element van het luchtdichtheidsscherm;
                                          2. Verslechteren doordat bepaalde bewerkingen het luchtdichtheidsscherm aanzienlijk kunnen beschadigen en bijkomende luchtlekken veroorzaken, zoals werkzaamheden in de zin van het doorboren van een dichtingsfolie of van het pleisterwerk voorkomend uit o.a. verwarming-, ventilatie-, sanitair- en elektriciteit werk.

                                           

                                          Contractueel zou men kunnen bedingen dat de testen geschieden bij:

                                          1. Het zgn. wind- en waterdicht plus moment waarbij rekening is gehouden met bovenstaande;
                                          2. Bij wat de UAV 2012 in paragraaf 8a de beproeving noemt.

                                           

                                          Bij een passiefwoning is het zelfs een verplichting om de Blowerdoor test 2 maal te doen. De 1e keer bij het wind en waterdicht plus moment en een 2e keer daarna, na de herstellingen uit 1e keer doch, nog voordat de opneming geschied ten behoeve van de oplevering, zodat de tekortkomingen nog eenvoudig en kostenvriendelijk kunnen worden hersteld.

                                           

                                          Dat betekent enerzijds dat de gevel als onderdwel van de schil (het luchtdichtheidsscherm), inclusief kozijnen, ramen en deuren bij de 1e keer “kierdicht” afgewerkt aanwezig moeten zijn (het wind- en waterdicht plus) en dat dus bij voorkeur de 1e meting pas plaatsvindt nadat o.a. de verwarming, de ventilatie en de voorzieningen voor het later af te monteren sanitair en de elektriciteit, ook zijn aangebracht. Dit zou je zoals gezegd wind- en waterdicht plus kunnen noemen. De 2e keer net voordat het werk voltooid is, bij de beproeving.

                                           

                                          In de UAV 2012 staat

                                           

                                          Paragraaf 1 lid 3

                                          Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke de uitvoering van het werk tot een bepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering plaats vindt, is het bepaalde in de §§ 8, 8a, 9 en 42 van overeenkomstige toepassing.

                                           

                                          Hiermee kun je de wind- en waterdicht plus termijn regelen

                                           

                                          Paragraaf 8a lid 1

                                           

                                          Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats, indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

                                           

                                          Dit lid is erg eng en zou dus omtrent de Blowerdoortest uitgebreid kunnen worden met de navolgende 90 bepaling:

                                           

                                          In uitdrukkelijke afwijking van paragraaf 8a lid 1 van de UAV 2012 geldt dat de beproeving ook dient te geschieden voor de luchtdichtheid van de schil van het werk. Ook deze beproeving, blowerdoortest en bijbehorend thermo-grafisch onderzoek, geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of de schil van het bouwwerk, op het gebied bestreken door de beproeving op luchtdichtheid, voldoet aan hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

                                           

                                           

                                          Meetwaarden zijn:

                                          1. V50 = GEMETEN LEKDEBIET, Bij de blowerdoortest wordt het verlies doorheen luchtlekken gemeten. Het eindresultaat van deze meting is het gemiddelde van het lekdebiet bij onderdruk en het lekdebiet bij overdruk, telkens bij 50 Pascal drukverschil. Dit gemeten lekdebiet is de V50-waarde (met hoofdletter V). Deze waarde wordt uitgedrukt in m³/h.
                                          2. v50 = LEKDEBIET PER VIERKANTE METER VERLIESOPPERVLAKTE

                                          Om gebouwen makkelijk te kunnen vergelijken wordt het het lekdebiet V50 geregeld omgerekend naar het gemeten lekdebiet per vierkante meter verliesoppervlakte. Deze v50-waarde (met kleine letter v) wordt berekend door de V50-waarde te delen door de verliesoppervlakte van de gebouwschil. De verliesoppervlakte is de som van de oppervlaktes van muren, daken, vloeren en ramen. De eenheid hiervan is m³/h/m².

                                          1. n50 = AANTAL KEER PER UUR DAT DE HOEVEELHEID LUCHT IN HET GEMETEN VOLUME WORDT VERVANGEN

                                          De waarde n50 geeft weer hoeveel keer per uur de hoeveelheid lucht in het gemeten volume wordt vervangen bij een drukverschil van 50 Pascal. De eenheid van n50 is m³/h/m3.

                                          Wanneer de woning een luchtdichtheid heeft van 3, dan wil dit zeggen dat het hele volume van de woning 3 maal vervangen zal zijn in 1 uur tijd bij een drukverschil van 50 Pascal. Bij passiefhuizen wordt de n50-waarde gebruikt. Als je een passiefhuiscertificaat wil behalen, wordt een n50-waarde van maximum 0,6 per uur geëist;

                                          1. qv:10-waarde (NEN 2687), luchtdichtheid, gemeten volgens de normen NEN 2686 en NEN-EN 13829. Duidt het aantal liter lucht per vierkante meter per seconde aan, bij een drukverschil van 10 Pa. Er wordt dus bepaald hoeveel lucht het gebouw verlaat via andere openingen dan bewust aangelegde ventilatieopeningen in de schil van een gebouw.

                                           

                                           

                                          Waarden:

                                          1. V50:
                                            1. 3 bij mechanische ventilatie;
                                            2. 1 bij gebalanceerde ventilatie.
                                          2. v50 (waarde van 1 t.m 12):
                                            1. 12 m3/h/m2;
                                            2. Goed geisoleerde woning, 1-2;
                                          3. n50:
                                            1. Passiefwoningen, lager dan 0.6
                                            2. Gewone nieuwbouw, strenge eis, lager dan 0.72;
                                            3. Gewone geventileerde woningen, lager dan 1,5
                                            4. Woningen zonder ventilatiesysteem, lager dan 3
                                          4. qv;10-waarde (NEN 2687):
                                            1. Maximaal 0.15 bij een passiefhuis;
                                            2. 4 bij goed geïsoleerde woning.

                                           

                                          In Nederland is de luchtdichtheid op basis van NEN 2687:1989 onderverdeeld in klassen, waarbij geldt hoe hoger de klasse hoe meer luchtdicht het gebouw:

                                          1. Klasse 1 Basis qv;10 > 0,6 dm3/s.m²

                                          Voldoet aan het Bouwbesluit geen bijzondere eisen

                                          1. Klasse 2 Goed qv;10 tussen 0,3 en 0,6 dm3/s.m²

                                          Energiezuinig bouwen

                                          1. Klasse 3 Uitstekend qv;10 < 0,15 dm3/s.m²

                                          Passief bouwen of andere vormen van zeer energiezuinig bouwen

                                           

                                          Ultragrafie inspectie

                                          In plaats van de eerste luchtdichtheidstest kan men ook een ultragrafie inspectie uitvoeren. Bij een ultragrafie inspectie van een Passiefhuis maakt men gebruik van een van een ultrasoon camera en een toongenerator die een hoogfrequent geluid produceert. Dit geluid is niet hoorbaar voor mensen, maar is wel met en speciale camera te detecteren en is te fotograferen. Op deze wijze kan men onze luchtlekken niet alleen opsporen, maar ook haarscherp in beeld brengen.


                                          BNB

                                          Beroepsvereniging Nederlandse Bouwspecificatiedeskundigen, voorheen Bond van Nederlandse Bestekdeskundigen, is in 2001 opgericht. De BNB is een beroepsvereniging voor personen primair, maar ook voor bedrijven, die het vak van specificeren in de dagelijkse bouwpraktijk uitoefenen, zowel direct als indirect. De bouwspecificatiedeskundige is een deskundige en adviseur op het gebied van:

                                          1. Technische Specificaties in de bouwsector;
                                          2. Juridische Specificaties in de bouwsector.

                                           

                                          Voor:

                                          1. Het vastleggen van:
                                            1. Object informatie;
                                            2. Project informatie
                                          2. het maken van met name 1e lijns bouwcontracten.

                                           

                                          Gedurende de hele lifecycle van (bouw)werken in zowel de:

                                          1. GWW sector;
                                          2. B&U-sector.

                                           

                                          Daarom zijn de belangrijkste taken van de BNB:

                                          1. Kennis en professionaliteit vergroten en delen
                                          2. Belangenbehartiging

                                           

                                           

                                          De BNB wenst:

                                          1. De beroepsuitoefening van de leden bevorderen in het algemeen;
                                          2. Het bevorderen van de kennis, inzicht en vaardigheid in het specificeren in het bijzonder;
                                          3. Deskundige en maatschappelijk deugdelijke beoefening van het vak van bouwspecificatiedeskundige.
                                          4. Het bevorderen van de toepassing van specificeren in bouwprojecten gedurende het hele ontwerp- , uitvoeringsproces en de gebruiksfase van een gebouw/bouwwerk;
                                          5. Behartigen van de belangen van bouwspecificatiedeskundigen.

                                           

                                          De BNB:

                                          1. Verstuurt zeer regelmatig een digitale nieuwsbrief ‘BESTEKPOST’;
                                          2. Organiseert fysieke kennisbijeenkomsten (middagen), zowel vakinhoudelijk als bedrijfsmatig, waarbij ook introducés welkom zijn;
                                          3. Organiseert Online Lunch Sessies (TEAMS) die over actuele onderwerpen gaan en waar geïnteresseerden altijd welkom zijn;
                                          4. Heeft een actieve groep op LinkedIn;
                                          5. Heeft actieve werkgroepen;
                                          6. Heeft voor leden een Teams-omgeving waarop kennis gedeeld wordt, de informatie en de opnames van bijeenkomsten zijn terug te vinden
                                          7. de BNB publiceert samen met de BNA de Referentiebepalingen UAV 2012 (voorheen de Gereedschapskist), voor leden via de Teams-omgeving te downloaden;
                                          8. Hecht waarde aan permanente bijscholing en heeft daar een actieve rol in;
                                          9. Initieert cursussen op deelterreinen van het vakgebied;
                                          10. Kent een Regeling bij- en nascholing Bouwspecificatiedeskundigen
                                          11. Zoekt samenwerking met brancheorganisaties, kennisinstituten en kennisplatforms, met iedereen die het specificeren in de bouw verder wil ontwikkelen en wil toepassen

                                          Borgstelling/borgtocht

                                          Borgtocht of borgstelling houdt in dat er een partij garant staat voor de betaling van de schuld van de schuldenaar. De partij die garant staat, noemen we de borg (ook vaak borgsteller genoemd). Als de schuldenaar niet tot betaling van de vordering van de schuldeiser overgaat, dan kan de schuldeiser de borg tot betaling aanspreken.

                                          Bouwdeel

                                          Volgens opvatting EcoQuaestor geldt:


                                          1. Elementcluster       = clustering van Variant-Elementen naar bv Gevel=XX.XX + YY.YY+ZZ.ZZ etc. lijkend op een IFC entiteit als Wall. Abusievelijk door sommigen een Bouwdeel genoemd daar waar Gebouwdeel beter ware geweest volgens opvatting auteur.
                                          2. X-.--.--                         = Elementgroep, hoofdgroepen van elementen;
                                          3. XX.--. --                       = Element;                                                                                                                                                                                              
                                          4. XX.X-.--                       = Variant Elementengroep, doch afwijkend van de reguliere NL/SfB, tabel 1,  zoals ligt bij digiGO.
                                          5. XX.XX.--                     = Variant Element, doch afwijkend van de reguliere NL/SfB, tabel 1, zoals ligt bij digiGO. 


                                          Volgens EcoQuaestor geldt dat achter hun oplossingsgerichte afwijkende variant element, het Bouwdeel, zit welke bestaat uit:


                                          1. Een materiaalcode en naam;
                                          2. Een activiteitcode en naam, meestal een nieuwbouwactiviteit zoals aanbrengen.


                                          Volgens EcoQuaestor geldt dat achter hun oplossingsgerichte Bouwdeel de reguliere STABU-2 kortteksten komen te zitten.


                                          De auteur van dit schrijven kan zich niet vinden in deze benaderingswijze omdat:


                                          1. De aanpassing door EcoQuaestor van tabel 1 uit de NL/SfB verwarrend is;
                                          2. Het Bouwdeel een soort van gebouwconstante is, waar nog niet de activiteit in besloten zouden moeten zitten. Die zijn namelijk nogal divers gezien de levensduur van een gebouw. Eerst aanbrengen om het Bouwdeel te krijgen, daarna bv een conditiemetingen doen zoveel jaar na de oplevering om de staat te bepalen, dan de ingreep bepalen en dat, vaak geclusterd (MJOP), uitvoeren. Tenslotte wordt het Materiaal na 75 jaar gedemonteerd uit het Bouwdeel (ook een activiteit) voor hergebruik.  


                                          Een andere oplossing is om van Variant Element naar Bouwdeel te komen is:


                                          1. de NAA.K.T. naam of code achter de variant element te zetten, zoals in de BIM-Basis ILS of;
                                          2. door koppeling van tabel 3 uit de NL/SfB achter de variant element te zetten.


                                          Je hebt dan echter geen gradatie tussen het Bouwdeel en haar Componenten tenzij je de componenten noemt in de hoofdbouwstof specificatie zoals tapijtlijm als secundaire bouwstof bij de primaire bouwstof tapijt.


                                          Volgens de onduidelijke oude leer van de oorspronkelijke NL/SfB geldt:

                                          Elementcluster =Clustering van Variant-Elementen naar bv Gevel;

                                          X-.--.--                  =Elementengroep

                                          XX.--.--                = Element, bijvoorbeeld een Buitenwand en Buitenwandopening;

                                          XX.X-.--               =Variant Elementengroep, bijvoorbeeld dragend en niet dragend en gevuld met deuren, gevuld met ramen;

                                          XX.XX.--             =Variant Element (STAGG), wordt gebruikt in de BIM-basis ILS, dit staat thans te boek als de elementenmethode, bijvoorbeeld Daken,                                constructief, vlakke daken en Daken, constructief, hellende daken;

                                          XX.XX.X-           =Sub-Elementengroep (verdere verdeling naar Functie, bv H&S bij schuiframen (31.24)

                                          XX.XX.XX          =Sub Element, verdere verdeling naar type of soort (kan materiaalnaam in voorkomen)


                                          De benadering was de auteur van dit stuk niet bekend en werd gevonden in documenten in zijn archiefkast.


                                          Insteek Aspectibus:

                                          Aspectibus stelt dat de taak/activiteit, in tegenstelling tot EcoQuaestor, pas in beeld moet komen na het bouwdeel en eventuele component. Het Bouwdeel is enkel te zien als het fysieke en gematerialiseerde variant-element. Reden daarvoor is dat je op en aan het bouwdeel en component nog moet kunnen koppelen:


                                          1. Allerhande werkzaamheden zoals de activiteiten/taken verwijderen, slopen, demonteren, aanbrengen, repareren, opschuren, schilderen, boenen, afnemen etc. waarvan een aantal te beschrijven zijn met de STABU-2 besteksystematiek. Zie bestekpost
                                          2. De conditie;
                                          3. Een materialenpaspoort;
                                          4. Locatie.


                                          In IFC is er geen expliciete 1 op 1 relatie met de NL/SfB, tabel 1, de Elementenmethode. De modelleur kan (moet) ten behoeve van de BIM-basis ILS de variant-element als variabele (property) meennemen. Enkele entiteiten die de IFC kent om de SBS in het ESS invulling te geven zijn:


                                          1. IfcBuilding: Wordt gebruikt om geometrische en niet-geometrische informatie (Technische Specificatie) over het Gebouw vast te leggen en te structureren.;
                                          2. IfcBuildingElement: Wordt gebruikt om van een Gebouw een fysiek onderdeel aan te duiden. Een fysiek element doch nog niet gematerialiseerd: , Zoals Wand. van een Gebouw is een Wand dus een fysiek element doch nog niet gematerialiseerd element!
                                          3. IfcBuildingElementComponent: Wordt gebruikt om van een Gebouw een fysiek subonderdeel van een fysiek onderdeel aan te duiden. Een fysiek subelement van een fysiek element doch nog niet gematerialiseerd, zoals Deur in Wand. Deur is dus een Fysiek subelement van fysiek element doch een niet gematerialiseerd subelement!;
                                          4. IfcElementPart: Een afzonderlijk deel van een bouwelement binnen een gebouw vertegenwoordigt. Het wordt gebruikt om complexe bouwelementen op te splitsen in individuele onderdelen voor gedetailleerde modellering en specificatie. Bijvoorbeeld, binnen een deur kan een scharnier een afzonderlijk onderdeel zijn dat wordt vertegenwoordigd door een IfcElementPart-object. In het Nederlands zou je het kunnen vertalen als "Elementonderdeel";
                                          5. IfcGroup: Vertegenwoordigt verzamelingen van objecten met een specifiek doeleinde;
                                          6. IfcElement: Vertegenwoordigt individuele bouwelementen binnen een gebouw, zoals muren, vloeren, deuren, ramen, trappen, enzovoort. IfcElement wordt gebruikt om gedetailleerde informatie over deze elementen vast te leggen, zoals hun geometrie, materiaal, eigenschappen en relaties met andere elementen binnen het model. Dit concept maakt het mogelijk om een volledige en nauwkeurige digitale representatie van een gebouw te creëren, wat waardevol is voor ontwerp-, constructie- en onderhoudsprocessen. In het Nederlands zou je het kunnen vertalen als "Element", de 1e 2 cijfers uit de NL/SfB tabel 1;
                                          7. IfcElementPart: Een afzonderlijk deel van een bouwelement binnen een gebouw vertegenwoordigt. Het wordt gebruikt om complexe bouwelementen op te splitsen in individuele onderdelen voor gedetailleerde modellering en specificatie. Bijvoorbeeld, binnen een deur kan een scharnier een afzonderlijk onderdeel zijn dat wordt vertegenwoordigd door een IfcElementPart-object. In het Nederlands zou je het kunnen vertalen als "Elementonderdeel".


                                          In een bouwkostenraming (NEN 2699) kunnen kosten worden gegroepeerd op basis van elementen (cluster) zoals funderingen, structuur, gevel, dak, installaties, enzovoort. Deze elementgroepen bieden een gestructureerde manier om kosteninformatie te presenteren en maken het mogelijk om specifieke kostenposten te identificeren en te analyseren binnen het grotere geheel van een bouwproject. Deze cluster hebben wel verwantschap met een aantal IFC entiteiten.


                                          Bouwdeelnaam

                                          Volgens insteek Aspectibus is de naam van het bouwdeel een samenstelling van de:


                                          1. Variant Elementnaam conform de elementenmethode met de NAA.K.T materiaalbenaming (wat een combi is van Naam, Kenmerk en Toepassing) of;
                                          2. de Ifc BuildingElement naam met de property Buildingmaterial naam of;
                                          3. Variant Elementnaam conform de NL/SfB tabel 1 met tabel 3, constructiemiddelen, eveneens uit de NL/SfB of;
                                          4. Variant Elementnaam met ETIM artikelnamen of;
                                          5. Variant Elementnaam met STABU-2, de specificatie(variant)namen uit de B-categorie.


                                          Bouwdeelcode

                                          Volgens insteek Aspectibus is de code van het bouwdeel de samentrekking van de code behorende bij de namen als hiervoor geopperd.

                                          Bijvoorbeeld bouwdeelcode 43.22.e2 is dan de lezen als bouwdeelnaam vloerafwerkingen, niet verhoogd, bekledingen van marmer. Op deze wijze was vroeger de NBD de Nederlandse Bouwdocumentatie ingericht en later ook de Nijgh periodieken Aan de bouwdeelcode en naam dient nog een locatieparameter te worden toegevoegd.


                                          Definitief van het begrip Bouwdeel welke in omloop zijn/waren:


                                          1. Zelfstandig en aanwijsbaar deel van een element, onderscheiden naar samenstelling of constructiewijze, bestaande uit een of meer componenten waaraan technische eigenschappen en een onderhoudshistorie kunnen worden gerelateerd, bijvoorbeeld wandafwerking van behang (NEN 2767);
                                          2. Een afzonderlijk element of onderdeel van een bouwwerk dat wordt beoordeeld op zijn conditie en functionaliteit;
                                          3. Een bouwdeel heeft meestal een specifieke functie binnen het bouwwerk en kan worden geïdentificeerd, beschreven en geclassificeerd op basis van verschillende criteria, waaronder materiaal, locatie en eigenschappen (had en heeft het). (staat) (NEN 3699);
                                          4. Een specifiek bouwdeel dat is geclassificeerd volgens de richtlijnen en definities in deze norm. Deze classificatie kan betrekking hebben op verschillende aspecten van het bouwdeel, zoals de functie, locatie, materialen, afmetingen, enzovoort. (NEN 2660);
                                          5. Uit bouwstoffen samengesteld onderdeel van een bouwwerk, met een bepaalde, zelfstandige functie (NEN 3699);
                                          6. Concreet object met een specifieke prestatie, gedefinieerd door de aard van de technische oplossing en constructiewijze.

                                            Hiermee worden de (concrete) onderdelen van een (bouw)werk aangeduid die op basis van een geleverde prestatie invulling geven aan een of meer verlangde functies en tevens kunnen worden onderscheiden naar samenstelling of constructiewijze, bijv. aluminium vliesgevel, gewapend elementenvloer van beton of warmwaterverwarmingsinstallatie. (NEN 2660).


                                          Definitief van het begrip component welke in omloop zijn/waren:


                                          1. Is een bredere term die verschillende soorten onderdelen in verschillende contexten kan omvatten, terwijl "bouwdeel" specifiek verwijst naar de een onderdeel van een bouwwerk binnen de bouwsector. Bouwdelen kunnen worden beschouwd als een specifiek type componenten binnen de context van de bouw. (GPT)
                                          2. In het kader van bouwinformatiemodellering (BIM), worden "bouwdelen" in een IFC-model gebruikt om verschillende fysieke componenten van een gebouw te vertegenwoordigen.(GPT)
                                          3. In een Industry Foundation Classes (IFC) model wordt een "bouwdeel" vaak aangeduid als "IfcBuildingElement" of "IfcElement". Dit zijn generieke termen die worden gebruikt om verschillende fysieke componenten van een gebouw te vertegenwoordigen, zoals muren, vloeren, plafonds, kolommen, deuren, ramen, trappen, enzovoort. (GPT)


                                          In de BIM basis ILS is volgens opvatting auteur onjuist het begrip Bouwdeel gebruikt voor het begrip Elementcluster zoals een Gevel. Gebruik van het begrip Gebouwdeel ware beter geweest daar dat zich beter voegt in de objectenboom na het object Gebouw.


                                          In het ESS is een sterke voorkeur voor het NIET gebruiken van de aggregatie conform de NEN 2699 daar deze niet gebaseerd is op objecten zoals bedoeld in een SBS conform SE.


                                          Bouwconstructie (Bbl)

                                          Onderdeel van een bouwwerk voor het dragen van belastingen.

                                          Bouwhistorische waarde (URL 2007)

                                          De bouwhistorische waarde van een gebouwd object wordt bepaald door het materiaalgebruik, de toegepaste bouwtechniek en de afleesbaarheid van de bouwgeschiedenis, ofwel de “historische gelaagdheid”. Deze categorieën worden bij een waardestelling beoordeeld op zeldzaamheid en gaafheid/authenticiteit.


                                          Bouwkosten (model ABK)

                                          Een aannemingssom valt lang niet altijd samen met het begrip bouwkosten. Regelmatig worden werkzaamheden met betrekking tot het bouwrijp maken van het bouwterrein aan het bouwbedrijf opgedragen. Dat zijn geen bouwkosten, maar grondkosten: het bouwen begint op een bouwrijp terrein.


                                          Bouwschil (Bbl)

                                          De geïntegreerde onderdelen die de binnenruimte van een gebouw scheiden van de daar buiten gelegen onderdelen van de fysieke leefomgeving.

                                          Bouwstoffen (UAV 2012)

                                          De in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke

                                          Bouwwerkinstallatie (Bbl)

                                          Voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan noodzakelijke voorziening van niet-bouwkundige aard.

                                          Bouwrijp maken (STABU-STANDAARD)

                                          Onder het bouwrijp maken wordt verstaan het vrijmaken van een terrein door het verwijderen van beplanting en obstakels (met uitzondering van sloopwerk),


                                          Bouwwerk geen gebouw zijnde (Bbl)

                                          Bouwwerk of gedeelte daarvan, voor zover dat geen gebouw of onderdeel daarvan is.

                                          Bouwwerkperceel (Bbl)

                                          Perceel dat als uitgangspunt dient bij het toetsen van een bouwwerk aan de regels van dit besluit.

                                          Bouweenheid

                                          Volgens de (NEN 2660) een uitvoeringseenheid. Bouweenheden worden gedefinieerd op basis van hun functie en positie binnen de structuur van een gebouw. Ze kunnen worden beschouwd als de verschillende delen of elementen waaruit een bouwwerk bestaat. Bouweenheid lijkt dus qua betekenis verwantschap te hebben met:


                                          1. Werkpakket;
                                          2. Specialistische onderaannemer;
                                          3. Gebouwdeel.


                                          Bouwlaag

                                          IFC entiteit "IfcBuildingStorey" is de verwijzing naar een specifiek niveau of verdieping binnen een gebouw of bouwwerk. Het komt terug in de objectenboom (SBS) als entiteit. Het is eveneens een belangrijk item, bouwlaagindeling en naam, in de BIM-basis ILS. Volgens de Rijksvastgoed BIM Specificatie (RBS) is een bouwlaag de groepering van alle bouwwerkelementen die bij een te onderscheiden verdieping van het bouwwerk behoren. Een Bouwwerkelement is een ruimtelijk of materieel onderdeel van het bouwwerk. Bouwwerkelementen zijn de ruimtelijke, bouwkundige, constructieve en installatietechnische elementen of componenten, alsook inventaris-, uitrustings- en inrichtingselementen.


                                          Levels zijn in Revit niet alleen hoogtemarkeringen, ze zijn ook de opsplitsing van het model in de hoogte. Gebouwelementen (clusters)  worden veelal gerelateerd aan een Level. Levels kunnen worden voorzien van Views, dit wordt vaak gedaan om handig elementen te kunnen plaatsen op een Level.

                                          Levels en grids vormen samen met eventuele Reference Planes als het ware het geraamte van het 3D-model en:


                                          1. Levels kun je gebruiken om elementen, of een samenstel van elementen (cluster) aan te koppelen met onderkant Base en bovenkant Top;
                                          2. Levels kunnen ook een View krijgen, zodat ze kunnen worden weergegeven als plattegrond (Floor plan);
                                          3. Levels kun je in Revit standaard aanbrengen in een Doorsnede (Section) of Aanzicht (Elevation);
                                            1. Deze Levels zijn 3D-objecten dus direct zichtbaar in alle views van het project.


                                          In het ESS is het object/entiteit bouwlaag een onderdeel van de objectenboom (SBS).


                                          Bouwproduct

                                          Definities die in omloop zijn, zijn:

                                          1. Conform de NEN 2660,uitwisseling van informatie binnen de gebouwde omgeving: "Materiaal of product, zoals dat wordt toegeleverd op de bouwplaats voor de realisatie van een component."
                                          2. Volgens de Europese Productenverordening (CE-markering) geldt dat:"Elk product dat of elke kit die wordt vervaardigd en in de handel wordt gebracht om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen ervan, en waarvan de prestaties gevolgen hebben voor de prestaties van het bouwwerk met betrekking tot de fundamentele eisen voor bouwwerken.
                                          3. In de installatiewereld pleegt met een bouwproduct een artikel te noemen, daar ETIM niet enkel gaat over de bouwsector.


                                          In het Technisch Specificatiesysteem is de kolom Materiaal (PBS) de mogelijkheid, om zowel merkloos als merk gebonden, invulling te geven aan de Technische Oplossing.


                                          Bouwrijp maken

                                          Bouwrijpmaken van een stukgrondbetekent dat men hetmaaiveldgaat bewerken voordat er met bouwen begonnen kan worden. Een bouwrijp terrein is een terrein zonder verhardingen, funderingsresten, gebouwen, bomen en wortels, struiken en andere obstakels die de aanvang van de werken in de weg kunnen staan. Dit is bijvoorbeeld nodig bij het bouwen bouwwerk. Het maaiveld wordt ook wel aangeduid met de afkorting ‘mv’ . Bij een bouwrijpe kavel zijn de bouwrijpbewerkingen al gedaan zoals:

                                          1. Verwijderen oude fundamenten;
                                          2. Egaliseren grond;
                                          3. Verwijderen obstakels;
                                          4. Verwijderen materialen die niet in de bodem thuishoren zoals puin, stenen en afval;
                                          5. Grond kwalitatief verbeteren;
                                          6. Grond verwijderen;
                                          7. Grond ophopen (depot);
                                          8. Wildgroei verwijderen;
                                          9. Roeren, het verwijderen van de bovenste groene toplaag;
                                          10. Saneren vervuilde grond;
                                          11. Aanleggen tijdelijke wegen;
                                          12. Aanleggen tijdelijke drainage en riolering
                                          13. Oude kabels en leidingen verwijderen of afkoppelen
                                          14. Kabels en leidingen in kaart brengen;
                                          15. Bodemverontreining in kaart brengen;
                                          16. Oude explosieven in kaart brengen en eventueel laten verwijderen;
                                          17. Bodemsamenstelling in kaart brengen.


                                          Het verwijderen van beplanting en obstakels en het opschonen van het terrein kan onder 12.30 “BOUWRIJP MAKEN”. Voor de overige werkzaamheden die eventueel ook bij het bouwrijp maken kunnen behoren, zoals het dichten van sloten, het graven van nieuwe afwateringsmogelijkheden, grondophoging, verleggen van terreinleidingen etc., kan men terecht in de hoofdstukken 12 “GRONDWERK” en 14 “BUITENRIOLERING EN DRAINAGE”.


                                          Bouwsector

                                          Specificaties, welke gebruikt worden in de B&U-sector, als onderdeel van de bouwsector die als geheel bestaat uit de:

                                          1. B&U-sector: de Burger- of Woning- en Utiliteitsbouw sector, die zich bezig houdt met het ontwikkelen, bouwen, onderhouden, renoveren, restaureren, instandhouding en verduurzamen van bouwwerken en gebouwen (objecten);
                                          2. GWW-sector: de Grond-, Weg- en Waterbouw sector, die zich bezig houdt met het aanleggen van bruggen, viaducten, (snel)wegen, waterkeringen etc., veelal bouwwerken, geen gebouw zijnde.


                                          Bouwstof, constructiemiddel of productiemiddel

                                          De definitie van het begrip "bouwstof" is:


                                          1. In de context van NEN 2660 (Investerings- en exploitatiekosten), uitwisseling van informatie binnen de gebouwde omgeving: "materialen die worden gebruikt bij de bouw of constructie van gebouwen, infrastructuur en andere constructies.";
                                          2. De UAV 2012 definieert bouwstoffen als: "de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke";
                                          3. Bouwstoffen zijn de materialen in bouwdelen en componenten, als de fysieke en gematerialiseerde variant elementen. Begrotingstechnische is een bouwstof een Materiaal als onderdeel van een MAMO begrotingsregel;
                                          4. Het middel.


                                          In de B&U-sector kunnen bouwstoffen ingedeeld zijn conform de volgende classificaties:


                                          1. NAA.K.T. (BIM-basis ILS);
                                          2. ETIM, zie verderop;
                                          3. Productiemiddelen, Tabel 3 van de NL/SfB (werd ooit gebruikt door de Nederlandse Bouw Documentatie (NBD);
                                          4. Bouwstoffen STABU-2, B-categorie in de STABU database, is helaas enkel bekend bij STABU en haar licentiehouders daar het geen open standaard is;
                                          5. IFC material, de definitie conform BuildingSMART.


                                          IfcMaterial

                                          Binnen IFC kan de entiteit materiaal beschreven, eventueel aangevuld met de toepassing van TypeEnumerations wanneer je verder onderscheid wilt maken binnen een deze Entity. Andere IFC entiteiten aangaande Materiaal zijn:


                                          1. IfcMaterial;
                                          2. IfcMaterialClassificationRelationship;
                                          3. IfcMaterialConstituent;
                                          4. IfcMaterialConstituentSet;
                                          5. IfcMaterialDefinition;
                                          6. IfcMaterialDefinitionRepresentation;
                                          7. IfcMaterialLayer;
                                          8. IfcMaterialLayerSet;
                                          9. IfcMaterialLayerSetUsage;
                                          10. IfcMaterialLayerWithOffsets;
                                          11. IfcMaterialList;
                                          12. IfcMaterialProfile;
                                          13. IfcMaterialProfileSet;
                                          14. IfcMaterialProfileSetUsage;
                                          15. IfcMaterialProfileSetUsageTapering;
                                          16. IfcMaterialProfileWithOffsets;
                                          17. IfcMaterialProperties;
                                          18. IfcMaterialRelationship;
                                          19. IfcMaterialUsageDefinition.


                                          Met behulp van diverse vooraf gedefinieerde verschillende attributen, zoals naam van het materiaal, is deze entiteit in het 3D-model te specificeren. Daarnaast zijn er Property Sets voor Objecten waarmee er diepgaander kan worden gespecificeerd.


                                          In het ESS zijn het object bouwdeel en het materiaal 2 belangrijke items. Het ESS kan IFC bestanden uitlezen waardoor dubbel werk kan voorkomen. In het ESS kan vervolgens de Bouwspecificatiedeskundige zaken uitwerken (verrijken) waarna het weer geüpload zou kunnen worden naar het 3D-model en visa versa, het iteratieve werken zoals SE dat voor ogen heeft.


                                          Bouwstoffen STABU

                                          B-categorie in de STABU-2 thans online database, is in basis enkel bekend bij Ketenstandaard, de beheerder van de STABU-2 (maar ook van ETIM) en haar STABU-licentiehouders. In de STABU besteksystematiek is de data (content) ingedeeld in diverse categorien waarvan de bouwstofcategorie een belangrijke is. Een bestekpost immers, een beschrijving van een bouwdeel van het werk, wordt gevormd uit data uit die B-categorie en de R-categorie (resultaat of prestatie), beiden dan rubrieken geheten. In beginsel is de B-categorie ingedeeld naar bouwstoffelijkheid, doch op sommige plaatsen, vanwege het gebruiksgemak, ook naar functie. Daar het geen open standaard is, wordt deze niet algemeen gebruikt en is om die reden ingehaald door NAA.K.T. Helaas, want bouwstoffen zijn al decennia lang eenduidig geclassificeerd en gecodeerd door de toenmalige Stichting STABU.


                                          Bouwstoffenbesluit

                                          Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, kortweg Het Bouwstoffenbesluit, was de voorganger van het Besluit Bodemkwaliteit. Het was Nederlandse wetgeving die was bedoeld om verontreiniging van de bodem en/of het oppervlaktewater te voorkomen door eisen te stellen aan de samenstelling of de uitloging van bijvoorbeeld zware metalen uit bouwmaterialen. Het bouwstoffenbesluit is niet meer van kracht.


                                          Bouwteam(overeenkomst)

                                          Kenmerkende van een bouwteam is dat de of een aannemer al in een vroege fase van de uitwerking van het PvE, zijn uitvoeringsexpertise, als een soort “adviseur uitvoering”, inbrengt in het multidisciplinaire ontwerpteam, de reguliere adviseurs, aangaande zijn deskundigheid op het gebied van (niet limitatief):

                                          1. Bouwwijze/bouwmethodiek:
                                            1. Stapel bouw;
                                            2. Gietbouw;
                                            3. HSB;
                                            4. Staalframebouw;
                                            5. Staalskeletbouw;
                                            6. Mengvorm van bovenstaand.
                                          2. Aan te wenden bouwstoffen:
                                            1. Keuze;
                                            2. Levertijden;
                                            3. Keuring;
                                            4. Opslag;
                                            5. Verwerking:
                                            6. Nabehandeling;
                                            7. Garantie;
                                            8. Directieleveringen.
                                          3. Bouwfysica;
                                          4. Materieelinzet;
                                          5. Gebouw gebonden installaties;
                                          6. Bouwtijd/Uitvoeringsduur;
                                          7. Risico’s:
                                            1. Veiligheid;
                                            2. Meer en minderwerk, bijbetaling
                                          8. Vergunningen;
                                          9. Wettelijke voorschriften;
                                          10. Arbo;
                                          11. Inrichting werkterrein;
                                          12. Leverancier en onderaannemers;
                                          13. De uitvoering (logistiek);
                                          14. Beproeving en keuring;
                                          15. Maakbaarheid;
                                          16. Onderhoud;
                                          17. De planning/tijdschema;
                                          18. Bouwkosten;
                                          19. Vergunningen;
                                          20. Nevenaanneming;
                                          21. Zekerheidstelling;
                                          22. Verzekering;
                                          23. Circulariteit als remontabel bouwen.


                                                        Derhalve zou de opdrachtgever bij de samenstelling van het ontwerpteam een of meerdere, wellicht later de, aannemers zitting kunnen laten nemen, aannemers op het gebied van:

                                                        1. Bouwkunde;
                                                        2. Installaties;
                                                        3. Specialistische onderaannemers;
                                                        4. Specialistische leverancier.


                                                            Hierdoor kunnen ontwerpbeslissingen nog meer onderbouwd worden. In het specificatiesyseem is hiermee rekening gehouden. Na het ontwerptraject zou de opdrachtgever de gefilterde output van het ontwerpteam kunnen ombouwen tot aanbestedingsstukken en een aanbesteding kunnen houden waarbij de aannemer(s) in het ontwerpteam als inschrijver mee kan dingen naar de opdracht. Aanbesteding technisch zitten hier overigens wel wat haken en ogen aan bij een aanbestedingsplichtige opdrachtgever. De aannemer zou als lid van het ontwerpteam, eender de andere adviseurs, gecontracteerd kunnen worden op basis van de DNR en bijbehorende STB en de Model Basis Opdracht. De latere aannemingsovereenkomst kan:


                                                            1. Wanneer het ontwerp wel t/m TO is uitgewerkt, gebaseerd worden op een UAV 2012 contract (bestek);
                                                            2. Wanneer het ontwerp niet t/m TO is uitgewerkt, gebaseerd worden op een UAV-gc contract.


                                                            De Beide modellen die nu in omloop zijn gaan hier echter niet vanuit. Als de aannemer in het ontwerpteam de met name prestatie-eisen heeft gehaald, zeker die op het gebied van kosten (taakstellend budget), mag hij als eerste en enige gerechtigde het ontwerp ook uitvoeren en komt de aannemingsovereenkomst vanwege een opschortende voorwaarde, automatisch tot stand.

                                                            Ook de rolverdeling is anders dan regulier. De adviseurs in het ontwerp team worden nu neergezet als hulppersonen of deelnemers voor enkel de duur van het ontwerp, daar de overeenkomst primair afgesloten wordt tussen de opdrachtgever en de aannemer. Deze hulppersonen worden dan ook ingeschakeld (en betaald) door wie ze inzet en worden bedankt voor hun inzet na de ontwerpfase, die sommigen bouwteamfase noemen en kennelijk geen rol meer hebben in de uitvoeringsfase. De ontwerpfase wordt in het model geduid als een overeenkomst van opdracht conform boek 7, titel 7 van het BW. De modellen zijn een soort van 2 fasen contracten te weten:


                                                            1. Ontwerpfase, overeenkomst van opdracht BW boek 7, titel 7;
                                                              1. DNR + STB;
                                                            2. Opschorten voorwaarde, waaraan wordt aan voldaan dan automatisch naar de
                                                            3. Uitvoeringsfase, overeenkomst van aanneming van werk, BW boek 7, titel 12.
                                                              1. UAV 2012 bij t/m TO;
                                                              2. UAV-gc 2022 voor TO;


                                                            Met noemt sub 2 ook wel de contractvormingsfase hetgeen suggereert dan dit een harde knip is.


                                                            In het model wordt nauwelijks iets gezegd over de kernbedingen aangaande de DNR en UAV/UAV gc, zoals:

                                                            1. De uitvoeringsduur;
                                                            2. Betalingstermijnen.


                                                            In het model wordt een bestek als output gesuggereerd van de TO fase. Dat is vreemd want een bestek is een contractvorm terwijl er al een contract is. TO in plaats van bestek ware beter geweest.

                                                            Of suggereert men dat de output moet zijn:

                                                            1. Een bestek, maar niet als primair contractstuk maar secundair omdat daarin de kernbedingen aangaande de UAV staan;
                                                            2. Een ingevulde MBO met vraagspecificatie, maar niet als primair contractstuk maar secundair omdat daarin de kernbedingen aangaande de UAV-gc staan.


                                                            Kortom, onduidelijk allemaal. Enerzijds is het model een soort raamovereenkomst voor ontwerp en uitvoering waarna in nadere overeenkomsten (NOK) het ontwerp en de uitvoering uitgewerkt worden. De raamovereenkomst verbindt dan beide contracten met de opschorten voorwaarden. Anderzijds is het model ook een vorm van geïntegreerde overeenkomst waarbij de aannemer, waar dan ook de zachte knip zit, bij zowel het ontwerp als uitvoering betrokken is:

                                                            1. PvE knip SO, VO, DO, TO, uitvoering; DNR + UAV-gc 2022
                                                            2. PvE, SO knip VO, DO, TO, uitvoering; DNR + UAV-gc 2022
                                                            3. PvE, SO, VO knip DO, TO, uitvoering; DNR + UAV-gc 2022
                                                            4. PvE, SO, VO, DO knip TO, uitvoering; DNR + UAV-gc 2022
                                                            5. PvE, SO, VO, DO, TO knip uitvoering. DNR + UAV 2012


                                                            Model bouwteam DG 2020 kent geen SO en TO!


                                                            Model Bouwteamovereenkomst 2021 van Koningklijk Bouwend Nederland

                                                            In 1992 werd door VGBouw een Model Bouwteamovereenkomst (het Model 1992) gepubliceerd. Het Model 1992 voorzag in een duidelijke behoefte. Weliswaar werd er toen al regelmatig met bouwteams gewerkt bij de voorbereiding van bouwprojecten, maar een modelovereenkomst, waarin de rechten en plichten van de opdrachtgever en de aannemer als lid van het bouwteam waren geregeld, bestond nog niet. Hoewel het oorspronkelijke Model uit 1992 nog regelmatig – al dan niet aangepast – wordt gebruikt, is het na bijna dertig jaar toe aan aanpassing/modernisering. De met het Model 1992 in de praktijk opgedane ervaringen en de ontwikkeling in de bouwbranche, waardoor in toenemende mate aan de aannemer ontwerpwerkzaamheden worden opgedragen, hebben gezorgd voor een nieuwe modelovereenkomst. Gestreefd is te komen tot een voor de bouwpraktijk van nu begrijpelijk en dus werkbaar contract.


                                                            Het compacte model bestaat uit:

                                                            1. Hoofdstukken, 10 stuks;
                                                            2. Artikelen, 20 stuks totaal;
                                                            3. Leden.


                                                            Model Bouwteamovereenkomst van Duurzaam Gebouwd) DG 2020 (eerdaags 2025)

                                                            Dit Model is geschreven door eenspecial interest groupbinnen Duurzaam Gebouwd. Met dit nieuwe Model willen de auteurs de toepassing van bouwteams bevorderen. Achterliggende doelen zijn het verbeteren van de samenwerking in het bouwproces en het vergroten van de synergie tussen opdrachtgever, ontwerpers en aannemers.


                                                            Het Model voorziet in een werkwijze die nadrukkelijk aandacht heeft voor onder meer kosten en risico’s. Na afloop van de contractvormingsprocedure, zoals nader uitgewerkt in het Model, kan een overeenkomst gesloten worden onder vigeur van de UAV 2012 of de UAV-GC 2022. De aansprakelijkheid van de aannemer gedurende de bouwteamfase is in het model gebaseerd op het aansprakelijkheidsregime van de DNR 2011


                                                            Het compacte model bestaat uit:

                                                            1. Artikelen, 17 stuks;
                                                            2. Leden als onderverdeling;
                                                            3. Subs als onderverdeling van de leden.


                                                            Net als bij het model van Bouwend Nederland is er sprake van een bouwteamfase en een uitvoeringsfase. Dit suggereert dat het bouwteam en dus ook de bouwteamovereenkomst ophoudt te bestaan na de ontwerpfase terwijl de output daarvan nog maar beperkt bruikbaar is voor de uitvoering. Daarnaast is de vraag wie toezicht houdt op de aannemer dan wel opdrachtnemer. Ook een regulier klassieke adviesopdracht stopt niet na het TO. Het model lijkt ook te suggereren dat het ontwerptraject stopt na het DO in plaats van het TO. Ook kent het model geen SO fase.

                                                            PS met noemt de bijlagen een appendix.


                                                            Bouwveiligheidsplan

                                                            Eenbouwveiligheidsplan gaat over de maatregelen voor het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid in de directe omgeving van het werkterrein en bouwterrein. Naast het bouwveiligheidsplan kunnen ook aanvullend afspraken met andere partijen nodig zijn, bijvoorbeeld als voor de veiligheid van de omgeving wegen, fietspaden of voetpaden tijdelijk worden afgesloten.


                                                            In de bouwwetgeving staat onder andere dat gevaar en hinder voor de omgeving moet worden voorkomen. Om dit aan te tonen, kan een veiligheidsplan worden gevraagd. Dit is verbonden aan de omgevingsvergunning. Het veiligheidsplan wordt in de spreektaal, ook wel Bouwveiligheidsplan of BLVC plan genoemd. Dit plan heeft betrekking op de omgeving van de bouwplaats. Steeds vaker is stedelijk bouwen een complexe logistieke exercitie. Waarbij met ‘just in time’ leveranties vanuit hubs de bouwmaterialen op tijd op de bouwplaats worden gebracht om te worden verwerkt. Veel ruimte voor opslag is er vaak niet op de bouwplaats. Door de hoogte van de stedelijke bebouwing komen de contouren van de bouwveiligheidszone steeds vaker in het publieke domein van de omgeving terecht. Dit geldt zeker voor de hijszones en de trefzones van omvallende arbeidsmiddelen zoals kranen en funderingsmachines.


                                                            Bbl artikel 7.8. (aanwezigheid gegevens en bescheiden bouwwerkzaamheden)

                                                            Tijdens het verrichten van bouwwerkzaamheden zijn, voor zover deze documenten zijn opgesteld, de volgende gegevens en bescheiden of een afschrift daarvan op hetbouwterreinaanwezig:

                                                            1. de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit;
                                                            2. de melding, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid;
                                                            3. een actuele planning van de data waarop specifieke bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd;
                                                            4. de risicomatrix,het bouwveiligheidsplan en andere gegevens en bescheiden over de maatregelen om de veiligheid te waarborgen en de gezondheid te beschermen in de directe omgeving van de bouwwerkzaamheden;
                                                            5. een afschrift van een maatwerkvoorschrift als bedoeld in de artikelen 3.7 en 7.23;
                                                            6. als op grond van artikel 7.5 of 7.5a een veiligheidscoördinator directe omgeving als bedoeld in artikel 7.5b moet worden aangesteld: de naam en contactgegevens van die coördinator;
                                                            7. een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom; en
                                                            8. overige voor het bouwen van belang zijnde gegevens en bescheiden.


                                                            In hetBouwveiligheidsplanstaan zaken als:

                                                            1. Wat zijn de veiligheids- en gezondheidsgevaren voor de omgeving;
                                                            2. De bouwveiligheidszone;
                                                            3. De hijszone;
                                                            4. Het hijsgebied
                                                            5. Vallende voorwerpen;
                                                            6. Het voorkomen van hinder tijdens het bouwen, met de volgende onderdelen:
                                                              1. één of meer tekeningen waaruit debouwplaatsinrichtingblijkt met:
                                                                1. de toegang tot de bouwplaats inclusief afscheiding en afsluiting van de
                                                                  bouwplaats;
                                                                2. de ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen en bouwwerken;
                                                                3. de situering van het bouwwerk;
                                                                4. de aan- en afvoerwegen;
                                                                5. de laad-, los- en hijszones;
                                                                6. de plaats van bouwketen;
                                                                7. de grenzen van het bouwterrein waarbinnen alle bouwactiviteiten, inclusief het laden en lossen, plaatsvinden;
                                                                8. de in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen;
                                                                9. de plaats van ander hulpmaterieel en opslag van materialen;
                                                              2. Gegevens en bescheiden over de toe te passen bouwmethodiek en de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden;
                                                              3. Indien een bouwput moet worden gemaakt voor een ondergronds gelegen bouwdeel:
                                                                1. de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem;
                                                                2. de uitgangspunten voor een bemalingsplan;
                                                              4. De uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade
                                                                aan naburige bouwwerken.


                                                            Bouwveiligheidszone, het gebied dat wordt gebruikt om veilig te kunnen bouwen/slopen, groter dan het eigen bouwterrein, wordt er hoger gebouwd/gesloopt dan direct aanpalende bouwwerken of wordt er gebouwd/gesloopt waardoor bouwwerken of bedrijven zoals chemie,
                                                            data-centrum, spoor, tram, scholen risico lopen om te worden beïnvloed door de werkzaamheden?


                                                            Bouwproduct

                                                            Definities die in omloop zijn, zijn:

                                                            1. Conform de NEN 2660, uitwisseling van informatie binnen de gebouwde omgeving: "Materiaal of product, zoals dat wordt toegeleverd op de bouwplaats voor de realisatie van een component."
                                                            2. Volgens de Europese Productenverordening (CE-markering) geldt dat: "Elk product dat of elke kit die wordt vervaardigd en in de handel wordt gebracht om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen ervan, en waarvan de prestaties gevolgen hebben voor de prestaties van het bouwwerk met betrekking tot de fundamentele eisen voor bouwwerken.
                                                            3. In de installatiewereld pleegt met een bouwproduct een artikel te noemen, daar ETIM niet enkel gaat over de bouwsector.


                                                            In het ESS heeft de kolom Materiaal (PBS) de mogelijkheid, om zowel merkloos als merk gebonden, invulling te geven aan de Technische Oplossing.


                                                            Bouwverzekeringen

                                                            In de UAV 2012 staat:


                                                            Paragraaf 43b. Verzekering

                                                            1. Tenzij het bestekboek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.
                                                            2. Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan, worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestekboek gehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.


                                                            In de UAV gc staat:


                                                            HOOFDSTUK 13 ZEKERHEIDSTELLING, VERZEKERING


                                                            Paragraaf 39 Verzekering

                                                            1. Tenzij in de Vraagspecificatie anders is bepaald,dient de Opdrachtnemer verzekeringen aan te gaan waarin de Opdrachtgever als medeverzekerde is opgenomen, een en ander voorzover dit naar de aard en de omvang van het Werk en van het Meerjarig Onderhoud nodig en gebruikelijk is. Het bestaan en de inhoud van de vorenbedoelde verzekeringen zijn aan de acceptatieprocedure van § 23 onderworpen, indien en voorzover dat in het acceptatieplan is vastgelegd.
                                                            2. Indien de Opdrachtgever verzekeringen in verband met het Werk en/of het Meerjarig Onderhoud is aangegaan of zal aangaan, worden de condities daarvan aan de Vraagspecificatie gehecht en zorgt de Opdrachtgever ervoor dat de Opdrachtnemer zo spoedig mogelijk schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van de vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.


                                                            Er zijn diverse soorten bouwverzekeringen, zeker door toedoen van geintegreerde contractvormen, zoals:

                                                            1. CAR-verzekering, Construction Allrisk verzekering, een schadeverzekering die schade dekt ontstaan gedurende het bouwen, oprichten, construeren en monteren van (bouw)werken. Ook wel montageverzekering genoemd;
                                                            2. DIC verzekering, Difference In Conditions. Indien een opdrachtgever zelf een CAR-verzekering sluit voor het werk, meldt de opdrachtnemer het werk bij zijn eigen verzekering af. Omdat de door de opdrachtgever afgesloten verzekering nooit volledig hetzelfde dekt als de verzekering die de opdrachtnemer normaal gesproken afsluit, worden de verschillen afgedekt middels een DIC-verzekering.
                                                            3. PI-verzekering, Professional Indemnity Insurance of Bouw Ontwerp Verzekering (BOV). De aansprakelijkheidsverzekering voor de ontwerpende opdrachtnemer, BOV/PI, verzekert de opdrachtnemer tegen aansprakelijkheid voor schade aan een (bouw)werk, herstelkosten door gebreken in het (bouw)werk en de financiële gevolgschade die het gevolg is van fouten in een ontwerp waarvoor de opdrachtnemer aansprakelijk is.
                                                            4. WA-verzekering, een wettelijke aanspakelijksverzekering;
                                                            5. VGV verzekering, een lange termijn verzekering die afgesloten wordt op een bouwwerk. De VGV dekt doorgaans alle bij de oprichting van het bouwwerk betrokken partijen voor minimaal de constructieve gebreken, die bij oplevering van het bouwwerk nog niet bekend waren en die zich binnen 10 jaar na oplevering van het bouwwerk manifesteren.


                                                            Bouwwerk

                                                            Conform de NEN 2660, uitwisseling van informatie binnen de gebouwde omgeving: "Gebouwd (geconstrueerd) object dat invulling geeft aan een gevraagde (huisvestings) functie. Hiermee worden gebouwde of te bouwen constructies aangeduid die één geheel vormen en een specifieke functie vervullen, bijvoorbeeld een woonfunctie."


                                                            De definities in het kader van de CPR, de Europese productenverordening (CE-markering): "Elk product of kit dat wordt vervaardigd en in de handel wordt gebracht om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen ervan en waarvan de prestaties gevolgen hebben voor de prestaties van het bouwwerk met betrekking tot de fundamentele eisen voor bouwwerken".


                                                            Bouwwerk

                                                            Conform de NEN 2660,uitwisseling van informatie binnen de gebouwde omgeving: "Gebouwd (geconstrueerd) object dat invulling geeft aan een gevraagde (huisvestings) functie. Hiermee worden gebouwde of te bouwen constructies aangeduid die één geheel vormen en een specifieke functie vervullen, bijvoorbeeld een woonfunctie."



                                                            De definities in het kader van de CPR, de Europese productenverordening (CE-markering): "Elk product of kit dat wordt vervaardigd en in de handel wordt gebracht om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen ervanen waarvan de prestaties gevolgen hebben voor de prestaties van het bouwwerk met betrekking tot de fundamentele eisen voor bouwwerken".


                                                            Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.


                                                            Bouwwerkinstallatie

                                                            Eenbouwwerkinstallatieis, conform bijlage I van het Bbl,een voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan noodzakelijke voorziening van niet-bouwkundige aard.


                                                            Breakdown structuren (#BS)

                                                            Het in Nederland veelvuldig gebruikte woord voor een breakdown structure is "boom" waarin een decompositie of aggregatie van zaken kan worden gevisualiseerd. Naast de bekende bomen vanuit Systems Enigineering (SE) kan men ook andere bomen bedenken waardoor er een lijst ontstaat zijnde:


                                                            1. SBS: Objectenboom; de decompositie van de gemodelleerde objecten;
                                                            2. FBS: Functieboom; de decompositie van de doel en doelstellingseisen, wat moet het kunnen, de functionele eisen;
                                                            3. RBS: Requirements, eisenboom, de prestatie eisen, in woord, getal en beeld;
                                                            4. PBS: Productenboom of middelenboom (functievuller) als onderdeel van de technische oplossing;
                                                            5. WBS: Activiteitenboom; de activiteiten of taken (arbeid) als onderdeel van de technische oplossing;
                                                            6. OBS: Organisatiestructuur, voor sortering van zaken naar werkpakketten en technieken/ambachten/werksoorten (onderaannemers);
                                                            7. CBS, Kostenstructuur, ten behoeve van de (project)kosten;
                                                            8. RiskBS: Risicostructuur, het risico;
                                                            9. Arbo: Risicostructuur, RI&E;
                                                            10. Middelenstructuur: Wie werken er aan het project, de resources;
                                                            11. PSBS: De projectstadia of fasenboom (zelf bedacht), de benoeming van een fase binnen het gehele proces in combinatie met het detailniveau, Level of Information Need;
                                                            12. CBS: Conditieboom, technische conditie (conditiescore) en niet technische conditie (reinheid en beeldkwaliteit);
                                                            13. TBS: Testboom en toetsboom, de gekozen (meet)methode en het meetgerei, het verifiëren of testen en valideren of toetsen.


                                                            In het ESS kunnen bomen onderling worden gekoppeld, daar waar nodig of aangereikt. Door bomen onderling te koppelen onstaan er triples, hiermee wordt metadata kennisdata, als onderdeel van LinkedData. Het totaal van onderlinge koppelingen noemen we een spin.


                                                            Branche of beroepsvereniging, gilde en bond

                                                            Een brancheorganisatie is:

                                                            1. Is een bundeling van meerdere bedrijven uit één branche in een vereniging of stichting;
                                                            2. Is een bundeling van meerdere bedrijven uit diverse branches in een vereniging of stichting zoals een ondernemersvereniging.
                                                            3. Kan zijn aangesloten bij een koepel.

                                                             

                                                            Een beroepsvereniging is;

                                                            1. Een organisatie die bestaat uit een groep mensen met eenzelfde soort opleiding of beroep. Beroepsverenigingen behartigen de belangen van hun leden en zorgen dat een aantal zaken collectief wordt geregeld. Ze hebben daarbij verschillende taken. Zo kunnen ze de kwaliteit van opleidingen beoordelen, contact onderhouden met zorgverzekeraars en zorgdragen voor meer bekendheid van een beroep. Ook organiseren de meeste beroepsverenigingen informatiedagen en bijeenkomsten voor hun leden. Verder hebben de meeste beroepsverenigingen een klachtenfunctionaris en geschillencommissie waar de leden gebruik van kunnen maken.
                                                            2. Kan zijn aangesloten bij een overkoepelende bond.

                                                             

                                                            Gilden

                                                            Gilden zijn een soort beroepsverenigingen: In de middeleeuwen sloten veel mensen zich aan bij een 'gilde'.. Er was er een voor barbiers, voor manemakers, voor bakkers. Alleen mocht lang niet iedereen lid worden van zo'n gilde en om toegelaten te worden moest je een 'meesterproef' doen. Een gilde is een beroepsgroep of beroepsvereniging die als fenomeen opkwam in de Middeleeuwen en bestaan heeft tot in de achttiende eeuw. Gildes waren bedoeld om kennis en ervaring te delen. Personen met hetzelfde beroep volgden via het gilde een opleiding en werden zo vakmensen. Ook kwam een gilde op voor de belangen van de leden: een gilde had dikwijls een spaarpot voor bijvoorbeeld zieken en bood zo een vorm van sociale zekerheid. De gilden kunnen in die zin beschouwd worden als een soort voorloper van de vakbond. Wie in een stad een bepaald vak uit wilde oefenen, ging – vaak op jonge leeftijd – als ‘gezel’ in de leer bij een gildemeester. Na een opleiding van gemiddeld vijf tot negen jaar, kon de gezel als hij geoefend genoeg was een ‘meesterproef’ afleggen. Na het succesvol afleggen van de meesterproef trad hij als vakman toe tot de gilde en mocht hij een eigen bedrijf beginnen. De gilden hadden in de stad het monopolie op de productie van goederen. Ook stelde een gilde de prijzen vast. Door dit monopolie konden gilden de prijzen hoog houden en voorkwamen ze concurrentie tussen de gildeleden. Daardoor kon er op vrij grote schaal gewerkt worden. Nadelen van het gildemonopolie waren het feit dat de prijzen van producten kunstmatig hoog konden werden gehouden en een gebrek aan concurrentie tot kwaliteitsverlies kon leiden.

                                                             

                                                            Variant op de gilde

                                                            Al in de tijd van de Romeinen bestonden er gilden, de zogenoemde collegia. De collegia kunnen beschouwd worden als een soort voorlopers van de gilden. Anders dan de gilden in de Middeleeuwen, was toetreding tot collegia niet verplicht, maar een vrijwillige keuze. Verder regelden deze collegia niet de concurrentie tussen de gildeleden door prijscontrole.

                                                             

                                                            Vanaf het einde van de achttiende eeuw raakten de gilden in verval. In 1798 werden de eerste opgeheven. In Nederland gebeurde dit voor het eerst in 1798 tijdens de Bataafse Republiek. In de jaren die daarna volgden werden de gilden verschillende keren afgeschaft en weer in ere hersteld. Ten slotte werden ze definitief afgeschaft door het net nieuwe Koninkrijk in 1818. Twee jaar later werd wettelijk bepaald dat de overgebleven gildekassen en andere bezittingen van de gilden toekwamen aan de stadsbesturen.

                                                             

                                                            Vanaf het einde van de negentiende eeuw kwamen er vakbonden op, waarvan de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDV) uit 1894 meestal beschouwd wordt als eerste echte vakbond. Aanvankelijk waren vakbonden verboden, maar in de twintigste eeuw werden ze toegestaan. Vakbonden komen net als de gilden op voor de belangen van hun leden en vormen in sociaal opzicht een vangnet.

                                                             

                                                            Brandcompartiment (Bbl)

                                                            Gedeelte van een of meer bouwwerken bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand.

                                                            Brandvoorschriftengebied (Bbl)

                                                            Brandvoorschriftengebied als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.

                                                            Brandweerlift (Bbl)

                                                            Lift die met een eenvoudige handeling ter beschikking van de brandweer kan worden gesteld voor het vervoer van materieel en manschappen.

                                                            BREEAM

                                                            BREEAM staat voor "Building Research Establishment Environmental Assessment Method". Het is een beoordelingsmethode en certificeringssysteem dat wordt gebruikt om de duurzaamheid van gebouwen te beoordelen en te certificeren. BREEAM is ontwikkeld door het Building Research Establishment (BRE) in het Verenigd Koninkrijk en wordt wereldwijd erkend als een van de meest vooraanstaande beoordelingsmethoden voor duurzaam bouwen. De BREEAM-NL methode is specifiek gericht op de Nederlandse wet- en regelgeving, praktijkrichtlijnen en bouwpraktijk en kan zowel bij nieuwbouw als bij renovatie worden aangewend. Dutch Green Building Council (DGBC) is een onafhankelijke stichting die het BREEAM-NL duurzaamheidkeurmerk beheert voor Nederlandse gebouwen en gebieden.

                                                            Het doel, de functie, van BREEAM is zoals gezegd om de duurzaamheid van gebouwen te beoordelen aan de hand van verschillende criteria, waaronder energiegebruik, watergebruik, materialen, afvalbeheer, ecologie, vervuiling, transport, gezondheid en welzijn, en managementprocessen, waaraan prestatiecriteria zijn gekoppeld. Gebouwen worden beoordeeld op basis van hun prestaties in deze verschillende categorieën, waarbij punten worden toegekend voor het voldoen aan bepaalde duurzaamheidsstandaarden. BREEAM-certificering wordt toegekend op verschillende niveaus, variërend van "Pass" tot "Outstanding", afhankelijk van de totale prestatiescore behaald door het gebouw tijdens de beoordeling. Het certificeringsproces omvat een onafhankelijke beoordeling door gekwalificeerde BREEAM-assessoren die de prestaties van het gebouw evalueren en een rapport opstellen.

                                                            BREEAM-certificering wordt wereldwijd gebruikt en heeft een aanzienlijke impact gehad op de manier waarop gebouwen worden ontworpen, gebouwd en beheerd. Het stimuleert de implementatie van duurzame bouwpraktijken en draagt bij aan het verminderen van de ecologische voetafdruk van gebouwen en het bevorderen van een gezondere leefomgeving.


                                                            Binnen het BREEAM-certificeringssysteem worden gebouwen beoordeeld op verschillende niveaus op het gebied van duurzaamheid. Hieronder volgt een uitleg van de verschillende BREEAM-niveaus:


                                                            1. Pass (Pass): Dit prestatieniveau geeft aan dat het gebouw voldoet aan de basisvereisten voor duurzaamheid volgens BREEAM. Het voldoet aan een minimumniveau van de prestatie-eisen van duurzaamheid, maar heeft mogelijk nog ruimte voor verbetering;

                                                            2. Good (Goed): Gebouwen op dit niveau tonen een bovengemiddeld prestatieniveau van duurzaamheid. Ze hebben significante inspanningen geleverd om te voldoen aan de duurzaamheidsstandaarden van BREEAM en hebben mogelijk verschillende duurzame kenmerken en praktijken geïmplementeerd;

                                                            3. Very Good (Zeer goed): Gebouwen op dit prestatieniveau laten een aanzienlijk hoger prestatieniveau van duurzaamheid zien. Ze hebben uitgebreide maatregelen genomen om de impact op het milieu te verminderen en hebben mogelijk geavanceerde duurzame technologieën en ontwerpprincipes geïntegreerd;

                                                            4. Excellent (Uitstekend): Dit prestatieniveau vertegenwoordigt een uitzonderlijk hoog niveau van duurzaamheid. Gebouwen op dit niveau zijn voorlopers op het gebied van duurzaam bouwen en hebben mogelijk innovatieve oplossingen geïmplementeerd die verder gaan dan de standaardpraktijken;

                                                            5. Outstanding (Uitmuntend): Dit is het hoogste prestatieniveau van BREEAM-certificering en vertegenwoordigt buitengewone prestaties op het gebied van duurzaamheid. Gebouwen op dit niveau zijn toonaangevend in de industrie en hebben mogelijk een aanzienlijke positieve impact op het milieu en de maatschappij.


                                                            De niveaus zijn gebaseerd op het totale aantal punten dat een gebouw behaalt tijdens de BREEAM-beoordeling. Hoe hoger het aantal behaalde punten, hoe hoger het niveau van certificering. BREEAM-certificeringen op hogere prestatieniveaus vereisen doorgaans meer inspanningen, investeringen en toewijding aan duurzame praktijken van de kant van de gebouweigenaar en het ontwerpteam.


                                                            Vastgoedprojecten, het gerealiseerde gebouw en bouwkavel beoordeel je in de ontwikkel- en opleverfasen, op basis van onderwerpen in de volgende categorieën:


                                                            1. Management;
                                                            2. Gezondheid;
                                                            3. Energie;
                                                            4. Transport;
                                                            5. Water;
                                                            6. Materialen;
                                                            7. Afval;
                                                            8. Landgebruik en ecologie;
                                                            9. Vervuiling.


                                                            Het systeem kent 3 typen nieuwbouw, de scoop:


                                                            1. Volledig gebouw;
                                                            2. Casco;
                                                            3. Casco en centrale installaties.


                                                            Een volledige beoordeling omvat in ieder geval de onderdelen uit tabel 1 van NL/SfB, de zogenaamde elementenmethode, welke in Nederland de meest gebruikte methode voor de classificatie van elementen in de bouwsector is. Een vinkje in de kolom ‘Volledig gebouw’ betekent dat het element binnen het algehele kader (scope) van BREEAM-NL Nieuwbouw valt. Beoordeel je een project volgens type ‘volledig gebouw’, dan zijn alle criteria in deze scope in de te gebruiken Beoordelingsrichtlijn "BREEAM-NL Nieuwbouw 2020" van toepassing. 


                                                            Een doel of doelstelling (functie-eis) is bijvoorbeeld:


                                                            Het stimuleren van bouwprojecten in de nabijheid van lokale voorzieningen waardoor files en transport gerelateerde emissies worden gereduceerd.


                                                            De verifieerbare criteria (prestatie eisen) om hieraan kunnen voldoen zijn:


                                                            1. Er zijn tenminste drie basisvoorzieningen aanwezig binnen een loopafstand van 500 meter vanaf de hoofdingang van het gebouw.
                                                            2. Minimaal één van de overige voorzieningen is aanwezig binnen een loopafstand van 500 meter vanaf de hoofdingang van het gebouw.


                                                            BREEAM kan dus in het ESS zowel terugkomen in de:


                                                            1. Objecten boom (SBS), zijnde de de hoofdingang van het gebouw (object gekoppeld aan de Locatieparameters);
                                                            2. Functieboom (FBS), de functie(s), zoals meegenomen in het ontwerp, desgewenst geprioriteerd (MoSCoW), door wie en het gewicht;
                                                            3. Eisenboom (RBS), de prestatie-eisen waaraan het  moet voldoen tijdens de oplevering, desgewenst geprioriteerd (MoSCoW), door wie en het gewicht;
                                                            4. Risicoboom, optioneel, met generiek risico's en arbo technische risico, door wie.
                                                            5. Technische Oplossing(en), gefaseerd (met welk detailniveau) vervat in een technische omschrijving (detailniveau) tot een (materiegerichte) werkbeschrijving (detailniveau) alsmede parallel (iteratief) in een 3D-model. Desgewenst geprioriteerd (MoSCoW), door wie en het gewicht;
                                                            6. Bouwdelen of productenboom (PBS), Desgewenst geprioriteerd (MoSCoW), door wie en het gewicht;
                                                            7. Conditieboom, optioneel, de staat van de uitgevoerde of nog uit te voeren technische Oplossing
                                                            8. Verificatie- en validatie, met name door de BREEAM assessoren, door wie en het gewicht.


                                                            Briefbuilder

                                                            Briefbuilder is een krachtige tool vooreisenmanagementin de bouwindustrie, de AEC sector.Het acroniemAEC staat voor Architecture, Engineering, and Construction, de pijlers die gezamenlijk onze gebouwde omgeving vormgeven:


                                                            1. Architecturebepaalt de visie en creëert ontwerpen die esthetiek en functionaliteit in evenwicht brengen. Architecten conceptualiseren structuren en vormen de blauwdruk voor wat er gebouwd gaat worden;
                                                            2. Engineering pakt deze ontwerpen op en zorgt voor hun veiligheid en haalbaarheid.Engineersbrengen de visie tot leven, waarbij structurele integriteit en technische aspecten worden aangepakt die cruciaal zijn voor de uitvoering;
                                                            3. Constructionis de realisatie van deze plannen.Constructionprofessionals, gewapend met de architectonische visie en technische blauwdrukken, voeren de fysieke creatie van constructies uit.


                                                              AEC is een gezamenlijke inspanning waarbij architecten ontwerpen, ingenieurs verfijnen en aannemers ideeën omzetten in tastbare structuren. Deze industrie is verantwoordelijk voor het creëren en onderhouden van de kritieke infrastructuur van ons land, van gebouwen tot wegen.


                                                              Eisenmanagement helpt bij het voorkomen van faalkosten en kwaliteitsproblemen doordat eisen, en eventuele wijzigingen daarin, eenduidig worden vastgelegd doordat eisen gekoppeld zijn.Briefbuilder streeft ernaar om eisenmanagement een integraal onderdeel van elk bouwproject te laten zijn. De stappen hierbij zijn:


                                                              Stap 1: Eisenanalyse

                                                              De eisen van een moeten eerst geanalyseerd worden. In deze analyse wordt onder andere bekeken of de eisen duidelijk zijn, risico’s met zich meebrengen en of dat lacunes in het eisenpakket zitten (SMART). In BriefBuilder worden de eisen opgenomen hetgeen de meest optimale eisenanalyse oplevert.


                                                              Stap 2: Eisen toewijzen

                                                              In de meeste projecten is een veelheid aan partijen betrokken die ieder hun eigen verantwoordelijkheden en taken hebben met betrekking tot de eisen. BriefBuilder kan gebruikt worden omper eis vast te leggen wie er verantwoordelijk voor is en welke verificaties die partij daarvoor moet uitvoeren.


                                                              Stap 3: Aanvullende eisen

                                                              Er kan besloten worden om de klanteisen (KES) uit te breiden met aanvullende (interne) eisen. Zo staan er bijvoorbeeld in handboeken van aannemers beschreven dat en hoe zij voldoen aan veiligheidsvoorschriften. Dergelijke informatie kan als aanvullende eis(en) vastgelegd worden in BriefBuilder, zodat ook deze eisen zichtbaar geverifieerd worden. Hetzelfde geldt voor eisen uit wet- en regelgeving en marktconforme eisen.


                                                              Stap 4: Eisenbeheer

                                                              Wanneer alle eisen integraal in BriefBuilder zijn vastgelegd, vormt dit een goede basis voor het beheer van de eisen. Alle wijzigingen wordentraceerbaar vastgelegd. Er kan eenvoudig bekeken worden welke eisen er allemaal gewijzigd zijn en wie de wijziging heeft doorgevoerd. Zo is er voor iedereen en altijdduidelijk wat er gemaakt moet worden.


                                                              Stap 5: Testen

                                                              Elke eis in BriefBuilder kan voorzien worden van eentest. In een test wordt aangegevenhoe de eis gecontroleerd moet worden. Daarbij wordt vastgelegdwie er verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de test (verificatie), volgens welke methode er getest moet worden, welke bewijslast er aangeleverd moet worden en wat de status van de test is. Tijdens de daadwerkelijke verificatie kunnen uitkomsten en opmerkingen toegevoegd worden. Een eis kan ook meerdere malen, in verschillende fasen, getoetst worden. Er ontstaat een testplan dat helpt om zeer gestructureerd en transparant te controleren of partijen daadwerkelijk leveren wat er gevraagd is. Daarmee is BriefBuilder een instrument dat naadloos past bij wet kwaliteitsborging (WKB);


                                                              Koppeling met BIM

                                                              Bovendien is een koppeling tussen BriefBuilder en het 3D model mogelijk. Eisen kunnen vanuit BriefBuilder geëxporteerd worden naar een 3D model. Eisen worden in BriefBuilder expliciet vastgelegd en niet als document of tekst. Dat zorgt ervoor dat bijvoorbeeld een ruimte al een object is voorzien van diverse kenmerken. Een van die kenmerken is een unieke URL naar het desbetreffende object in BriefBuilder. Zo zijn alle eisen ook in het 3D-model direct voorhanden.

                                                              Met de Revit-add-in kan numerieke informatie tussen 3D-model en BriefBuilder automatisch getoetst worden. Daarmee kan gecontroleerd worden of bijvoorbeeld alle ruimten in het ontwerp verwerkt zijn, of getekende oppervlaktes kloppen met de gevraagde, of alle gevraagde wandcontactdozen ingetekend zijn en of meubilair goed verwerkt is in de tekeningen.


                                                              BRK

                                                              De Basisregistratie Kadaster (BRK) bevat informatie over:


                                                              1. Percelen;
                                                              2. Eigendom;
                                                              3. Hypotheken;
                                                              4. Beperkte rechten (zoals recht van erfpacht, opstal en vruchtgebruik);
                                                              5. Leidingnetwerken.


                                                              Daarnaast staan er kadastrale kaarten in met:


                                                              1. Perceel:
                                                                1. Adres:
                                                                  1. Straatnaam;
                                                                  2. Huisnummer;
                                                                  3. Postcode;
                                                                  4. Plaats.
                                                              2. Perceelnummer/kadastrale aanduiding:
                                                                1. Code, welke kan bestaan uit hoofdletters en cijfers, de Kadastrale gemeente;
                                                                2. Letter, de Sectie;
                                                                3. Nummer
                                                              3. Oppervlakte;
                                                              4. Kadastrale grens;
                                                              5. De grenzen van:
                                                                1. Het rijk;
                                                                2. De provincies;
                                                                3. Gemeenten.


                                                              Deze gegevens kunnen onderdeel zijn (attributen en property) van de IFC entiteiten IfcBuilding, IfcSite en IfcProject.


                                                              BRL

                                                              Een veel gebruikte afkorting voor het woord beoordelingsrichtlijn is BRL. In de BRL wordt beschreven aan welke technische en organisatorische eisen een organisatie / product moet voldoen om in aanmerking te komen voor een (product of proces) certificaat. Deze beschrijvingen worden uitgewerkt in protocollen.

                                                              Een beoordelingsrichtlijn (BRL) is een document dat informatie bevat voor de beoordelingvan een bepaald product, bouwproces, of dienst. De opgenomen eisen kunnen betrekking hebben op zowel het privaatrecht (kwaliteitseisen van de markt) als het publiekrecht (eisen van de overheid). Een BRL is dan ook de basis voor de afgifte en het behoud van een certificaat.


                                                              Bruto-vloeroppervlakte (Bbl)

                                                              Bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

                                                              BTW

                                                              Btw is de afkorting vanbelastingtoegevoegdewaarde en wordt ook wel omzetbelasting genoemd. Dit is een belasting die men o.a. moet betalen aan de aannemer voor zijn geleverde inspanning. Deze omzetbelasting wordt vervolgens door hem afgedragen aan de overheid. Er zijn verschillende belastingtarieven, 21-9-0%, waarbij het algemene Btw-tarief 21% is. In een aantal gevallen betaalt niet de aannemer maar de opdrachtgever zelf de omzetbelasting aan de belastingdienst. In dat geval wordt de btw verlegd via de verleggingsregeling en krijgt de opdrachtgever een zogenaamde 0-factuur waarop expliciet staat BTW VERLEGD. Daarnaast vermeld de aannemer het btw-identificatienummer van de opdrachtgever op de factuur. Het btw-identificatienummer is het nummer met een landcode ervoor, bijvoorbeeld ‘NL’.


                                                              Onder meer de UAV 2012 laten open hoe de aannemingssom verrekend moet worden tussen partijen.


                                                              Paragraaf 40. Betaling


                                                              Lid 1

                                                              Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemer toekomende bedrag is het saldo, gevormd door de aannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met hetgeen overigens aan of door hem ter zake van de overeenkomst verschuldigd is.

                                                              Lid 2

                                                              Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeft op betaling in termijnen, heeft met het oog op het verschijnen van een betalingstermijn opneming van het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats.


                                                              Paragraaf 41 Omzetbelasting


                                                              Lid 1

                                                              De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting is niet begrepen in de tussen opdrachtgever en aannemer overeengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen, doch het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijn prijsopgaven afzonderlijk vermeld.

                                                              Lid 2

                                                              De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting.

                                                              Lid 3

                                                              De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting voor zover deze van de opdrachtgever wordt geheven.

                                                              Lid 4

                                                              De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge de overeenkomst toekomt geschiedt met inachtneming van bedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen; de berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden omzetbelasting geschiedt afzonderlijk.

                                                              Lid 5

                                                              De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemer geschiedt gelijktijdig met de ter zake van het werk aan hem te verrichten betalingen.


                                                              Conform de UAV 2012 zou je met de wetenschap dat het BTW tarief op korte termijn zou kunnen stijgen, bij de contractvorming daarvoor, kunnen regelen dat er in 1 termijn, vooraf aan de BTW verhoging, wordt betaald of een variant daarop bij betaling in meerdere termijnen. Daar heeft de fiscus ooit een stokje voor gestoken. Thans is niet de datum van betaling van belang, wat de UAV 2012 in paragraaf 41, lid 5 wel suggereert, maar het moment van de belaste prestatie die wordt verricht. Vooruitbetaling mag dus wel maar de BTW daaraan koppelen niet, met riskeert dan een navordering tot bijbetaling en wellicht een boete. Ook een afspraak tussen partijen om de btw-verhoging niet door te berekenen, is derhalve ongeldig


                                                              (Btw-)verleggingsregeling (WKA)

                                                              Deze houdt in dat bij onderaanneming en uitlening van personeel de heffing van btw wordt verlegd ( de onderaannemer of de uitlener) naar degene die de prestatie afneemt (aannemer of de inlener).


                                                              Buitenriolering en drainage (STABU-STANDAARD)

                                                              Het hoofdstuk Buitenriolering en drainage betreft het geheel van leveranties en werkzaamheden, nodig voor het in het werk brengen en bedrijfsgereed maken van buiten het gebouw gelegen leidingen en goten, putten en afscheiders voor het afvoeren en behandelen van afval-, hemel- en grondwater.

                                                              Buitenruimte (Bbl)

                                                              Een woonfunctie heeft een rechtstreeks bereikbare buitenruimte. Een woonfunctie heeft een niet-gemeenschappelijke buitenruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 4 m² en een breedte van ten minste 1,5 m, die rechtstreeks bereikbaar is vanuit een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van die woonfunctie.

                                                              In afwijking van het eerste lid kan bij een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m² de buitenruimte gemeenschappelijk zijn als de vloeroppervlakte aan buitenruimte ten minste 1 m² per op die buitenruimte aangewezen woonfunctie bedraagt, met een minimum van 4 m² en een breedte van ten minste 1,3 m. De buitenruimte is rechtstreeks vanuit de woning bereikbaar of via gemeenschappelijke ruimten.

                                                               

                                                              BUP

                                                              Soms kan het binnen een BIM project best lastig zijn om helder te krijgen wie wat precies gaat doen. Om een BIM project snel en efficiënt te laten verlopen, is het verstandig van tevoren een BIM uitvoeringsplan (BUP) op te stellen. In een BIM uitvoeringsplan staan de ‘spelregels’ van het project. Door van tevoren spelregels op te stellen creëert u duidelijkheid en zorgt u ervoor dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen. U kunt het BIM uitvoeringsplan als het ware vergelijken met een handleiding voor een gezelschapsspel. De handleiding moet ervoor zorgen dat iedereen het ‘spel’ goed begrijpt en speelt met dezelfde regels.



                                                              Het BIM UitvoeringsPlan (BUP) bevat de afspraken die opdrachtgever en opdrachtnemer(s) onderling moeten maken om te komen tot een succesvol BIM-project. dat is het doel. De afspraken dienen om te kunnen voldoen aan de vastgestelde doelen, wensen, ambities, informatiebehoeften en levermomenten.

                                                              Het BUP wordt meestal ingevuld en bijgehouden door de BIM-regisseur, die nauw samenwerkt met de BIM-coördinatoren binnen het projectteam. Gezamenlijk borgen zij de afspraken in het BUP. Het Model BUP is daarbij sterk gericht is op de praktische toepasbaarheid van 3D modellen. Het BUP is niet te verwarren met een BIM-protocol.


                                                              Volgens de NEN EN ISO 19650-2, de internationale norm voor informatiemanagement in BIM-projecten, moet u idealiter een eerste, globale versie van het BUP bij de tenderstukken, c.q. de offerte voegen die u als opdrachtnemende partij uitbrengt aan de opdrachtgever. Er is dan gelegenheid om de afspraken over bijvoorbeeld in te zetten informatiestandaarden, informatieleveringen, methoden en procedures goed met de opdrachtgever af te stemmen voordat de contracten worden gesloten.

                                                              Om u te helpen met het opstellen van een BIM Uitvoeringsplan én om meer eenheid in documenten te verkrijgen, biedt het digi-GO BIM Loket het “Model BIM Uitvoeringsplan” (BUP) aan. Dit model kunt u gebruiken als templatevoor uw eigen, projectspecifieke BUP. De KPCV Taakgroep Digitale Ontwikkelingen heeft Aanbevelingen BIM opgesteld, die u in overweging kunt nemen bij de inhoudelijke invulling van het BUP. En denk ook eens aan toepassing van dekennis scansom na te gaan of alle ontwerpteamleden zich voldoende bewust zijn van hun invloed op de constructieve veiligheid.

                                                              In een BIM uitvoeringsplan (BUP), een levend document, staan afspraken over:

                                                              1. Doelen en toepassingen; denk aan het vaststellen van wat uw uiteindelijk met het model wilt gaan doen. Gebruikt u het voor:
                                                                1. ‘beheer en onderhoud’;
                                                                2. voor de calculatie;
                                                                3. Facility;
                                                                4. Domotica/smart
                                                                5. Materialenpaspoort
                                                              2. Fasering:
                                                                1. voorontwerp;
                                                                2. definitief ontwerp;
                                                                3. technisch ontwerp;
                                                                4. uitvoeringsgereed;
                                                                5. uitvoering.
                                                              3. 3D-modelleren; denk aan afspraken over:
                                                                1. welke informatie er per fase in de 3D-modellen moet komt en afspraken;
                                                                2. over 0-punten en P-sets voor de eventuele IFC-modellen.
                                                              4. Communicatie;
                                                                1. wie doet wat;
                                                                2. wie is waar verantwoordelijk voor?
                                                              5. Taken en verantwoordelijkheden; denk aan een lijst met de:
                                                                1. contactgegevens;
                                                                2. BIM-rollen.
                                                                3. Wie en waarvoor Verantwoordelijkheden;
                                                                4. Organogram met wie waarvoor verantwoordelijk is.
                                                              6. Informatieleveringen; denk aan een gedetailleerde engineeringsplanning waarin:
                                                                1. de stappen van de cyclus zijn opgenomen.


                                                              Zou je analoog aan de BUP ook een SUP kunnen maken, een Specificatie Uitvoerings Plan.


                                                              Calculatie

                                                              Calculatietermen zijn:

                                                              1. Schatting: estimate;
                                                              2. Raming, een ruwe berekening: estimate;
                                                              3. Begroting: budget;
                                                              4. Calculatie: calculation;
                                                              5. Bouwkosten: construction costs.


                                                              Net als bij het modelleren van het 3D model, de visualisatie, kan ook de specificatie en calculatie een bepaalt detailniveau hebben passend bij de fase waarin het project is ingedeeld.Er bestaat namelijk een belangrijke relatie tussen de fase waarin een project zich bevindt, de scope en het detailniveau van de raming of begroting. Iedere gedefinieerde of zelf bepaalde fase vraagt om een raming waarin de accenten liggen op de details die bij die specifieke fase horen en die aansluiten op die benodigde besluitvorming van dat moment. Een kostenraming is onderdeel van de afweging bij het identificeren en oplossen van een probleem (verkenning), maar ook voor het bepalen van het budget in de aanloop tot realisatie of voor de expoitatie.


                                                              Een Work Breakdown Structure (WBS) is meestal de basis voor zowel de planning als de raming. Opvallend is wel dat het WBS wordt genoemd, maar in de praktijk heel vaak een Product Breakdown Structure (PBS) is, waarbij elk product ook wordt voorzien van een Product Description. Dicht tegen Prince2 aan dus.


                                                              Je kunt op diverse manieren begroten:

                                                              1. Begroten gebaseerd op factoren. Op het moment dat er een idee of plan is ontstaan voor een nieuw project, dan is een grove inschatting van de kosten nodig om te bepalen of dat project haalbaar en realistisch is. Op dat moment is het nog niet nodig om veel tijd te steken in een projectontwerp en van daaruit een begroting te maken. Vaak kun je volstaan met een vergelijking met eerder gerealiseerde projecten.

                                                                Als je in het verleden soortgelijke projecten hebt uitgevoerd, hoef je enkel nog rekening te houden met eventuele verschillen in capaciteit, locatie en projectspecifieke afwijkingen. Met behulp van één of meerdere kostenfactoren, kun je veel van die verschillen meenemen in de initiële begroting.

                                                              2. Parametrisch begroten. Betreft het analyseren van projectdata, zoals kosten en technische specificaties, om kostendrijvers te identificeren en van daaruit kostenmodellen te ontwikkelen. De essentie van deze methode is het vinden van een correlatie tussen kosten en manuren enerzijds en projectparameters anderzijds. Dit resulteert in een aantal formules, ook wel kostenrelaties genoemd. Deze kunnen gebruikt worden om de verschillende onderdelen van een kostenraming op te stellen. Parametrisch begroten maakt vaak gebruik van regressieanalyse (zowel lineair als non-lineair) om de meest geschikte algoritmes te bepalen voor een kostenmodel.

                                                              3. Gedetailleerdebegroting ofcalculatie. Wordtgebruikt kort voorafgaand aan de uitvoering van het project,wordt een inschatting gemaakt van de totale kosten op het niveau van werkorders en individuele activiteiten. Deze kostbare en tijdrovende manier van ramen heeft veel weg van werkvoorbereiding. Om zinvol te zijn, vereist deze methode een goede kennis van het project en de benodigde werkzaamheden, evenals een redelijk gedetailleerde definitie van het project.

                                                              4. Deterministisch of probabilistisch begroten. Het verschil tussen deze twee methoden is de wijze waarop wordt omgegaan met de post ‘onvoorzien’. De bepaling van alle andere onderdelen van de raming, gebeurt op basis van aantallen maal prijs.

                                                                In het geval van deterministisch ramen, wordt de onzekerheid die met een project gemoeid gaat, ingeschat op basis van ervaring en de nacalculaties van voorgaande projecten. Die inschatting bepaald de hoogte van de post onvoorzien.

                                                                Probabilistisch ramen heeft een meer gedetailleerde benadering hiervan: voor iedere kostenpost wordt een inschatting gemaakt van de onzekerheden, de waarde daarvan en het risico. De som van deze onzekerheden, vormt de post onvoorzien. Bijzondere gebeurtenissen zijn onzekerheden binnen het project die geen deel uitmaken van de onvoorziene bepaling en kunnen meegenomen worden als management reserve. Ondanks de verschillende aanpak, is geen van de twee methoden per definitie nauwkeuriger dan de ander.


                                                              Begrippen:

                                                              1. ABK, Algemene bouwplaatskosten zijn kosten die direct samenhangen met het bouwproject, maar geen direct verband hebben met de onderdelen van het bouwobject. De ABK zijn kosten van voorzieningen, productiemiddelen en daaraan verbonden arbeid die in het project worden gebruikt, niet direct aan onderdelen van het bouwobject kunnen worden toegerekend en die niet in het project achterblijven;
                                                              2. AK, Algemene kosten omvatten alle indirecte kosten die op grond van het ontbreken van een (direct of indirect) verband met het bouwwerk, dan wel uit overwegingen van praktische doelmatigheid, niet aan bouwwerken kunnen worden doorberekend;
                                                              3. BBK, Bijkomende kosten zijn kosten die betrekking hebben op voorbereiding en begeleiding;
                                                              4. CPO: Centrale projectorganisatie, voorheen ook koepelkosten. Dit zijn de kosten die betrekking hebben op de centrale projectorganisatie die nodig zijn om het project centraal aan te sturen, niet zijnde de kosten genoemd in de ABK;

                                                              5. DBK: Directe Bouwkosten zijn kosten die direct verband houden met de onderdelen van het bouwobject;

                                                              6. IBK: Indirecte Bouwkosten zijn kosten die direct samenhangen met het bouwproject, maar geen direct verband hebben met de onderdelen van het bouwobject. (ABK, opslagen etc.);

                                                              7. TCO: Total Cost of Ownership, dit is een methode voor het bepalen van een totaalbedrag aan kosten voor een product gedurende de gehele levenscyclus/gebruiksperiode, dus van aanschaf tot het moment van afstand doen


                                                              Stappenplan begroting (calculatie) MAMO regels, directe kosten:

                                                              1. Bepaal de indeling (classificatie) van de directe kosten:
                                                                1. Werksoortgericht, vaak dan conform de besteksindeling de bestekposten als kapstok;
                                                                2. Elementgericht, vaak conform NL/SfB, tabel 1, de Elementenmethode, op variant-element niveau, vaak de indeling van de directiebegroting;
                                                                3. Bouwdeelgericht, een verdiepingsslag van 2 omdat na de 4e positie de materiaal codekan worden toegevoegd i.c.m. een lokatie parameter.
                                                              2. Bepaal de materiaalkosten:
                                                                1. Bepaal de hoeveelheden van de bouwstoffen netto in het werk;
                                                                2. Bepaal de verwervings- of aanschafkosten van de bruto bouwstoffen en bouwproducten, dus inclusief bijkomende kosten en hak, snij, en breekverliezen, de 1e M inMAMO, bruto hoeveelheid X prijs/eenheid of een postprijs;
                                                              3. Bepaal de arbeidskosten:
                                                                1. Bepaal de activiteiten die moeten worden verricht, de taken;
                                                                2. Bepaal wie de activiteiten gaat doen, welke discipline;
                                                                3. Bepaal de bruto arbeidstijden (inclusief bouwplaatscoeficient) per eenheid;
                                                                4. Bepaal het bruto uurloon bij iedere discipline of gebruik een gemiddeld uurloon;
                                                                5. Bepaal de arbeidskosten, de A in MAMO, netto hoeveelheid X bruto arbeidstijd/eenheid X het uurloon of een postprijs;
                                                              4. Bepaal de matereelkosten:
                                                                1. Bepaal de kosten van de inzet van klein materieel welke niet uit de ABK kunnen worden betrokken, de 2e M in MAMO; de huurprijs of postprijs;
                                                              5. Bepaal de onderaannemerskosten:
                                                                1. Bepaal of je het geheel of een deel laat uitvoeren door een specialistische onderaannemer en neem die prijsaanbieding mee, de O in MAMO;een postprijs of gespecificeerd als bijlage:
                                                              6. Stelposten, komen terug in de indirecte kosten net boven de inschrijfsom/eindbedrag:
                                                                1. Stelpost voor de "aanschaffing van bouwstoffen", paragraaf 37, lid 3 van de UAV 2012, de 1e M op 0 zetten;
                                                                2. Stepost "verrichting van werkzaamheden, "paragraaf 37, lid 8 van de UAV 2012, de A op 0 zetten;
                                                                3. Combinatie van 1 en 2, zgn. stelpost "leveren en aanbrengen", M en A op 0 zetten.
                                                              7. Men kan ook het bouwdeel afprijzen op basis van:
                                                                1. Een totale postprijs;
                                                                2. Een netto hoeveelheid X kengetal.


                                                              Stappenplan begroting (calculatie), indirecte (staart)kosten (voorbeeld):

                                                              1. Bepaal de ABK kosten:
                                                                1. Op basis van een begroting hiervan met als onderlegger de ABK 2023;
                                                                2. Op basis van een percentage (8%)van de directe kosten
                                                              2. Bepaal de AK kosten:
                                                                1. Vaak op basis van een percentage (6-8%) van de directe kosten plus de ABK;
                                                              3. Bepaal de W+R:
                                                                1. Vaak op basis van een percentage (4-8%) van de directe kosten plus de ABK plus de AK;
                                                              4. Bepaal de eventuele coordinatiekosten voortkoment uit paragraaf 31, lid 2 van de UAV 2012;
                                                              5. Bepaal de eventuele afkoop van het risico voorkoment uit paragraaf 6, lid 13 van de UAV 2012;
                                                              6. Voer als laatste de bruto stelposten op en reken alles door.


                                                              De kosten voor een (CAR) verzekering zitten in:

                                                              1. de directe kosten doch dan gaan de opslagen, soms wel meer dan 22% (1.08x1.07x1.06), er in beginsel overheen;
                                                              2. In de ABK kosten doch dat is niet conform de brochure ABK 2023;
                                                              3. In de staart van de begroting op het niveau van de bruto stelposten als postprijs, zijnde:
                                                                1. een "lage" premie per bouwproject bij een doorlopende verzekering;
                                                                2. een premie per bouwprojectbij geen doorlopende verzekering.


                                                              Paragraaf 31. Verband met andere werken

                                                              1. Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld.
                                                              2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende werken door de directie.


                                                              In het bestek wordt vaak de taak als bedoeld in lid 2 doorgezet naar de nevenaannemer die het meest invloed en aawezig is, vaak de bouwkundig aannemer.


                                                              Paragraaf 6, lid 13

                                                              De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden,komen voor rekening van de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.


                                                              In het bestek wordt vaak de 1e zin van deze bepaling omgebogen, waardoor het bedoelde risico in beginsel komt voor rekening komt van de aannemer. In een dergelijk geval zal de aannemer dit risico kapitaliseren en zonder winstbejag meenemen in zijn calculatie.


                                                              CAO

                                                              Een Collectieve Arbeids Overeenkomst (CAO) is een schriftelijke overeenkomst waarin afspraken over arbeidsvoorwaarden staan. Bijvoorbeeld over loon, toeslagen, betaling van overwerk, werktijden, proeftijd, opzegtermijn of pensioen. Een cao geldt voor een grote groep mensen. De afspraken in een CAO zijn vaak gunstiger dan afspraken over arbeidsvoorwaarden in de wet. De afspraken in een CAO mogen nooit in strijd zijn met dwingend recht in de wet, maar wel van het regelend recht, wat vaak een ondergrens is.


                                                              Er bestaan 2 soorten cao’s:

                                                              1. Bedrijfstak-cao, dit is een collectieve afspraak die binnen een sector geldt. Een bedrijfstak-cao wordt afgesloten tussen 1 of meer werkgevers of werkgeversorganisaties en 1 of meer werknemersorganisaties. De cao geldt alleen voor de bedrijven en werknemers die zijn vertegenwoordigd door de partijen die de cao hebben afgesloten;
                                                              2. Ondernemings-cao, deze collectieve afspraak geldt binnen een bedrijf. Een ondernemings-cao wordt afgesloten tussen een werkgever en 1 of meer werknemersorganisaties.


                                                              De afspraken in een cao gaan voor op de afspraken in een individuele arbeidsovereenkomst. De bepalingen in een arbeidsovereenkomst mogen niet nadelig afwijken van de bepalingen uit de cao. Vallen de afspraken in de arbeidovereenkomst voor de werknemer werknemer gunstiger uit, dan mag dat wel.


                                                              In de UAV 2012, paragraaf 1, lid 1 staat bij Aanduidingen, begripsbepalingen


                                                              Werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op:

                                                              1. Eenalgemene erkende voorgeschrevenrust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag zoals:
                                                                1. Zaterdag;
                                                                2. Zondag;
                                                                3. Nieuwjaardag;
                                                                4. Goede Vrijdag;
                                                                5. Pasen;
                                                                6. Koningsdag;
                                                                7. Bevrijdingsdag, doch in een CAO kan staan dat je elke 5 jaar vrij bent;
                                                                8. Hemelvaartsdag;
                                                                9. Pinksteren;
                                                                10. Kerstmis.
                                                              2. Ter plaatse van het werk erkende voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag zoals:
                                                                1. Driekoningen;
                                                                2. Inname van Den Driel;
                                                                3. Ketikoti;
                                                                4. Ontzet;
                                                                5. Sint Maarten.
                                                              3. Door de overheid erkende voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag,
                                                              4. Dan wel bij of krachtenscollectieve arbeidsovereenkomstvoorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.


                                                              In de wet staat datzon- en feestdagen niet als werkdag worden beschouwd. In een CAO kan het echter wel geregeld zijn dat de zaterdag ook een rustdag is


                                                              InDuitslandbestaat onderscheid tussenWerktageenArbeitstage:

                                                              1. Werktage: maandag tot en met zaterdag (uitgezonderd feestdagen)
                                                              2. Arbeitstage: maandag tot en met vrijdag (uitgezonderd feestdagen)

                                                              In deDuitse wet- en regelgevingis vaak sprake vanWerktage, en dit geldt ook voorverkeersbordenwaarop bijvoorbeeld een geldigheidsperiode genoemd wordt.


                                                              CAR (Model ABK)

                                                              Construction Allrisk verzekering is een schadeverzekering die schade dekt ontstaan gedurende het bouwen, oprichten, construeren en monteren van (bouw)werken.


                                                              Cardinaliteit

                                                              Het minimaal en maximaal aantal waarden dat het attribuut mag hebben.

                                                              Catalogus resultaatsbeschrijvingen

                                                              De RAW-besteksystematiek is een stelsel juridische, administratieve en technische voorwaarden dat in Nederland worden gebruikt voor het samenstellen van bestekscontracten in de grond-, weg- en waterbouwsector (GWW). De afkorting RAW staat voor Rationalisatie en Automatisering Grond-, Water- en Wegenbouw. Het stelsel als geheel – de RAW-systematiek – vormt de basis voor het maken van Infra bestekken volgens een gestandaardiseerde, uniforme methode. De RAW geldt als het belangrijkste standaardbestek in de GWW-sector en wordt al deccenia lang toegepast voor bouwprojecten in Nederland.

                                                              Een RAW Standaardbestek omvat de volgende onderdelen:

                                                              1. De Standaard RAW Bepalingen, kortweg de Standaard, een boekwerk, de blauwe bijbel, welke iedere 5 jaar wordt vervangen;
                                                              2. De RAW-catalogus met resultaatsbeschrijvingen waarmee je werksoortgericht of werkcategorien, de beschrijving van het werk kunt opstellen, de TS;
                                                              3. De RAW-catalogus met bepalingen: standaardbepalingen die projectafhankelijk in het bestek zijn op te nemen;
                                                              4. Het Algemeen Bestekbestand RAW (ABB): sjabloon voor de indeling van het bestekboek;
                                                              5. De Handleiding voor het gebruik van de systematiek, hoofdstuk 00.

                                                              Causaal verband

                                                              Met causaal verband wordt bedoeld dat een gebeurtenis het directe gevolg is van een andere gebeurtenis (oorzaak en gevolg). Men noemt dit causaliteit. Het verschil tussen causaliteit en correlatie is dat jebij correlatie enkel en alleen aantoont dat er een relatie is. Bij correlatie kun je verder geen uitspraken doen over wat voor soort verband er is, dat heb je (nog) niet aangetoond, dat kan daarentegen bij causaliteit wel. Daarom is correlatie altijd noodzakelijk voor causatie, terwijl causatie juist niet noodzakelijk is voor een correlatie.


                                                              CCV-inspectieschema (Bbl)

                                                              Inspectieschema dat door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is uitgegeven.


                                                              Celeenheid (Bbl)

                                                              Voor een enkel persoon of een afzonderlijke groep personen bestemd gedeelte van een celfunctie.

                                                              Celfunctie (Bbl)

                                                              Gebruiksfunctie voor dwangverblijf van personen.

                                                              Celgebouw (Bbl)

                                                              Gebouw of gedeelte daarvan met alleen een of meer celfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan.

                                                              Certificaten en keurmerken

                                                              In de bouwsector zijn vele keurmerken en certificaten operationeel aangaande bouwproducten, te weten

                                                                1. FSC;
                                                                2. PEFC;
                                                                3. KOMO, KOMO-keur, Stichting Bouwkwaliteit,TLoKB
                                                                  1. In 1962 werd de Stichting Keuring en Onderzoek van Materialen voor Openbare werken (KOMO) opgericht door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), met als doel de kwaliteit van diverse (in te kopen) materialen te onderzoeken. In 1968 werd het KOMO-keurmerk geïntroduceerd, en voor het eerst verleend aan vuilniszakken. In de loop der jaren is de bestuurlijke relatie met de VNG afgebouwd, en is de focus van Komo Keur komen te liggen op de bouw- en infrasector. In 1984 werd de Komo-organisatie omgevormd van keuringsinstantie naar schemabeheerder, die voor de certificatietrajecten overeenkomsten sloot met een aantal CI’s (Bron: Telegraaf, 26-05-1984). Tegenwoordig (2024) beheert de Stichting Komo naast het KOMO-keurmerk ook enkele afgeleide keurmerken voor speciale sectoren. De certificatieschema’s voor het KOMO-keurmerk heten Beoordelingsrichtlijnen (BRL-en), en de certificaten worden ook wel kwaliteitsverklaringen genoemd.
                                                                  2. De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) treedt op als intermediair tussen bouwpraktijk en regelgeving, en heeft als doel de integrale kwaliteitszorg in de bouw te stimuleren en te bevorderen en de certificatie, en attestering in de bouwsector te coördineren en te harmoniseren. In 2006 sloot de overheid een tripartiete overeenkomst met SBK en de Raad voor Accreditatie waarin SBK werd bekrachtigd in de uitvoering van deze doelen, in concreto het beheren van een stelsel van (door de overheid) erkende kwaliteitsverklaringen voor de bouw. De tripartiete overeenkomst werd in 2015 aangepast en verlengd. Zij geldt niet alleen voor de certificatie-activiteiten van de Komo, maar voor alle certificatieregelingen onder de paraplu van SBK.In 2020 zijn de publieke taken van SBK overgegaan naar de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB), die is opgericht in het kader van de nieuwe Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb).Een KOMO-productcertificaat verklaart dat het betreffende product (grondstoffen, hulpstoffen, bouwproducten), bouwelement of bouwsysteem overeenstemt met detechnische specificatiedie in het certificaat is opgenomen en voldoet aan de vermelde eisen in het certificaat en/of beoordelingsrichtlijn.
                                                                4. KIWA
                                                                  1. Kiwa-keurmerk In 1948 werd het Keurings Instituut voor Waterleiding Artikelen (Kiwa) opgericht door de Nederlandse drinkwaterbedrijven met als doel zorg te dragen voor de kwaliteit van het drinkwater in Nederland. Eisen werden opgesteld waaraan artikelen in het drinkwaternet, zoals waterleiding, fittingen en kranen, moesten voldoen. Kiwa voerde (en voert) tests uit op dergelijke artikelen. Producten die aan de eisen voldoen, worden in 2024 nog altijd voorzien van het Kiwa Keurmerk. Later werd Kiwa internationaal actief op het gebied van onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling en kwaliteitsverklaringen voor producten en diensten in een groot aantal markten. In 1984 was Kiwa de tweede certificatie-instelling die werd erkend door de Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie). Het Kiwa-keur is een kwaliteitsmerk dat aangeeft dat: De producten voldoen aan de eisen met betrekking tot veiligheid, doelmatigheid, en duurzaamheid; Het productieproces voldoet op het gebied van kwaliteitsbeheersing.
                                                                5. Giveg, Gastec QA, Giveg-keur, Gaskeur
                                                                  1. In 1952 stelde de Koninklijke Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven het Giveg-keur voor gastoestellen in. De keuringseisen hadden niet alleen betrekking op veiligheid, maar ook op doelmatigheid. Via de Gasinstallatievoorschriften (Gavo) voor aansluiting van toestellen op het gasnet werd het Giveg-keurmerk verplicht gesteld voor alle gastoestellen. De voorloper van het Giveg-keur was het keurmerk van de Gasstichting, dat al in 1934 bekend was: Onwillekeurig vraagt men zich af, welke kachel is voor mij dan het meest geschikt? Ten einde op deze vraag volledig antwoord te verkrijgen, waarbij ook rekening is te houden met plaatselijke omstandigheden, is het noodig, dat U zich door den technischen dienst der Gemeentegasfabrieken laat voorlichten. Behalve dat men U uitsluitend goed geconstrueerde gasapparaten adviseert, die, als bewijs van hun deugdelijkheid, het keurmerk der „Gasstichting” te ’s-Gravenhage mogen voeren, zal men U ook de voor elk bijzonder geval meest geschikte kachel of radiator kunnen aanraden, welke geheel aan de door U gestelde eischen voldoet. De zooeven genoemde Gasstichting, die zich o.m. bezig houdt met het onderzoek naar nuttig effect en constructie van gasapparaten, werkt volgens de voorschriften, vastgesteld door de Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland, en dit garandeert U toestellen, die aan de hoogste eischen kunnen voldoen. Bron: De Standaard, 21 september 1934.
                                                                  2. Het VEG Gasinstituut, de beheerder van het Giveg-keur, werd in 1992 hernoemd tot GasTec, en in 2005 overgenomen door de bovengenoemde Kiwa. In 1994 besloten GasTec en de Vereniging van CV-ketelfabrikanten VFK het Giveg-keur te vervangen door Gaskeur. Door de invoering in 1996 van de Europese richtlijn voor gastoestellen (90/396/EEG) werd het CE-merkteken verplicht voor alle gastoestellen, en mocht het daarmee overlappende Giveg-keur niet meer verplicht worden gesteld. Lees verder bij Veiligheid van gastoestellen. Het GASTEC QA merk op een gasproduct is de verklaring van de fabrikant dat haar product voldoet aan de hoogste eisen met betrekking tot kwaliteit, functionaliteit en veiligheid. Wilt u als gebruiker van gasproducten absolute zekerheid, gebruik dan GASTEC QA gekeurde producten. GASTEC QA (Quality Approved) is een onafhankelijk kwaliteitskeurmerk dat exclusief door Kiwa Nederland B.V. wordt uitgegeven.
                                                                6. VMRG-keurmerk;
                                                                7. Kema-keur
                                                                  1. In 1927 richtte de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven (VEEN) de N.V. tot Keuring van Electrotechnische Materialen (KEMA) op, wat vergezeld ging van de introductie in 1931 van het vrijwillige Kema-Keur. In 1983 was Kema de eerste certificatie-instelling die werd erkend door de in 1981 opgerichte Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie). In 2009 werd Kema overgenomen door het Duitse Dekra, waarna in 2024 het Kema-Keur werd vervangen door het Dekra-keurmerk. Lees ook de geschiedenis van Kema-Keur.
                                                                8. SKG-keurmerk
                                                                  1. In 1977 werd de Stichting Kwaliteit Gevelbouw opgericht. De organisatie verleent het SKG-keurmerk voor hang- en sluitwerk, zoals sloten en scharnieren. Met een sterrensysteem (1, 2 of 3) wordt de mate van inbraakwerendheid aangegeven. In 1984 was de SKG de derde certificatie-instelling die werd erkend door de Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie). In 2013 is SKG gefuseerd met IKOB-BKB, en heet nu SKG-IKOB.


                                                              Overige keurmerken:

                                                              1. kwaliteitsmanagement ISO 9001 (tegenwoordig: NEN-EN-ISO 9001:2015, zeg wat je doet, doe wat je zegt, bewijs het.
                                                              1. Bouwwerken:
                                                                1. BREEAM;
                                                                2. Politiekeurmerk Veilig Wonen In 1994 begon de politieregio Hollands Midden met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW), een keurmerk voor woningen die voldoen aan eisen op het gebied van inbraakpreventie en sociale veiligheid. Het beheer van het Politiekeurmerk is in 2005 overgegaan van de politie naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV).
                                                              2. Personen
                                                                1. Erkende kwaliteitsborger;
                                                              3. Bedrijven
                                                                1. VCA, Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) Checklist Aannemers;
                                                                2. ISO 14001, tegenwoordig NEN-EN-ISO 14001: 2015, is de norm die wereldwijd wordt erkend als milieumanagementsysteem;
                                                                3. Erkend leerbedrijf;
                                                                4. Bouwgarant;
                                                                5. Keurmerk houtbouwers.


                                                              Verschil attest en certificaat

                                                              Een KOMO-productcertificaat verklaart dat het betreffende product (grondstoffen, hulpstoffen, bouwproducten), bouwelement of bouwsysteem overeenstemt met de technische specificatie die in het certificaat is opgenomen en voldoet aan de vermelde eisen in het certificaat en/of beoordelingsrichtlijn. Het certificaat is gebaseerd op de eisen die zijn opgenomen in de beoordelingsrichtlijn die voor het betreffende product van toepassing is. In een KOMO-beoordelingsrichtlijn is het volgende geregeld:


                                                              1. Aan welke eisen de productkenmerken, waaronder toleranties, moeten voldoen;
                                                              2. Op welke wijze de betreffende product kenmerken moeten worden bepaald;
                                                              3. Aan welke eisen het kwaliteitssysteem t.a.v. de productie moet worden voldaan voor een consistente kwaliteit;
                                                              4. De beoordeling van de verwerkingsvoorschriften.
                                                              5. De eisen die de markt stelt aan kwaliteit, prestaties, duurzaamheid, verwerkingsvoorschriften en dergelijke zijn de basis voor alle KOMO- beoordelingsrichtlijnen en de daarop af te geven certificaten. KOMO-certificering biedt dus een toegevoegde waarde voor de gehele bouwketen en infrabouw.


                                                              Een KOMO-attest is een kwaliteitsverklaring die de prestaties in de toepassing (met andere woorden: in het bouwwerk of een deel daarvan) beschrijft van een bouwproduct, een bouwelement of een bouwsysteem. Deze prestaties omvatten alle aspecten in de toepassing t.a.v. het onderwerp die voor de bouw van belang zijn om kwalitatief hoogwaardige bouwwerken te realiseren en faalkosten te reduceren.


                                                              Ook is in een KOMO-attest aangegeven onder welke voorwaarden het betreffende bouwproduct, bouwelement of bouwsysteem geschikt is voor de in de verklaring aangegeven (beschreven) toepassing. Uiteraard behoort het product, bouwelement of bouwsysteem te worden gemonteerd/aangebracht volgens de bijbehorende montagevoorschriften/verwerkingsvoorschriften.


                                                              Het attesteringsonderzoek betreft een eenmalige beoordeling van de prestaties in de toepassing waarbij, zo nodig een type-test wordt uitgevoerd. Bij het onderzoek worden de prestaties vastgesteld waaraan het toe te passen product, bouwelement, bouwsysteem of bouwdeel moet voldoen, waarbij wordt nagegaan of deze de vereiste prestaties kan leveren. Dit onderzoek moet ten minste eens in de 5 jaar worden herhaald.


                                                              Een attest is eveneens een bewijs dat het bouwproduct, bouwelement of bouwsysteem in zijn toepassing kan voldoen aan de relevante Nederlandse regelgeving, zoals het huidige Bbl. In de kern bevat een KOMO-attest de volgende basiselementen:

                                                              1. Technische specificatie van de het product, bouwelement of bouwsysteem.
                                                              2. Het bouwdeel of toepassing waarin het product of de producten kunnen worden toegepast (geschikt is).
                                                              3. Eisen waaraan de diverse kenmerken van het product, bouwelement of bouwsysteem moeten voldoen.
                                                              4. De prestaties in de toepassing.
                                                              5. De toepassingsvoorwaarden.
                                                              6. De uitvoeringsvoorschriften (facultatief).


                                                              Beoordelingsrichtlijn

                                                              Een beoordelingsrichtlijn (BRL) is een document dat alle informatie bevat voor de beoordeling van een (certificatie)systeem voor een bepaald product/realisatieproces/persoon/dienst. De opgenomen eisen kunnen betrekking hebben op zowel het privaatrecht (kwaliteitseisen van de markt) als het publiekrecht (idem, van overheden). Als resultaat van de beoordeling kunnen zowel KOMO-attesten, als KOMO product-, proces-, persoons- of management-systeemcertificaten afgegeven worden. Er zijn momenteel ruim 400 KOMO Beoordelingsrichtlijnen. Zie voor meer gedetailleerde informatie over het begrip Beoordelingsrichtlijn dit artikel.


                                                              Keurmerken etc. en aanbestedingsplichtige partijen

                                                              De gewijzigde Aanbestedingswet 2012 maakt het voor aanbestedende diensten mogelijk om onder voorwaarden specifieke keurmerken (en hierbij behorende certificaten) uit te vragen bij een aanbesteding. Het betreft hier keurmerken op het gebied van milieu, duurzaamheid (bijv. de levenscyclus van een werk) en binnen het sociaal domein (bijv. het voldoen van een werk aan toegankelijkheid voor personen met een handicap). Met een keurmerk kunnen inschrijvers aantonen te voldoen aan de uitgevraagde eisen. De Aanbestedingswet verbindt voorwaarden aan het uitvragen van specifieke keurmerken, waarvan de belangrijkste is dat een keurmerk alleen mag worden uitgevraagd indien de (onderliggende) keurmerkeisen betrekking hebben op de criteria die verband houden met het werk c.q. eisen die gesteld worden aan het werk. Indien dit niet het geval is mag alleen worden geëist dat de inschrijving voldoet aan de onderliggende keurmerkeisen, waarbij geldt dat deze verband dienen te houden met het werk. Ook hier geldt het principe “of gelijkwaardig” en dient de aanbestedende dienst altijd een ander keurmerk of (indien de inschrijver niet tijdig een keurmerk kan verkrijgen) een ander bewijsmiddel te aanvaarden waaruit volgt dat de inschrijving voldoet aan de gestelde eisen.


                                                              CEW 2024-1

                                                              In het verleden had de toenmalige Rijksgebouwendienst (RGD) voor eenvoudige werken, waarbij een STABU-bestek met verwijzing naar de destijds operationele UAV 1989 te zwaar aangezet zou zijn, een lichte variant bedacht, de Verkorte Voorwaarden. Thans heeft het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) daar een hedendaagse versie van gemaakt, het Contract voor Eenvoudige Werken CEW 2019.


                                                              Het model bestaat uit:

                                                              1. Delen:
                                                                1. Deel I, OVEREENKOMST:
                                                                  1. Met het van toepassing verklaren van de UAV 2012;
                                                                  2. Met onsamenhangende invullingen, toevoegingen, afwijkingen en uitdrukkelijke afwijkingen hierop, veelal met UAV-gc jargon als context.
                                                                2. Deel II, ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN:
                                                                  1. Met onsamenhangende invullingen, toevoegingen, afwijkingen en uitdrukkelijke afwijkingen hierop, veelal met UAV-gc jargon als context.
                                                                3. Deel III, TECHNISCHE BESCHRIJVING, waarbij niet is aangegeven of dit:
                                                                  1. Werksoortgericht moet zijn, eender STABU-2;
                                                                  2. Elementgericht moet zijn:
                                                                    • Conform NL/SfB, tabel 1, de Elementenmethode;
                                                                    • Conform Ecoquaestor.
                                                                  3. Artikelen, die per deel opnieuw beginnen met nummering;
                                                                  4. Bepalingen;
                                                                  5. Motivering van de afwijkingen, weinig inhoudelijk, flets;


                                                              Flets voorbeeld aangaande de aanpassing van de betalingstermijn in het CEW:


                                                              In BW boek 6, artikel 119a staat samengevat onder meer:


                                                              Indien geen uiterste dag van betaling is overeengekomen, is de wettelijke rente van rechtswege verschuldigd vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, of

                                                              Paragraaf 40, lid 6 van de UAV 2012


                                                              De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de aannemer een declaratie (factuur) heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken nadat de declaratie (factuur) in goede orde bij de directie is ingekomen.


                                                              Resume:


                                                              1. Wet, vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de opdrachtgever de factuur heeft ontvangen;
                                                              2. UAV 2012, binnen vier weken nadat de declaratie (factuur) in goede orde bij de directie is ingekomen.


                                                              De wettelijke betalingstermijn van een factuur bedraagt 30 dagen als geen betalingstermijn is overeengekomen. Het is mogelijk om een kortere betaaltermijn af te spreken, maar de wet stelt grenzen aan langere betaaltermijnen. De UAV 2012 is iets wat “strenger” dan de wet. Specifieke wetgeving, wat de UAV 2012 in beginsel voor een aanbestedingplichtige partij eigenlijk is, gaat in beginsel boven generieke wetgeving. Het door RVB uitdrukkelijk afwijken van de UAV 2012 is in die zin niet correct in de zin van de Gids Proportionaliteit en Boek 6. De motivatie is niet steekhoudend.


                                                              Circulair slopen (RRU)

                                                              Circulair Slopen = oogsten = demonteren = amoveren = ruimte maken = ontmantelen = deconstrueren = delven.

                                                              Bij Circulair Slopen worden de vrijkomende materialen:

                                                              - Als bouwproduct of productonderdeel direct hergebruikt of

                                                              aangeboden op een marktplaats.

                                                              - Tot kwalitatief hoogwaardige secundaire grondstoffen gerecycled

                                                              door gekwalificeerde sorteer- en recyclingbedrijven.

                                                               

                                                              Coins

                                                              In de ontwerp-, realisatie-, en onderhoudsfases van (ver)(bouw)projecten wisselen partijen heel diverse informatie uit, die wel met elkaar verbonden is. Denk aan eisen- en functiespecificaties, objectenbomen, GIS-data, 2D-tekeningen, 3D-modellen, IFC-modellen en objecttype-bibliotheken. De uitwisseling van deze informatie gaat vaak moeizaam, omdat partijen verschillende software gebruiken waardoor de informatie niet uitwisselbaar of leesbaar is. De bouwstandaard COINS (Constructieve Objecten en de Integratie van Processen en Systemen) maakt het mogelijk om data over objecten, opgeslagen in verschillende digitale formaten die voldoen aan verschillende standaarden, in onderlinge samenhang en systeemonafhankelijk uit te wisselen. Dankzij COINS kunnen partijen die software van verschillende leveranciers gebruiken gemakkelijker samenwerken. De  Nederlandse COINS, versie 2.0, is inmiddels ingehaald door de standaard ICDD (Information Container for Data Delivery) en de NTA8035 (Modelleren van de gebouwde omgeving) en wordt in de B&U-sector beperkt gebruikt.


                                                              Het ESS heeft een sterk verwantschap met de doelstellingen van COINS.


                                                              Combinant (ARN 2016)

                                                              Een ondernemer die deelneemt aan een combinatie.

                                                              Combinatie (ARN 2016)

                                                              Een samenwerkingsverband van ondernemers.

                                                              Combinatieovereenkomst (ARN 2016)

                                                              Een overeenkomst die is toegestaan of is vrijgesteld op grond van de Beleidsregels combinatieovereenkomsten 2013 van 31 maart 2013 (Staatscourant 2013; 9223).


                                                              Commerciële garantie (BW)

                                                              Iedere verbintenis van de handelaar of een producent om, naast de wettelijke verplichting om een zaak te leveren die voldoet aan de overeenkomst, de consument de betaalde prijs terug te betalen of de zaken op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de hiervoor genoemde wettelijke verplichting, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen op het moment van of vóór het sluiten van de overeenkomst.


                                                              Commissioning

                                                              Is een proces om vast te leggen, te valideren en te garanderen dat aan alle functionele en gebouw prestatie-eisen van de opdrachtgever is voldaan en welke in het ontwerp zijn vastgelegd. Hierover vallen de kosten voor inbedrijfstelling, validatie en rapportage. Commissioning is het proces waarin gecontroleerd wordt dat alle systemen en componenten van een gebouw of industriële installatie ontworpen, geïnstalleerd, getest, bediend en onderhouden worden zoals het in het programma van eisen bedacht is of omschreven is.


                                                              Commissioning (Model ABK)

                                                              Commissioning is een proces om vast te leggen, te valideren en te garanderen dat aan alle functionele en gebouw prestatie-eisen van de opdrachtgever is voldaan en welke in het ontwerp zijn vastgelegd. Hierover vallen de kosten voor inbedrijfstelling, validatie en rapportage.


                                                              Compatibiliteit (BW)

                                                              Het vermogen van de digitale inhoud of digitale dienst om te functioneren met hardware of software waarmee digitale inhoud of digitale diensten van hetzelfde type gewoonlijk worden gebruikt, zonder dat die digitale inhoud of digitale dienst moeten worden omgezet.


                                                              Complex of Bouwcomplex

                                                              NEN 2660

                                                              Gebouwen en terreinen. Een bouweenheid van een groep panden, die met elkaar "verbonden" zijn. Verzameling van bij elkaar behorende (bouw)werken. Hiermee worden verzamelingen van bij elkaar behorende (bouw)werken aangeduid, waarbij deze verzameling een specifieke functie vervult, bijvoorbeeld luchthaven, snelweg, hoogspanningsnet of winkelcentrum.


                                                              Tabel 0.0 Planologische Gebieden (NL/SfB).


                                                              NEN 2767

                                                              Een complex of traject bestaat uit een verzameling samenhangende beheerobjecten die elkaar ondersteunen om een gezamenlijke functie te vervullen of in logische zin samen horen bij elkaar. 


                                                              In de SBS van de ESS een topvermelding van de entiteiten/objecten


                                                              Conceptuele waarden (URL 2007)

                                                              De waarden van een idee, filosofie, ontwerpconcept of architectuuropvatting dat of die zijn weerslag vindt in het gebouwde object.

                                                              Concessieopdracht voor diensten (ARW 2016)

                                                              Een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen een of meer dienstverleners en een of meer aanbesteders en die betrekking heeft op het verlenen van andere diensten dan die welke vallen onder opdrachten voor werken, en waarvoor de tegenprestatie bestaat uit hetzij uitsluitend het recht de dienst die het voorwerp van de overeenkomst vormt, te exploiteren, hetzij uit dit recht en een betaling.


                                                              Concessieopdracht voor werken (ARW 2016)

                                                              Een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen een of meer aannemers en een of meer aanbesteders en die betrekking heeft op:

                                                              1. de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een in bijlage I van richtlijn 2014/23/EU aangewezen activiteit, of
                                                              2. een werk dan wel het verwezenlijken, met welke middelen dan ook, van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbesteder die een beslissende invloed uitoefenen op het soort werk of op het ontwerp van het werk, waarvoor de tegenprestatie bestaat uit hetzij uitsluitend het recht het werk dat het voorwerp van de opdracht vormt, te exploiteren, hetzij uit dit recht en een betaling.


                                                              Conditie (NEN 2767)

                                                              De technische kwaliteit of toestand (als onderdeel van de staat) van het object "bouwdeel" met/of "componenten". Een conditiemeting kan, doch niet per definitie, conform de NEN 2767 op een "objectieve" en eenduidige manier worden vastgelegd. De NEN 2767 maakt onderscheid in:


                                                              Conditiescore

                                                              De conditiescore komt tot stand door "samenvoeging" van de drie aspecten, Ernst, Intensiteit en Omvang (EIO) (zie tabel).


                                                              Conditiescore overall:


                                                              1. Uitstekende conditie, fabriekskwaliteit, een puntgaaf bouwdeel;
                                                              2. Goede conditie, bv hergebruikte materialen;
                                                              3. Redelijke conditie;
                                                              4. Matige conditie;
                                                              5. Slechte conditie;
                                                              6. Zeer slechte conditie.


                                                              Ernst van het gebrek:


                                                              1. Ernstig gebrek, hebben vaak ook een direct effect op de functionaliteit van het bouwkundig element oftewel het doel van het bouwdeel als ooit gekozen technische oplossing;
                                                              2. Serieus gebrek, zorgen voor een degradatie van het element. In de meeste gevallen is het functioneren niet of nauwelijks aangetast;
                                                              3. Gering gebrek, hebben geen negatief effect op het functioneren van het pand. Ze zijn alleen esthetisch. Voorbeelden van geringe gebreken zijn graffiti en vergroening.


                                                              Intensiteit van het gebrek:


                                                              1. Beginstadium;
                                                              2. Gevorderd stadium;
                                                              3. Eindstadium, Als het gebrek nauwelijks meer kan verslechteren.


                                                              Omvang van het gebrek:


                                                              1. Incidenteel (<2%);
                                                              2. Plaatselijk (2-10%);
                                                              3. Regelmatig (10-30%);
                                                              4. Aanzienlijk (30-60%);
                                                              5. Algemeen (>60%).


                                                              Om de omvang van het gebrek te bepalen kijkt men naar het percentage wat is aangetast is door het gebrek. Aan de hand van dit percentage plaatsen we de omvang in een van de bovengenoemde 5 niveaus:


                                                              Bepaling conditiescore

                                                              Als het gebrek ernstig is, zich bevindt in het eindstadium, maar echter een heel klein deel van het bouwdeel inneemt en het overige deel vertoont geen gebreken (dus incidenteel), krijgt dus de conditiescore 2.



















                                                              Bij de bepaling van de technische conditie van een woning of woningcomplex wordt vaak de conditie van alle bouwdelen in de berekening meegenomen. Dit geeft over het algemeen een te positief beeld over de ontwikkeling van de onderhoudstoestand doordat veel bouwdelen, met name de constructies en fundering, langdurig in een uitstekende conditie blijven. Beter is naast de algehele conditie van een woning of woningcomplex ook een “onderhoudsconditie” te bepalen op een selectie van bouwdelen die binnen een bepaalde periode (bijvoorbeeld 50 jaar) ook echt onderhoud behoeven. Men noemt dit de onderhoud behoevende bouwdelen.


                                                              IFC kent diverse entiteiten aangaande de conditie


                                                              IfcCondition vertegenwoordigt de fysieke of functionele toestand van een object. Het kan verschillende toestanden beschrijven, zoals nieuw, gebruikt, beschadigd of onderhoud nodig. Deze informatie is waardevol voor het beheer van de levenscyclus van objecten, van hun prestaties en het plannen van onderhouds- of renovatieactiviteiten. IfcCondition kan worden gebruikt om de huidige staat van een bouwdeel aan te geven, zoals een stenen muur of een houten balk, of het in goede staat verkeert, reparatie nodig heeft, of vervanging vereist. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt door belanghebbenden gedurende de levenscyclus van het gebouw voor besluitvormingsdoeleinden.


                                                              "IfcBuildingCondition" is een specifieke entiteit binnen het Industry Foundation Classes (IFC) schema en vertegenwoordigt de conditie of staat van een gebouw als geheel, in plaats van individuele bouwelementen.


                                                              IfcConditionCriterium

                                                              Wordt gebruikt om de criteria te definiëren die worden gebruikt om de toestand of conditie van een bouwelement, een bouwdeel feitelijk, te beoordelen. Deze criteria kunnen variëren afhankelijk van het type element en het beoogde gebruik. Ze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op structurele integriteit (conditie score), esthetische aspecten (beeldkwaliteit), functionele prestaties etc.


                                                              In het ESS zijn meerdere kolommen ingeruimd voor de staat waarin het gebouw zich bevindt, namelijk voor de:


                                                              1. Conditie score op onderhoud behoevende bouwdelen conform de NEN 2767, (ernst, intensiteit en omvang);
                                                              2. Reinheid (schoonmaakbranche);
                                                              3. Beeldkwaliteit (CROW).


                                                              Dit is met name bij de gebruiksfase handig om dit bij een opname van een object in te vullen om daarna de gewenste ingreep, de technische oplossing, eenduidiger te bepalen. Een MJOP in aanzet. Bij restauratie en instandhouding kan dan de restauratieladder de basis zijn voor de technische oplossing, de ingreep of taak als repareren, conserveren enz.


                                                              Conformiteitsbeoordelingsinstantie (ARW 2016)

                                                              Een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht en die geaccrediteerd is overeenkomstig verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218).


                                                              Conditiën

                                                              Thans spreken we over “voorwaarden” in relatie tot een (bouw)contract doch vroeger sprak men over “conditiën”, het oud-hollandse woord voor “voorwaarden” of “bepalingen”. Bestek en conditiën was een begrip in het tijdperk dat een bestek enkel de beschrijving van het werk was. Een dergelijk document zouden we heden ten dage het bestekboek noemen. In dat zelfde tijdperk sprak men ook over bestektekeningen. Bestek en tekening was dan ook vroeger eveneens een bekende kreet. Zowel de voorwaarden als de tekeningen zijn nu 1 van de onderdelen van een bestek. Al vanaf de allereerste UAV uit 1968 is de begripsomschrijving van het bestek immers:

                                                               

                                                              het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing;

                                                               

                                                              In Nederland is er sprake van steeds meer verengelsing. Wellicht dat we in de nabije toekomt het conditions gaan noemen.

                                                               

                                                              In de STABU besteksystematiek zijn de voor het werk geldende voorwaarden vervat in 4 (van de 6) bestekdelen, te weten:

                                                              1. De standaard administratieve voorwaarden oftewel de UAV 2012; waarnaar wordt naar verwezen in het bestekboek;
                                                              2. De “aanvullende” administratieve voorwaarden op de UAV 2012, hoofdstuk 01 grotendeels in het bestekboek;
                                                              3. De standaard technische voorwaarden (STB) oftewel de technische bepalingen uit de STABU-standaard; waarnaar wordt naar verwezen in het bestekboek;
                                                              4. De “aanvullende” technische voorwaarden op de STB, de ATB, opgenomen, vaak per werksoort hoofdstuk, in het bestekboek.

                                                               

                                                              STABU gebruikt derhalve structureel het woord “bepalingen” terwijl de UAV 2012 spreekt over “voorwaarden”.


                                                              Constructieonderdeel (Bbl)

                                                              Onderdeel van een bouwwerk voor het voldoen van het bouwwerk aan de technische eisen van de hoofdstukken 3 tot en met 5.

                                                              Convenant

                                                              Kenmerken van een convenant zijn:

                                                              1. (Beleids)doelen kunnen er in opgenomen zijn;
                                                              2. Levering van prestaties kunnen erin vastgelegd zijn;
                                                              3. Het zijn schriftelijke afspraken;
                                                              4. Problemen kunnen ermee worden aangepakt;
                                                              5. Doorlooptijd erin opnemen;
                                                              6. Afspraken tussen bedrijven, belangenorganisaties of andere overheidsorganisaties kunnen erin opgenomen worden
                                                              7. Alle betrokken partijen kunnen betrokken zijn.om alle partijen betrokken te laten zijn bij de oplossing van het probleem
                                                              8. Het is vrijwillig opgesteld
                                                              9. Kan een Beleidsinstrument zijn
                                                              10. Er is nauwgezet Overleg geweest over afspraken
                                                              11. Het is niet geheel vrijblijvend, je gaat in een convenant over en weer vaak wel juridisch bindende verplichtingen aan
                                                              12. Een convenant is een afspraak van de overheid met een of meer partijen.
                                                              13. Een convenant heeft een informeel karakter omdat het geen wetgeving is
                                                              14. Een convenant richt zich duidelijk op een doelgroep, allen die betrokkenen zijn er aan gebonden
                                                              15. Met een convenant dwing je gedragsveranderingen niet af door het opleggen van ge- of verboden in de wet.
                                                              16. Deze afspraken zijn vrijwel altijd stimulerend bedoeld
                                                              17. Er kunnen echter ook sancties zijn op het niet naleven van de afspraken. Deze sancties worden dan in het convenant opgenomen.
                                                              18. convenant er is vaak langdurig en intensief overlegd. De overheid krijgt zo goed zicht op het probleem. Bij een convenant is er vaak een wederkerige relatie tussen de partijen. Dit komt omdat het convenant vaak aan alle partijen taken geeft en doelen stelt.
                                                              19. De regels van het convenant worden opgesteld door de deelnemende partijen.
                                                              20. De partijen zijn over het algemeen gelijkwaardig.
                                                              21. Delen van een convenant kunnen ook onder wettelijke verplichtingen vallen. In dat geval houdt de overheid toezicht.
                                                              22. Partijen zijn juridisch gebonden aan een convenant dat door of namens hen is ondertekend.
                                                              23. De afspraken uit het convenant zijn dus juridisch bindend.
                                                              24. De afspraken kunnen via de rechter kan worden afgedwongen. Als partijen dat niet willen, moet in het convenant worden bepaald dat de afspraken niet afdwingbaar zijn. Het convenant is dan een soort ‘gentlemen’s agreement’. Als partijen wel willen dat de afspraken afdwingbaar zijn, dan is het verstandig als zij bepalen op welke wijze ze eventuele geschillen willen oplossen. Hiervoor kan een regeling in het convenant worden opgenomen. De manier waarop het convenant wordt gehandhaafd, wordt in het convenant vastgelegd. Meer informatie hierover staat in de aanwijzingen voor convenanten.

                                                               

                                                              Voordelen

                                                              1. In convenanten kunnen afspraken worden gemaakt over prestaties. Dat kan met wet- en regelgeving niet of minder goed. Partijen kunnen vervolgens een prestatieafspraak op hun eigen manier behalen.
                                                              2. Met een convenant benut je de kennis en creativiteit van de doelgroep. Daarmee vergroot je het draagvlak voor het beleid.
                                                              3. Doordat je samen met het veld de doelstellingen maakt, kunnen deze realistischer zijn.
                                                              4. Je wisselt ideeën uit met partijen en komt daarna tot uitvoerbare afspraken.
                                                              5. De kans dat deze worden nageleefd wordt daardoor groter.
                                                              6. Met convenanten kun je nieuwe samenwerkingsverbanden realiseren. Met convenanten kun je maatwerk leveren voor een bepaald probleem.
                                                              7. Je kunt convenanten relatief snel tot stand brengen.

                                                              Nadelen

                                                              1. Als je inspanningsverplichtingen in een convenant opneemt, kunnen deze lastig gecontroleerd en gehandhaafd worden;
                                                              2. Nadat de looptijd van het convenant is afgelopen is er bij partijen geen prikkel meer om zich er aan te houden.
                                                              3. Een convenant heeft beperkingen, in het bijzonder bij de werkingssfeer.
                                                              4. Convenanten zijn alleen gericht op de partijen die er aan meedoen. Een brancheorganisatie kan bijvoorbeeld alleen toezeggen zelf dingen te gaan doen, maar kan niet alle bedrijven in de branche binden.
                                                              5. Het succesvol uitvoeren van een convenant vraagt een goede en intensieve regie. Daarvoor is veel capaciteit in de uitvoering en begeleiding nodig.
                                                              6. De afspraken in een convenant zijn bindend, maar het is de vraag of deze afspraken ook juridisch afdwingbaar zijn. Het risico bestaat dat een convenant te vrijblijvend is.

                                                               

                                                              Bij het opstellen van convenanten moet je de Aanwijzingen voor convenanten (2003) volgen. Deze aanwijzingen zijn ook een verplichte kwaliteitseis. De aanwijzingen zijn als volgt verdeeld:

                                                              1. Toepassingsbereik van de aanwijzingen
                                                              2. Afwegingen bij het aangaan van convenanten
                                                              3. Inhoudelijke vereisten
                                                              4. Procedurele vereisten
                                                              5. De aanwijzingen gaan in op de afwegingen die je moet maken bij het aangaan van een convenant, de inhoudelijke en procedurele vereisten voor convenanten en de mate van afdwingbaarheid van convenanten.
                                                              6. Convenanten kunnen gevolgen hebben die de mededinging beperken. Door het sluiten van een convenant kunnen partijen namelijk buitengesloten worden, wat kan lijken op kartelvorming.

                                                              Component of Bouwdeelcomponent

                                                              Een component of bouwdeelcomponent is een fysiek en gematerialiseerd onderdeel van een bouwdeel, zoals metalen hang- en sluitwerk bij een houten deur. Bij renovatie (klein onderhoud) kan het aanpakken van bouwdeelcomponenten vanuit financiële en organisatorische overwegingen (fasering) bewonersvriendelijker zijn dan complete ruimtes of woningen aanpakken (planmatig onderhoud).


                                                              In het ESS kun je tot op het boutje en moertje beschrijven, doch dat is onpraktisch. Uitgangspunt voor de goede uitwerking is het gewenste aantal MAMO regels:


                                                              1. Bij 1 geleverde bouwstof waarbij 1 arbeidsgang volstaat = 1 bouwdeelbeschrijving = 1 MAMO regel, tapijtlatten als apart bouwdeel.
                                                              2. Bij 2 of meer geleverde  bouwstoffen waarbij 1 arbeidsgang volstaat = 1 bouwdeelbeschrijving = 1 MAMO regel met meerdere keren M (tapijtlijm en tapijt), de tapijtlijm als bouwstof zit als secundaire bouwstof in dezelfde bouwdeelbeschrijving als het tapijt;
                                                              3. Bij 2 of meer geleverde bouwstoffen waarbij meerdere arbeidsgangen nodig zijn = meerdere bouwdeelbeschrijvingen = meerdere MAMO regels, tapijtlatten aanbrengen en tapijt leggen en opspannen;
                                                              4. Bij een geleverde bouwstof waarin andere bouwstoffen reeds zijn verwerkt = 1 bouwdeelbeschrijving = 1 MAMO regel, kozijn geleverd met glas;
                                                              5. Combinatie van bovenstaand; (kozijn met glas versus hang- en sluitwerk).


                                                              Daar de modelleur niet alle componenten modelleert (tapijtlijm, spijkerlatten), is het van belang dat deze zaken wel in het ESS wel worden gespecificeerd, waarna ze weer kunnen worden geüpload naar het model.


                                                              Considerans

                                                              Aan belangrijke overeenkomst wordt vaak een considerans toegevoegd als meerwaarde die moet helpen om de bedoelingen van partijen te kunnen duiden of interpreteren. De bepalingen van de considerans zijn echter niet bindend en maken zelfs geen deel uit van de juridisch afdwingbare afspraken. Toch raden juristen aan om in belangrijke overeenkomsten een considerans op te nemen. Een considerans is eenuitleg die aan de overeenkomst wordt gegeven door partijen. Het geeft weer:

                                                              1. Wie zijn partijen?
                                                                1. Introductie;
                                                                2. Kernactiviteit;
                                                                3. Expertise;
                                                                4. Ervaringsgraad;
                                                                5. Adressering risico’s
                                                              2. Waarom wordt deze overeenkomst gesloten?
                                                              3. Wat wil de opdrachtgever bereiken met deze overeenkomst?
                                                              4. Essentiele punten:
                                                                1. Het belang van op tijd opleveren;
                                                                2. Duurzaamheid (label).
                                                              5. Waarom stellen partijen deze overeenkomst op
                                                              6. Hoe de overeenkomst tot stand is gekomen, de precontractuele fase de voorgeschiedenis;
                                                              7. Het omvat het doel en dedoelstellingendie de partijen, met namen de opdrachtgever, vooropstellen;
                                                              8. Hoe zijaangegane samenwerking zien;
                                                              9. Welke afspraken er aan de totstandkoming voorafgingen.


                                                              Het woord “considerans” hoeft daarbij niet voor te komen, het volstaat bijvoorbeeld om de afwegingen vooraf te laten gaan door termen als:

                                                              1. “overwegende dat”;
                                                              2. “wetende dat”;
                                                              3. “in aanmerking nemende dat”.


                                                              Een rechter zal met de considerans rekening houden wanneer hij een bepaald beding moetinterpreteren. De considerans is ook een reddingslijn voor wanneer de bepalingen van de overeenkomst niet overeen zouden stemmen met de veronderstellingen van een partij. In dat geval kan de consideranshelpen om dwaling in te roepen. Dwaling is een wilsgebrek waarbij, indien de partij de overeenkomst afsloot op basis van verkeerde informatie of veronderstellingen, de overeenkomst kan worden vernietigd. Hierdoor moeten de partijen alle prestaties ongedaan maken.


                                                              Een overeenkomst kan volledig vormvrij worden gesloten en een considerans opnemen is dus zeker niet verplicht. Bovendien is het ook op andere manieren mogelijk om de bedoelingen en doelstellingen van de partijen aan te tonen.


                                                              Consortium

                                                              De afkorting PPS staat voor Publiek Private Samenwerking. PPS is een samenwerkingsverband tussen overheid en bedrijfsleven om gezamenlijk een project te realiseren met zowel maatschappelijke als commerciële doelen. Een PPS gebeurt via een bepaalde contractvorm; dat omvat dan meestal ontwerp, bouw, financiering, onderhoud en exploitatie van het te realiseren object (DBMFO). Genoemde componenten zijn de verantwoordelijkheid van de projectbeheerder, die ze weer kan delegeren aan haar subcontracten. Hiermee worden verantwoordelijkheden overgedragen aan marktpartijen met bedoeling dat meerwaarde wordt gerealiseerd. De overheid ziet hierin een manier om projecten van een bepaalde kwaliteit te realiseren tegen een lagere prijs of van betere kwaliteit tegen een gelijke prijs. Bovendien kunnen projecten door deze werkwijze sneller worden opgeleverd. Risico's die samenhangen met overdracht tussen ontwerp, bouw en onderhoud worden volledig bij de marktpartij (consortium) neergelegd en door één aanbesteding voor al deze onderdelen worden ook de transactiekosten lager. Een consortium is een tijdelijk samenwerkingsverband tussen verschillende partijen. Meestal is het een vereniging, maar het kan ook een contractuele samenwerking zijn. Het consortium wordt gevormd om iets te bereiken. Het is een gelegenheidscombinatie.


                                                              Consument (BW)

                                                              Natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

                                                              Consument

                                                              Consumenten worden extra beschermd door de wetgever. Dewetzegt dat iemand die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen, een consument is. Anders gezegd: een consument is iemand die niet handelt in uitoefening van een beroep of bedrijf.

                                                              Onder de definitie van consument dienen natuurlijke personen te vallen die buiten hun handels-, bedrijfs-, am­bachts- of beroepsactiviteit handelen.


                                                              In de Wkb wordt ook het woord “consument” gebruikt. De wet schrijft voor dat aannemers bij oplevering twee dossiers moeten overhandigen:

                                                              1. Het privaatrechtelijke ‘Consumentendossier’. De aannemer toont in dit (digitale), richting de opdrachtgever zowel professioneel als particulier, dossier aan dat hij heeft gerealiseerd wat is overeengekomen. Ook neemt hij de garantiebepalingen en aanwijzingen voor gebruik en onderhoud op in dit dossier.
                                                              2. Het publiekrechtelijke ‘Dossier bevoegd gezag’ gaat over de inhoud van dit dossier als opvolger van het Bouwbesluit. In het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL) worden nadere regels opgenomen.

                                                              De dossiers hebben enige overlap omdat bepaalde gegevens zowel voor de consument als voor het bevoegd gezag van belang zijn.

                                                              Met artikel 7:757a BW introduceert de Wkb het consumentendossier in het BW. Dit is een geheel nieuw artikel, met als uitgangspunt dat de aannemer bij oplevering zoveel mogelijk informatie over het opgeleverde werk aan opdrachtgever, zowel professioneel als particulier, verstrekt. De strekking van de wettekst in aanpaste vorm:


                                                              In geval van aanneming van een bouwwerk legt de aannemer bij de kennisgeving dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, bedoeld in artikel 758, lid 1, een dossier aan de opdrachtgever over met betrekking tot het tot stand gebrachte bouwwerk. Het dossier bevat gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden en bevat in ieder geval van het tot stand gebrachte bouwwerk:

                                                              1. Tekeningen en berekeningen;
                                                              2. Tekening en berekeningen van de bijbehorende installaties;
                                                              3. Een beschrijving van de toegepaste materialen:
                                                                1. Bouwstoffen;
                                                                2. Materialen;
                                                                3. Goederen;
                                                                4. Artikelen.
                                                              4. Een beschrijving van de toegepaste installaties,
                                                              5. De gebruiksfuncties van het bouwwerk:
                                                                1. Woonfunctie;
                                                                  1. Vrijstaande woningen;
                                                                  2. eengezinswoningen;
                                                                  3. Flat- of portiekwoningen;
                                                                  4. Woongedeelte van een bejaardentehuis of een verzorgingstehuis;

                                                                  5. Kamers in een studentenhuis;
                                                                  6. Woonwagens;
                                                                  7. gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten (kan ook onder een gezondheidsfunctie vallen);

                                                                  8. Woon-zorgcomplex (kan ook deels bestaan uit een gezondheidszorgfunctie);

                                                                    Opmerkingen

                                                                    Een ruimte van een woonboot valt niet onder een woonfunctie. Een woonboot is namelijk geen bouwwerk in de zin van de Woningwet.

                                                                2. Bijeenkomstfunctie, een gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport, zoals:
                                                                  1. Congrescentrum;

                                                                  2. Kerk;

                                                                  3. Wijkgebouw;

                                                                  4. Bioscoop;

                                                                  5. Theater;

                                                                  6. Casino;

                                                                  7. Café;

                                                                  8. De eetzalen van een restaurant;

                                                                  9. Kantine;

                                                                  10. Discotheek;

                                                                  11. Schouwburgzaal;

                                                                  12. Cursusruimte;

                                                                  13. Vergaderzaal van een kantoor of restaurant;

                                                                  14. Tentoonstellingsgebouw;

                                                                  15. Museum;

                                                                  16. Kinderdagverblijf;

                                                                  17. Kinderopvangruimte van een crèche;

                                                                  18. Tribune in een sportgebouw;

                                                                  19. Ruimte voor kaart- en bordspelen;

                                                                  20. Bibliotheek (kan ook onder een winkelfunctie vallen);

                                                                  21. Muziekstudio (kan ook onder een industriefunctie vallen);

                                                                  22. Expositieruimte.

                                                                3. Celfunctie, gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen, zoals:
                                                                  1. Gevangenis- of een politiecel;
                                                                  2. Kamer in een tehuis voor dwangmatige verpleging;
                                                                  3. Een cel op een station.
                                                                4. Gezondheidszorgfunctie, gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling, zoals ruimten voor de behandeling of verpleging van patiënten in een:
                                                                  1. Ziekenhuis;
                                                                  2. Verzorgingstehuis;
                                                                  3. Psychiatrische inrichting
                                                                  4. Medisch centrum;
                                                                  5. Polikliniek;
                                                                  6. Praktijkruimte voor een huisarts, fysiotherapeut of tandarts;
                                                                  7. Operatiekamer;
                                                                  8. Praktijkruimte dierenarts / dierenkliniek;
                                                                  9. Gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten (kan ook onder een woonfunctie vallen);
                                                                  10. Woon-zorgcomplex (kan ook deels bestaan uit een woonfunctie).

                                                                    Opmerkingen

                                                                    Een verpleeghuis heeft over het algemeen naast de gezondheidszorgfunctie, tevens een woonfunctie.

                                                                    De regelgeving voor de gezondheidszorgfunctie richt zich op de gezondheidszorg voor mensen. Een dierenkliniek is dus niet per se een gezondheidszorgfunctie.

                                                                5. Industriefunctie, gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden, zoals:
                                                                  1. Werkplaats;
                                                                  2. Magazijn van een fabriek;
                                                                  3. Fabriek;
                                                                  4. Opslagruimte in een pakhuis;
                                                                  5. Stal van een boerderij;
                                                                  6. Varkensstal;
                                                                  7. Stal voor kippen;
                                                                  8. Opslagloods;
                                                                  9. Tuinbouwkas;
                                                                  10. Koel- of vrieshuis;
                                                                  11. Praktijkruimte dierenarts / dierenkliniek (kan ook onder een winkel- of gezondheidszorgfunctie vallen);
                                                                  12. Muziekstudio (kan ook onder een bijeenkomstfunctie vallen);
                                                                  13. Keuken van een restaurant;
                                                                  14. Atelier (wanneer de atelier in belangrijke mate ook als expositieruimte zal worden gebruikt is ‘bijeenkomstfunctie’ te overwegen);

                                                                    Opmerkingen

                                                                    Als sub gebruiksfunctie wordt een lichte industriefunctie genoemd in het Bouwbesluit.

                                                                    Een lichte industriefunctie is een industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. Een lichte industriefunctie heeft geen relatie met de omvang van een bouwwerk.

                                                                6. Kantoorfunctie, gebruiksfunctie voor administratie, zoals een onderdeel van:
                                                                  1. Accountantsbureau:
                                                                  2. Administratiekantoor:
                                                                  3. Advocatenkantoor:
                                                                  4. Bankgebouw:
                                                                  5. Gemeentehuis:
                                                                  6. Kantoortje bij winkel:
                                                                  7. Kantoortje aan een woning (vrij beroep).
                                                                7. Logiesfunctie, gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen, zoals
                                                                  1. Zomerhuisje / vakantiehuisje:
                                                                  2. Trekkershut:
                                                                  3. Stacaravan:
                                                                  4. Hotel:
                                                                  5. Motel:
                                                                  6. Pension:
                                                                  7. Asielcentrum:
                                                                  8. Opvangcentrum voor tijdelijk verblijf van mensen.
                                                                8. Onderwijsfunctie, gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs,zoals:
                                                                  1. Klaslokaal in een schoolgebouw:
                                                                  2. Collegezaal van een universiteit:
                                                                  3. lerarenkamer.

                                                                    Opmerkingen

                                                                    Een tot een school behorend gymnastieklokaal is een sportfunctie

                                                                9. sportfunctie, gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport, zoals
                                                                  1. Zwembad;
                                                                  2. Manege;
                                                                  3. Tennishal;
                                                                  4. Gymnastieklokaal;
                                                                  5. Squashbaan;
                                                                  6. Sporthal;
                                                                  7. Overdekte wielerbaan;
                                                                  8. Fitnesscentrum;
                                                                  9. Bowlingbaan;
                                                                  10. Biljartzaal;
                                                                  11. Schietbaan;
                                                                  12. Overdekt voetbalstadion.

                                                                    Opmerkingen

                                                                    Een ruimte voor toeschouwers valt onder de bijeenkomstfunctie. Kaart- en bordspelen zijn bijeenkomstfuncties. Een enkele biljarttafel in een café is geen sportfunctie maar een bijeenkomstfunctie.

                                                                10. Winkelfunctie, gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten, zoals:
                                                                  1. Winkelcentrum:
                                                                  2. Warenhuis;
                                                                  3. Supermarkt;
                                                                  4. Pedicure;
                                                                  5. Reisbureau;
                                                                  6. Bordeel;
                                                                  7. Kapsalon;
                                                                  8. Apotheek;
                                                                  9. Stationsloket;
                                                                  10. Verkoop bij een tankstation;
                                                                  11. Bibliotheek (kan ook onder een bijeenkomstfunctie vallen);
                                                                  12. Praktijkruimte dierenarts (mag ook onder een industriefunctie of een gezondheidszorgfunctie vallen);
                                                                  13. Showroom.
                                                                11. Overige gebruiksfuncties, niet in de bovenstaande gebruiksfuncties benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt, zoals:
                                                                  1. trafohuisje;
                                                                  2. telefooncel;
                                                                  3. parkeergarage;
                                                                  4. bergruimte of garage bij een woning;
                                                                  5. tuinbouwkas bij een woning (niet beroepsmatig);
                                                                  6. sanitair gebouw op een camping;
                                                                  7. wachtlokaal voor passagiers op een station;
                                                                  8. bushokje;
                                                                  9. Kleed- en doucheruimten bij een sportveld of in een sporthal.
                                                                12. Bouwwerk, geen gebouw zijnde:

                                                                  Onder een bouwwerk wordt verstaan elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.De definitie van een bouwwerk bestaat uit 4 voorwaarden:

                                                                  1. Constructie:

                                                                    Een constructie is een driedimensionaal gebouwd object. Het aanleggen van een weg is bijvoorbeeld geen driedimensionaal object (wordt als tweedimensionaal object aangelegd) en is dus ook geen constructie. Een zandkasteel, berg met aarde, leidingen, mestzakken zijn ook geen constructies.

                                                                  2. Enige omvang:

                                                                    Onder enige omvang moet ongeveer een object worden verstaan van minimaal 2 m2.

                                                                  3. Direct of indirect steun vindt in of op de grond:

                                                                    Een boot die drijft en vaart op water is niet verbonden of verankerd met de grond. Een boot kan in dat geval niet als bouwwerk worden gezien. Is de boot echter verankerd aan een wal (bijvoorbeeld in het geval van woonboten), dan moet de boot wel degelijk als bouwwerk worden beschouwd mits de woonboot ook de functie heeft om ter plaatse te functioneren.

                                                                  4. Om ter plaatse te functioneren:

                                                                    Een verplaatsbaar object zoals een caravan, bloemenkraan, demontabele schuur, keetwagen, frietkraan moet als bouwwerk gezien worden indien het object plaatsgebonden is. Een object is over het algemeen plaatsgebonden indien het object meer dan 31 dagen op dezelfde plaats staat. Maar ook hier is de precieze begrenzing moeilijk vast te stellen. Een tent die bijvoorbeeld ergens 2 maanden staat zal waarschijnlijk niet als bouwen worden aangemerkt.


                                                              Gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.


                                                              Artikel 7:757a BW treedt nog niet op 1 januari 2024 in werking, omdat er nog geen overgangsrecht opgesteld is. Wanneer het artikel wel in werking treedt, is niet bekend.


                                                              Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben belangenvertegenwoordigers uit de bouwwereld en belangenvertegenwoordigers namens de consument samen inhoudelijke richtlijnen benoemd voor deze afspraken tussen aannemer en consument. NEN heeft dit proces begeleid en deze richtlijnen vastgelegd in NPR 8092 ‘Consumentendossier’.


                                                              Configuratiemanagement
                                                              Zorgt dat er continu een actueel en kloppend beeld is van de gemaakte afspraken. Dit door het expliciet maken, vastleggen en bewaken van de geldende stand van zaken en het vastleggen van samen overeengekomen wijzigingen daarin. Daardoor hebben betrokkenen zicht op de actuele scope van het complete systeem.

                                                              Configuratiemanagement is een discipline binnen projectbeheer die zich richt op het systematisch beheren van de wijzigingen aan de configuratie van een object gedurende de levenscyclus ervan. Het omvat het identificeren, controleren, documenteren en beheren van wijzigingen aan de configuratie om ervoor te zorgen dat het voldoet aan de gestelde eisen en specificaties. Enkele belangrijke aspecten van configuratiemanagement zijn:


                                                              1. Configuratie-identificatie: Het proces van het identificeren en vastleggen van de configuratie-items (CI's), oftewel de onderdelen van het product of systeem die moeten worden beheerd, inclusief hun versies en relaties;

                                                              2. Configuratiebeheerplanning: Het ontwikkelen van een plan dat de procedures en richtlijnen bevat voor het uitvoeren van configuratiemanagementactiviteiten gedurende de levenscyclus van het product of systeem;

                                                              3. Configuratiebeheerregistratie: Het bijhouden van een configuratiebeheerdatabase of register waarin alle configuratie-items en hun kenmerken worden gedocumenteerd, inclusief wijzigingsaanvragen en -goedkeuringen;

                                                              4. Wijzigingsbeheer: Het proces van het beoordelen, beheren en implementeren van wijzigingsaanvragen voor de configuratie-items, inclusief het evalueren van de impact van wijzigingen en het vaststellen van wijzigingsbeleid;

                                                              5. Configuratie-audits en -reviews: Het uitvoeren van periodieke controles en evaluaties van de configuratie om ervoor te zorgen dat deze consistent is met de specificaties en vereisten, en om naleving van het configuratiebeheerproces te waarborgen;

                                                              6. Versiebeheer: Het bijhouden van de verschillende versies van configuratie-items en het beheren van wijzigingen tussen deze versies, inclusief het labelen, controleren en archiveren van versies;

                                                              7. Statusrapportage en -beheer: Het verstrekken van regelmatige updates over de status van configuratie-items en wijzigingsaanvragen aan belanghebbenden, en het beheren van de goedkeurings- en implementatiestatus van wijzigingen.


                                                              Een configuratiemanager is verantwoordelijk voor het coördineren en uitvoeren van configuratiemanagement activiteiten binnen een organisatie of project. Deze persoon zorgt ervoor dat het configuratiebeheerproces effectief wordt geïmplementeerd en dat wijzigingen aan de configuratie op een gecontroleerde en geautoriseerde manier worden doorgevoerd.


                                                              Contractuele knip

                                                              Werkzaamheden worden vaak gefaseerd uitgevoerd onder het mom van: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Er kan dan sprake zijn van:

                                                              1. Een harde contractuele knip, bijvoorbeeld de output van de ene partij, wordt door de opdrachtgever als aanbestedingsdocument, in de markt gezet, bijvoorbeeld via een aanbesteding;
                                                              2. Zachte contractuele knip, bijvoorbeeld bij een vervolgopdrach vtan een adviseur van DO naar TO;
                                                              3. Pseudo hard/zachte knip, bijvoorbeeld bij een bouwteamovereenkomst. Als de aannemer fase 1 (ontwerp)goed afrondt krijgt hij automatisch (via een opschorten voorwaarde) de opdracht voor fase 2 (uitvoering).


                                                              Vaak zit bij klassieke overeenkomsten de harde knip, vanuit het verleden ingegeven, tussen het ontwerp en uitvoering.Tussen ontwerpen en uitvoering. Thans zit de harde knip, met name in de GWW -sector Ergens in het onwerp, bijvoorbeeld het SO.


                                                              Contract compliance

                                                              Opdrachtgevers met een maatschappelijke taak, zoals gemeenten en woningcorporaties, kunnen sociale voorwaarden verbinden aan opdrachten, vergunningen en subsidies. Dit wordt aangeduid met termen als ‘contract compliance’, ‘social return’ en ‘sociaal bestek’. Contract compliance was erg populair in de jaren tachtig, maar raakte in onbruik toen de economie aantrok. Toch zijn er nog steeds een aantal opdrachtgevers geïnteresseerd in contract compliance in aannemingsovereenkomsten.

                                                              Juridisch gezien kan het sociale voorwaarden verbinden aan een aannemer middels een bestek door de beugel, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo kan een gemeente, als opdrachtgever, niet als voorwaarde stellen dat werklozen uit de eigen gemeente in dienst worden genomen. Wel mag de voorwaarde worden gesteld dat de deelnemers staan ingeschreven bij het plaatselijke CWI.

                                                              Van aannemers wordt middels de aannemingsovereenkomst verwacht dat ze stageplekken creëren of werklozen aan een baan helpen. Zo hanteert men dikwijls de besteksvoorwaarde dat de aannemer vijf procent van de aannemingssom moet gebruiken om werklozen in dienst te nemen.


                                                              De gemeente Rotterdam werkt sinds 1996 met de 5%-regeling (voluit: 5%-Regeling Additioneel Bestek). Met deze regeling draagt de gemeente bij aan de bevordering van de werkgelegenheid onder langdurig werklozen in de gemeente Rotterdam. Het doel van de regeling is om zoveel mogelijk werklozen door middel van werkervaring, scholing en/of begeleiding een kans te bieden op een structurele plaats op de arbeidsmarkt.

                                                              De 5%-regeling houdt in het kort in dat een opdrachtnemer, die in opdracht van de gemeente Rotterdam investeringsprojecten uitvoert met een aanneemsom boven € 225.000,-, verplicht is 5% van dit bedrag te besteden aan lonen van mensen die langer dan zes maanden als werkloos ingeschreven staan en deze mensen voor minimaal een half jaar in te schakelen.


                                                              In het bestek zou men deze verplichting van de aannemer kunnen opnemen met de volgende aanvullende administratieve bepaling onder bijvoorbeeld 01.02.06 “VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER”:


                                                              “Het voorliggende werk is aangemerkt met het oogmerk werkgelegenheid te creëren voor langdurig werklozen. In dat kader is de aannemer verplicht minimaal 5% van de aanneemsom te verlonen door middel van de inzet van werklozen. Het gaat hierbij om werklozen die langer dan een half jaar werkloos zijn en voor minimaal een half jaar worden ingeschakeld. Indien de aannemer niet voldoet aan deze bepaling zal een bedrag op zijn betaling worden ingehouden ter grootte van het deel van de aanneemsom dat ten onrechte niet is verloond aan werklozen.’’


                                                              Coördinerend constructeur

                                                              De adviseur die in de fase Uitvoering gereed Ontwerp (detail-engineering) de detailuitwerkingen van DEELCONSTRUCTEURS inhoudelijk toetst en de constructieve samenhang bewaakt.


                                                              Coördinerend constructeur (CEW)

                                                              Adviseur die in de fase Uitvoeringsgereed Ontwerp (detailengineering) de detailuitwerkingen van deelconstructeurs inhoudelijk toetst en de constructieve samenhang bewaakt.

                                                               

                                                              Coordinerend en ontwerpend constructeur (RRU)

                                                              Onder coördinerend constructeur wordt, zoals beschreven op het "Kennis portaal Constructieve Veiligheid", verstaan:

                                                              1. De adviseur die in de fase Uitvoeringsgereed Ontwerp (detailengineering) de detail uitwerkingen van deel constructeurs inhoudelijk toetst en de constructieve samenhang bewaakt.

                                                              Onder ontwerpend constructeur wordt, zoals beschreven op het "Kennis portaal Constructieve Veiligheid", verstaan:

                                                              1. De adviseur die het constructief ontwerp maakt, als lid van het ontwerpteam.


                                                              Correctief onderhoud

                                                              Het reactief en herstellend onderhoud aan machines, installaties, gebouwen of systemen, nadat een technisch deskundig persoon of een geautomatiseerd meetsysteem een storing heeft geconstateerd.


                                                              CPO (Model ABK)

                                                              Centrale projectorganisatie, voorheen ook koepelkosten. Dit zijn de kosten die betrekking hebben op de centrale projectorganisatie die nodig zijn om het project centraal aan te sturen, niet zijnde de kosten genoemd in de ABK.


                                                              CPR fundamentele eisen en essentiële kenmerken (functionele- en prestatie eisen)

                                                              CPR staat voor "Construction Products Regulation" (Verordening Bouwproducten) en heeft als doel om de prestaties van bouwproducten te harmoniseren en te verbeteren binnen de Europese Unie (EU). De CPR omvat een reeks fundamentele eisen die bouwproducten moeten naleven om ervoor te zorgen dat ze geschikt zijn voor hun beoogde gebruik en bijdragen aan een veilige en duurzame gebouwde omgeving, zijnde de volgende functionele eisen op productniveau:


                                                              1. Mechanische weerstand en stabiliteit: Bouwproducten moeten voldoende sterkte en stabiliteit bieden om de belastingen waaraan ze tijdens het gebruik kunnen worden blootgesteld, te weerstaan, dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot de structurele integriteit van dragende constructies;

                                                              2. Brandveiligheid: Bouwproducten moeten bijdragen aan de preventie van brand en de verspreiding ervan binnen gebouwen beperken. Dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot brandklassen en brandwerendheid van bouwproducten;

                                                              3. Hygiëne, gezondheid en milieu: Bouwproducten mogen geen schadelijke stoffen uitstoten die de gezondheid van mensen kunnen schaden of het milieu kunnen vervuilen. Dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) en andere schadelijke stoffen;

                                                              4. Veiligheid en toegankelijkheid in gebruik: Bouwproducten moeten veilig zijn voor gebruik en mogen geen onnodig risico vormen voor de gezondheid of veiligheid van mensen die ze gebruiken. Dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot slipweerstand van vloeren en trappen, evenals toegankelijkheid voor mensen met een handicap;

                                                              5. Bescherming tegen geluidshinder: Bouwproducten moeten bijdragen aan het verminderen van geluidshinder binnen gebouwen en het bieden van een comfortabele leef- en werkomgeving, dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot geluidsisolatie tussen ruimtes;

                                                              6. Energie-efficiëntie en warmtebehoud: Bouwproducten moeten bijdragen aan het verminderen van energieverbruik en het verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen, dit omvat bijvoorbeeld eisen met betrekking tot thermische isolatie van gebouwschillen als wand, vloer en dak;

                                                              7. Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen.


                                                              Om aan de hiervoor genoemde fundamentele functionele eisen voor bouwwerken te kunnen voldoen, moeten bouwproducten een zekere prestatie hebben op bepaalde producteigenschappen, de zogenaamde "essentiële kenmerken". Deze essentiële kenmerken worden vastgesteld op basis van de beoogde toepassing en prestaties van het bouwproduct en zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat het product geschikt is voor het beoogde gebruik en voldoet aan de relevante wettelijke vereisten.

                                                              Enkele voorbeelden van essentiële kenmerken kunnen zijn:


                                                              1. Brandwerendheid: Het vermogen van het bouwproduct om de verspreiding van brand te vertragen of te voorkomen, zoals gespecificeerd in de relevante Europese normen voor brandclassificatie;

                                                              2. Mechanische sterkte: De capaciteit van het bouwproduct om de vereiste mechanische belastingen te weerstaan zonder structurele mislukking, zoals bepaald door tests voor mechanische weerstand en stabiliteit;

                                                              3. Thermische isolatie: De mate waarin het bouwproduct warmteoverdracht beperkt, gemeten door thermische geleidbaarheid of isolatiewaarden, om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren;

                                                              4. Waterdichtheid: De weerstand van het bouwproduct tegen binnendringend water, beoordeeld door middel van waterdichtheidstests volgens de relevante normen;

                                                              5. Geluidsisolatie: De mate waarin het bouwproduct geluidsoverdracht tussen ruimtes beperkt, beoordeeld door geluidsisolatietests volgens de relevante normen;

                                                              6. Duurzaamheid: De levensduur van het bouwproduct en het vermogen om te weerstaan aan de invloeden van weersomstandigheden, chemische belasting, veroudering en andere degradatieprocessen;

                                                              7. Milieuprestaties: De impact van het bouwproduct op het milieu gedurende de gehele levenscyclus, inclusief grondstoffen, productie, gebruik en verwijdering, gemeten aan de hand van milieu-impactbeoordelingen.


                                                              Het is belangrijk dat fabrikanten, of zij die de verantwoordelijkheid hiervan overnemen zoals importeurs, van bouwproducten de relevante essentiële kenmerken identificeren en aantonen dat hun bouwproducten aan deze kenmerken voldoen door middel van een prestatieverklaring de zogenaamde Declaration of Performance (DoP). Dit stelt bouwprofessionals in staat om weloverwogen beslissingen te nemen bij het selecteren en gebruiken van Bouwproducten.


                                                              In het ESS kunnen op alle object niveaus, dus niet op productniveau, functionele eisen worden gesteld (FBS) alsmede daaraan gekoppelde prestatie-eisen (RBS).


                                                              Tip. Laat de DOP, de "ingevulde" Annex ZA van een productfamilie terugkomen in een (zelf gemaakte) IFC property-set.


                                                              CPV (aanbestedingswet 2012)

                                                              De gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten, vastgesteld bij verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PbEG 2002, L 340);

                                                               

                                                              CPV code

                                                              De CPV-code staat voor "Common Procurement Vocabulary" en wordt bij inkopen/aanbestedingen binnen de Europese Unie (EU) gebruikt als gestandaardiseerd classificatiesysteem voor de aanduiding van o.a.:

                                                              1. Werken;
                                                              2. Diensten;
                                                              3. Leveringen.


                                                              De code bestaat uit acht cijfers en wordt ingedeeld in:

                                                              1. Afdelingen, aangeduid met de eerste twee cijfers van de code (XX000000-Y),
                                                              2. Groepen, aangeduid met de eerste drie cijfers van de code (XXX00000-Y),
                                                              3. Klassen, aangeduid met de eerste vier cijfers van de code (XXXX0000-Y),
                                                              4. Categorieën, aangeduid met de eerste vijf cijfers van de code (XXXXX000-Y).


                                                              Aan de eerste 2 cijfers van de code kun je zien over welk type hoofdopdracht het gaat:

                                                              1. CPV-codes die beginnen met 45: Werken;
                                                              2. CPV-codes die beginnen met 50 tot en met 98: Diensten;
                                                              3. CPV-codes die beginnen van 0 tot en met 44 of 48 : Leveringen.

                                                              Er bestaan geen codes die beginnen met de cijfers 46, 47 en 49.


                                                              Voorbeeld


                                                              Wat is de code voor het verwijderen van verontreinigde grond, 90522200-4?


                                                              Antwoord


                                                              De afdeling is 90000000 (Diensten inzake afvalwater, afval, reiniging en milieu);

                                                              De groep is 90500000 (Diensten op het gebied van vuilnis en afval);

                                                              De klasse is 90520000 (Diensten op het gebied van radioactief, toxisch, medisch en gevaarlijk afval);

                                                              De categorie is 90522000 (Diensten in verband met vervuilde grond);

                                                              De (eerste en in dit geval enige) precisering is 90522200 (Verwijderen van verontreinigde grond);

                                                              Het controlecijfer is 4. Mochten de twee getallen voor het controlecijfer een ander getal dan 0 zijn, dan kan er

                                                              een tweede en derde precisering volgen.


                                                              Bijvoorbeeld, een CPV-code kan er als volgt uitzien:

                                                              Afdeling: 45000000 - Bouwwerkzaamheden;

                                                              Groep: 45200000 - Compleet of gedeeltelijk bouwen en verbouwen van woningen en gebouwen;

                                                              Klasse: 45210000 - Bouwen van woningen en gebouwen.



                                                              In het ESS juridisch kan de betekenis van de CPV code meegenomen worden in de aanhef van de overeenkomst door de code in deCPV-code zoekmachinete stoppen.


                                                              CPV code

                                                              De CPV-code staat voor "Common Procurement Vocabulary" en wordt bij inkopen/aanbestedingen binnen de Europese Unie (EU) gebruikt als gestandaardiseerd classificatiesysteem voor de aanduiding van o.a.:


                                                              1. Werken;
                                                              2. Diensten;
                                                              3. Leveringen.


                                                              De code bestaat uit acht cijfers en wordt ingedeeld in:


                                                              1. Afdelingen, aangeduid met de eerste twee cijfers van de code (XX000000-Y),
                                                              2. Groepen, aangeduid met de eerste drie cijfers van de code (XXX00000-Y),
                                                              3. Klassen, aangeduid met de eerste vier cijfers van de code (XXXX0000-Y),
                                                              4. Categorieën, aangeduid met de eerste vijf cijfers van de code (XXXXX000-Y).


                                                              Aan de eerste 2 cijfers van de code kun je zien over welk type hoofdopdracht het gaat:

                                                              1. CPV-codes die beginnen met 45: Werken;
                                                              2. CPV-codes die beginnen met 50 tot en met 98: Diensten;
                                                              3. CPV-codes die beginnen van 0 tot en met 44 of 48 : Leveringen.

                                                              Er bestaan geen codes die beginnen met de cijfers 46, 47 en 49.


                                                              Voorbeeld


                                                              Wat is de code voor het verwijderen van verontreinigde grond, 90522200-4?


                                                              Antwoord


                                                              1. De afdeling is 90000000 (Diensten inzake afvalwater, afval, reiniging en milieu);
                                                              2. De groep is 90500000 (Diensten op het gebied van vuilnis en afval);
                                                              3. De klasse is 90520000 (Diensten op het gebied van radioactief, toxisch, medisch en gevaarlijk afval);
                                                              4. De categorie is 90522000 (Diensten in verband met vervuilde grond);
                                                              5. De (eerste en in dit geval enige) precisering is 90522200 (Verwijderen van verontreinigde grond);
                                                              6. Het controlecijfer is 4. Mochten de twee getallen voor het controlecijfer een ander getal dan 0 zijn, dan kan er
                                                                een tweede en derde precisering volgen.


                                                              Bijvoorbeeld, een CPV-code kan er als volgt uitzien:

                                                               

                                                              1. Afdeling: 45000000 - Bouwwerkzaamheden;
                                                              2. Groep: 45200000 - Compleet of gedeeltelijk bouwen en verbouwen van woningen en gebouwen;
                                                              3. Klasse: 45210000 - Bouwen van woningen en gebouwen.


                                                              Zie hier voor de CPV zoekmachine.


                                                              In het ESS kan de CPV code meegenomen worden bij:


                                                              1. De algemene projectinformatie;
                                                              2. Het getoonde dashboard, namelijk afgestemd op:
                                                                1. Werken:
                                                                  1. Nieuwbouw (geen conditiekolommen);
                                                                  2. Bestaande bouw (met conditiekolommen);
                                                                  3. Restauratie en instandhouding (conditiekolommen en restauratieladder).
                                                                2. Diensten;
                                                                3. Leveringen.


                                                              CSV

                                                              Een CSV-bestand (door komma’s gescheiden waarden) is een speciaal bestandstype dat u in Excel kunt maken of bewerken maar ook in Revit. CSV-bestanden slaan informatie niet op in kolommen, maar door deze te scheiden door komma’s. Als tekst en getallen zijn opgeslagen in een CSV-bestand, kunt u deze makkelijk verplaatsen tussen verschillende programma's, zoals KUBUS Spexx.  CSV is naast TXT eenvoudig tekstformaat.

                                                              Vanuit het 3D model kan een bestand worden gegenereerd met daarin de variant element code, XX.XX, van de gemodelleerde objecten. Het bestandsformaat is ASCII ende extensie is *.TXT of *.CSV.


                                                              Cultureel erfgoed (URL 2007)

                                                              Uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden. Cultuurhistorische waarde Waarden die zijn toegekend aan sporen, objecten en structuren die onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling.

                                                               

                                                              Curator curatele bewind

                                                              Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken niet zelf kan regelen. Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. Curatele is bedoeld voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen. Iemand die onder curatele staat is handelingsonbekwaam. De curator is de wettelijk vertegenwoordiger van de betrokkene. Alle ondercuratelestellingen staan in het openbare curatele- en bewind register. Bij curatele regelt een curator alle persoonlijke zaken en geldzaken van iemand die dat zelf niet kan. Alleen een persoon van 18 jaar of ouder kan onder curatele staan. Curatele vraagt u aan bij de rechter. Curator, bewindvoerder en mentor nemen beslissingen voor anderen. De curator neemt beslissingen voor anderen op het financiële en het persoonlijke vlak. De bewindvoerder neemt alleen beslissingen over geld en goederen en de mentor neemt alleen beslissingen op het persoonlijke vlak. Eencuratorheeft onder